Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Op reis in eigen stad

Een BERGWANDELING in Antwerpen

Snijders en Rockoxhuis

Keizerstraat 10-12

Het huis van een geleerd en kunstzinnig echtpaar als burgemeester Nicolaas Rockox en Adriana Perez in de 17de eeuw heeft wel wat aan de wand hangen, o.m. landschappen. Weinig landschappen of er komen bergen bij te pas. Machtige hoogten die tot de verbeelding spreken vind je evengoed in religieuze taferelen, historiestukken, genretaferelen en portretten. Geleidelijk aan hebben de kunstenaars zich bekwaamd om die bergen in al hun grootsheid en in een juist perspectief weer te geven. Soms vormen ze enkel een decor, vaak op de achtergrond; soms geven ze de plaats aan van het verhaal. Som hebben ze ook een diepere verborgen betekenis.

Een selectie:

BERGEN IN RELIGIEUZE TAFERELEN

IN BIJBELSE TAFERELEN

Vermoedelijk is de Momper, nadat hij in Antwerpen in 1581 het vrijmeesterschap verworven had, naar Italië getrokken. Hij moet ten laatste in 1590 terug geweest zijn. Zijn tocht over de Alpen heeft hem geïnspireerd en na 1600 zien we in de landschappen van de Momper vaak rotsformaties, grotten en bergen opduiken. Die periode is de productiefste, maar brengt nog weinig vernieuwing. Hoewel de landschappen van na 1600 de toeschouwer blijven bekoren, zijn het telkens variaties op hetzelfde thema. De Momper signeerde of dateerde zijn werken zelden. De studie van zijn kunst is dus gebaseerd op stijlvergelijking en kennerschap. Het landschap dient hier als decor voor de Bijbelse reis van Tobias.

Met dit berglandschap zit de kunstenaar volledig in de lijn van de landschappen van Joos de Momper II. ‘Het is niet wat het lijkt’ is ook hier van toepassing. Kleurenperspectief zorgt voor een andere kleurwaarneming in de verte dan van dichtbij en dat toonde de Momper bij voorkeur in zijn berglandschappen. Het blauw van de lucht ‘kleurt’ volledig het ganse natuurlijke kleurenpalet van het bergmassief.
Het verhaal van David en Abigaïl is gebaseerd op het Boek Samuel (Sam. 25:1–15). Na de dood van Samuel trok David naar de woestijn Maon waar de erg rijke Nabal leefde met zijn vrouw Abigaïl. Maar Nabal was nors en kwaadaardig. David zond tien jonge mannen naar hem om hem te groeten, vrede te wensen en een goed onthaal te vragen. Nabal wees hen brutaal af, waarop David geërgerd met ongeveer 400 soldaten tegen Nabal op strafexpeditie trok. Toen Abigaïl dat vernam, trok ze, zonder dat haar man Nabal het wist, met haar dienaren beladen met broden, vlees en vijgen David tegemoet. Ze boog zich voor David neer, bood hem haar geschenken aan en wist met grote welsprekendheid David ertoe te bewegen af te zien van zijn wraakneming. Nabal was intussen aan het feesten en stomdronken. Toen hij nuchter werd, vertelde Abigaïl haar man wat ze gedaan had. Van ontzetting bezweek Nabal aan een hartaanval. David nam toen Abigaïl tot vrouw, die er graag mee instemde.

Marktverkopers komen beladen met goederen afgezakt naar de oever van een rivier om zich met de veerboot te laten overzetten. Onder de aanwezigen herkennen we Jozef die een ezel voorttrekt waarop Maria met het Jezuskind is gezeten. Het tafereel geeft het apocriefe moment van de inscheping weer. Het Bijbelse tafereel is onopvallend opgenomen in de drukke van de oversteekplaats maar evengoed in het decor van het landschap . Theologisch betekent dit dat de heilsgeschiedenis geen apart verhaal vormt. Er zijn geen twee werelden; een profane en een religieuze. De redding van God voltrekt zich binnen de algehele wereldgeschiedenis.

Op de voorgrond links: de Heilige Familie die op de vlucht is geslagen voor de wrede Joodse koning Herodes. Uit angst om later door die ‘nieuwe Koning’ van de troon te worden gestoten, had hij het bevel gegeven om alle jonge jongetjes te vermoorden (de Kindermoord van Bethlehem). Volgens de schrijfrichting lezen we dit tafereel van links naar rechts. De reizigers komen oog in oog te staan met een prachtig vergezicht dat te kennen geeft dat ze nog een verre reis voor de boeg hebben. Twee indrukwekkende bergen sluiten de horizon af, maar suggereren tegelijkertijd daarachter een nieuwe verre horizon.

Lambert Lombard heeft gedurende de eerst helft van de zestiende eeuw veel invloed uitgeoefend op de Antwerpse schilderschool. Zijn fascinatie voor de antieke cultuur – hij verbleef twee jaar in Rome – heeft Frans Floris I en Willem Key aangezet bij hem in de leer te gaan. Vooral Frans Floris I zal het boegbeeld worden van de renaissanceschilderkunst in Antwerpen.
De hoofdpersonages van dit Bijbelse verhaal bevinden zich centraal in het beeldvlak: Christus zegent de broden en de vissen met aan zijn rechterkant zijn leerlingen Petrus en Andreas. Deze compositie met heel veel personages is overzichtelijk opgebouwd, in een hoog oplopend voorplan met een te hoge horizonlijn, wat erop wijst dat Lombard de regels van het perspectief niet onder de knie had.
Ook hier, lang voor de Momper er een persoonlijk kenmerk van maakte, vertoont het woeste bergketen aan de overkant van het meer het kleurenperspectief, waarbij het blauw van de lucht alle natuurlijke kleuren van de bergen domineert.

