Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sint-Paulus, de Antwerpse dominicanenkerk, een openbaring.

De kapel van het Heilig Sacrament
en van de Zoete Naam Jezus

Het Altaar met de
Kerkelijke Samenspraak over het Heilig Sacrament
(P.P. Rubens, ca. 1609)

Ca. 1609 bestellen de dominicanen bij P.P. Rubens dit altaarstuk en de twee predellastukken Mozes en Aäron. Naar aanleiding van het nieuwe koordoksaal met twee zijaltaren wordt in 1654-‘56 het barokke Sacramentsaltaar opgetrokken door Peter I Verbruggen. Uit esthetische (en andere?) motieven is het nieuwe altaar – aldus het contract – opgevat als een pendant van het tegenoverliggende Maria-altaar, dat vier jaar eerder is aangevat. Om netjes in dit portiekaltaar te passen wordt Rubens’ paneel in 1680 vergroot, vooral onder- en bovenaan, maar ook een weinig in de breedte (tot 377 x 246 cm),

Het schilderij wordt in 1616 De realiteit van het Heilig Sacrament genoemd, met andere woorden: De reële tegenwoordigheid van Christus in het Heilig Sacrament. De aan het Italiaans ontleende term ‘dispuut’, waaronder dit schilderij bekend staat, is hier niet zozeer op te vatten als discussie bij een meningsverschil, maar als een samenspraak van gelijkgezinde katholieken die zoeken naar argumenten om dit geloofspunt over de Eucharistie te staven. Dat het evenmin om een vrome aanbidding van het Sacrament gaat, maar om een intellectuele dialoog, eigen aan de scholastieke traditie, wordt duidelijk gemaakt door de gesticulaties van gezaghebbende geleerden en kerkelijke ambtsdragers: “vingers worden opgestoken, wijzen, benadrukken, weerleggen en sommen de argumenten op”. De maniëristische, ietwat uitgelengde figuren zijn typisch voor Rubens’ beginperiode.

God de Vader (), in hemels zachte kleuren van wit, roze en geel, en de zinnebeeldige duif van de Heilige Geest in het bovenste register onderlijnen Jezus’ reële aanwezigheid in de geconsacreerde hostie.

Dartele engeltjes (E) houden de Bijbelboeken open op zinsneden van het Nieuwe Testament die de fundering vormen voor de realiteit van Jezus’ aanwezigheid in de Eucharistie, maar opdat de toeschouwer de tekst vanop grote afstand zou kunnen lezen, is er per regel meestal slechts één lettergreep afgebeeld.

Uiterst links: “Caro mea vere est cibus, et sanguis meus vere [est] pot[us]” (= Joh. 6:56; mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank). Midden links en midden rechts wordt dit vrijwel herhaald: “Hoc est corpus meum, quod pro vobis datur” (Lc. 22:19: Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt). En uiterst rechts: “accipite et comedite: hoc est corpus meum (Mt. 26:26-27: Neemt en eet, dit is Mijn lichaam).

Bovendien zet Rubens dit geloofspunt extra in de verf door de opbouw en de kleuren. De ruitvormige compositie moet een spanningsveld creëren rondom de witte hostie, die gevat in een gotische cilindermonstrans, niet enkel iconografisch in het middelpunt van de belangstelling staat, maar aanvankelijk, vóór de vergroting van het paneel in 1680, ook formeel geheel centraal stond.

De bovennatuurlijke dimensie in het tastbare Heilig Sacrament wordt beklemtoond doordat de witte hostie afsteekt tegen het hemelse, blauwe middenveld.

Dat blauw wordt in de kleurencompositie geflankeerd door de beide figuren op de voorgrond: links in een gouden koormantel, rechts in het kardinaalsrood. Zo wordt de trits van de hoofdkleuren netjes driehoekmatig verdeeld.

Ten tijde van de contrareformatie wil de katholieke Kerk haar visie, ook over de eucharistie, funderen tegenover de protestanten door een beroep te doen op gezagvolle theologen uit de, onverdachte, eerste eeuwen van het christendom. Daarom treden de vier grote westerse kerkvaders op de voorgrond. De twee bisschoppen, met een gouden damasten koormantel, links, zijn Ambrosius (Am), vooraan, als oudste, die het hoofd wendt naar de tweede, zijn leerling Augustinus (Au) achter hem. Als hun volwaardige tegenhanger staan rechts een kardinaal, mogelijk Hiëronymus, in een bedachtzame houding, en een monnik in zwart benedictijnenhabijt, mogelijk paus Gregorius I de Grote (G?), die eerst kloosterstichter en abt was. Maar als er een oude heilige man halfnaakt bij is (H?), dan is het wel Hiëronymus als boeteling in de woestijn, die dan echter wel steevast een kardinaalsrode mantel bij zich heeft. In dat geval zou de kardinaal rechts de geleerde Sint-Bonaventura zijn. Mag de zwartharige man achter Ambrosius worden vereenzelvigd met Johannes de Doper, die in de woestijn helemaal niet bekommerd was om een fijn uiterlijk en Christus aanwees als het “Lam Gods” (de aanspreking bij uitstek van Jezus, als aanwezig in de hostie van de communie)? Achter de halfnaakte man, trekt de man met het langwerpige kale hoofd, bedachtzaam aan zijn baard en neemt notities; hij heeft veel weg van Sint-Paulus (P). In dat geval verwijst zijn schrijfactiviteit naar de oudste uiteenzetting van het Laatste Avondmaal en naar de oudste formulering van de Eucharistie, namelijk in zijn Eerste Brief aan de Korintiërs (11:23-39). De paus, met de gouden tiara, is Urbanus IV (U), die door toedoen van de Luikse begijn, de heilige Juliana van Cornillon (♀), achter hem, in 1264 het feest van het Heilig Sacrament instelt: ‘Corpus Christi’. Hij is in een conversatie gewikkeld met de grote dominicaner theoloog Thomas van Aquino (T), die herkenbaar is aan de gouden kralenkrans ter hoogte van zijn borst. Onder de overige geestelijken in verschillend habijt, is er nog een dominicaan. De baardloze jonge man in toga, gekleed in het rood, is Johannes de Evangelist. Zijn beide buren zijn vermoedelijk ook evangelisten.

In 1794 voeren de Franse Revolutionairen Rubens’ schilderij als oorlogsbuit mee naar Parijs. In 1815 keert het altaarstuk weer naar Antwerpen, in 1816 naar zijn oorspronkelijke plaats.

Dit schilderij kan u via deze link tot in het kleinste detail bestuderen.