Cornelis was de jongste zoon van Quinten Metsys en de opvolger van Joachim Patinir.
Calvarie (‘Schedelplaats’, in het Hebreeuws Golgotha) was een ‘berg’ (lees: heuvel) buiten Jeruzalem. Compositorisch gezien dient die heuvel dan ook als een driehoekig voetstuk voor het kruis met Jezus. De talloze kruisbeelden in de gebedshuizen en in de huiskamers, hebben een soortgelijk voetstuk of een dat op die vorm teruggaat.
Het dramatische van de Calvarie wordt versterkt door een dreigende hemel. Links in de verte herkennen we Jeruzalem, het symbool voor de geestelijke macht. Zij hebben Jezus overgeleverd aan de wereldlijke macht, die verbeeld wordt door de burcht, rechts. De soldaten die het bevel van de wereldlijke macht netjes uitvoeren, hebben, eens de klus geklaard en Jezus gekruisigd, nu de tijd om rustig te zitten dobbelen om de lijfrok van Christus.

IN HET LEVEN VAN DE APOSTELEN EN HEILIGEN

De Hondecoeter was een leerling van Gillis van Coninxloo II (Antwerpen 1544 – Amsterdam 1607). Het tafereel speelt zich af in een boslandschap in de traditie van Gillis van Coninxloo. In het midden van de 16de eeuw ontwikkelde het landschap zich tot een zelfstandig genre. Dit schilderij is daar een mooi voorbeeld van. Het landschap is als achtergrond gebruikt, waarbij de bomen dienst doen als coulissen.
Verder is het boslandschap gestoffeerd met het verhaal van De doop van de Moorse kamerling. Het onderwerp is ontleend aan de Handelingen der Apostelen (8:26-40). Op bevel van een engel begaf de diaken Philippus zich op weg van Jeruzalem naar Gaza. Hij ontmoette daar de Moorse kamerling die op terugweg was van een pelgrimstocht naar Jeruzalem. In zijn reiswagen las hij het boek Jesaja, maar begreep er de inhoud niet van. Philippus bood hem aan de tekst te verklaren. Aan de hand van het Oude Testament verkondigde hij de leer van Christus. Bij een water gekomen vroeg de kamerling te worden gedoopt.

Joachim Patinir was afkomstig uit de streek van Dinant. En als er in ons land één stadje is aan de voet van een bergrots … Na zijn opleiding, vermoedelijk in Brugge in het atelier van Gerard David, vestigt hij zich in de Antwerpse metropool waar hij lid wordt van het Sint-Lucasgilde. Door toedoen van Quinten Matsys neemt de schilderkunst er bij de intrede van de renaissance nieuwe wendingen. Patinir geldt als de eerste echte landschapschilder in de Nederlanden, wat wordt bevestigd door Albrecht Dürer die hem “der gut landschaft maler” noemt; overigens de eerste vermelding van het woord ‘landschap’ in de Duitse taal.

Een van de legenden die in de middeleeuwen het meest tot de verbeelding sprak was die van Christoffel die het Christuskind over een rivier helpt. Daarom werd de reus Christoffel de patroonheilige voor reizigers en hun vervoerders op het water: veermannen, schippers en zeelieden. In overdrachtelijke zin werd hij ook een beschermheilige voor de laatste reis naar ‘de overkant’: het hiernamaals. Christoffel werd dan ook een van de 14 noodheiligen uit de middeleeuwen. Tot aan de opkomst van de Reformatie leefde het volksgeloof sterk dat men het kwade kon weren of niet kon sterven door die dag zijn afbeelding te aanschouwen. Talloze schilders hebben dan ook deze mythische beschermheilige – vaak levensgroot – in beeld gebracht bij voorkeur aan de uitgang afgebeeld, zowel naast kerkdeuren als aan stadspoorten. In de late middeleeuwen en de vroege renaissance kon je dan ook niet naast hem kijken: De reus met het Jezuskind op zijn stoere schouders was ook een van de meest populaire figuren in de processies of later in de ommegangen die aan de processies voorafgingen.
En net zoals Massijs heeft Patinir deze heilige in een schitterend landschap geplaatst. Patinir schilderde vaak in vogelperspectief. Dat gaf hem de gelegenheid om het landschap in al zijn aspecten tot aan de horizon te ontvouwen, waardoor het landschap overheerst op het religieuze tafereel. Christoffel is in Patinirs werk dan ook niet meer dominant, zoals voorheen.
Het ruwe berglandschap moet hier des te meer de gevaren bij het reizen oproepen om des te meer bij de reizigers het vertrouwen in hun beschermheilige te stimuleren. En vermits de reis naar de overzijde van de rivier symbool staat voor de overtocht naar het hiernamaals, mogen de grillige rotsmassa’s evenzeer het moeilijk begaanbare parcours van menige levensreis in de verf zetten.

BERGEN IN BURGERLIJKE TAFERELEN

Dit schilderij getuigt van het technische schilderstalent dat Jan Brueghel I bezat. Hij is een belangrijke schakel in de geschiedenis van de landschapsschilderkunst. Dit werkje moet rond 1610 geschilderd zijn en toont ons een erg verfijnde manier om het perspectivische vergezicht ten top te drijven. Hij gebruikt daarvoor twee kleurzones, een bruine gevolgd door een blauwe. Hij beeldt een aantal van zijn figuren met de rug naar de toeschouwer af en laat hen stappen in de richting van een dorp in de verte. Dat versterkt de indruk van diepte nog.