Op reis in eigen stad
Een dagje FRANCE in Antwerpen
Sint-Pauluskerk
Veemarkt 14
Onze buren zijn onze beste vrienden, maar soms ook onze ergste vijanden. Dat geldt zeker voor ‘la douce France’, dat zich niet altijd zo ‘douce’ getoond heeft. Zo roofden haar troepen in 1794 onze kerken leeg. Op die manier ‘betaalden’ wij de ons opgelegde oorlogsschatting. Tientallen Rubensen en andere voorname schilderijen werden met karrevrachten, ja heelder scheepsladingen naar het Louvre in Parijs overgebracht. Het waren er zoveel, dat er een aantal werden doorgespeeld naar Toulouse, Bordeaux, Grenoble, Lyon… Zo kregen regionale musea werken die de status van hun collecties toch wel overstegen. Na de nederlaag van Napoleon in Waterloo was het de bedoeling dat alle schilderijen terugkeerden, ook die uit de departementale cultuurhuizen. Administratief bleek dit te moeilijk, zodat een aantal werken, letterlijk, zijn blijven hangen. Enkel op vakantie in Frankrijk kunnen wij ze nog bewonderen.
Maar in feite hadden de Fransen voor die schoonheid naar hier op bezoek moeten komen.
Boven het hoofdaltaar van de Sint-Pauluskerk zien we nu in plaats van een bezielde ‘Rubens’ enkel een wat droge ‘Cels’ … (1807).
In 1815 keren de geroofde schilderijen terug, dankzij de Antwerpse kunstschilders en academie-directeurs Van Bree en Herreyns. Diverse Rubensen zijn dus achtergebleven in Franse musea.
‘Christus tussen de twee moordenaars’ uit de Sint-Antoniuskerk van de kapucijnen kwam terecht in het Musée des Augustins in Toulouse. Het Musée des Beaux-Arts van Bordeaux mocht ‘De marteling van het kind Justus’ uit de kerk van de annonciaden behouden.
‘Het visioen van Sint-Dominicus’ uit deze Sint-Pauluskerk ging deel uitmaken van de collectie van het Musée des Beaux-Arts van Lyon (foto 1). Een ander belangrijk kunstwerk dat op het hoofdaltaar van deze kerk thuishoort, is ‘De marteldood van Sint-Paulus’ (Theodoor Boeyermans, ca. 1670). Het siert nu de Sainte-Madeleine kerk te Aix-en-Provence (foto 2).
In 1796 wordt ook het Sint-Paulusklooster door de Franse bewindvoerders afgeschaft. De nog overgebleven kloosterlingen worden uitgezet maar als ze de eed van trouw aan de republiek zweren, krijgen ze waardebons aangeboden ter compensatie. Tegen het bisschoppelijk verbod in, aanvaardt Prior Cornelis Peltiers de bons. Hiermee kan hij in 1797 zijn kloosterGebouwencomplex waarin leden van een religieuze orde samenleven. Zij volgen daarbij de regel van hun stichter. De oudste kloosterordes zijn de kartuizers, dominicanen, franciscanen, augustijnen en hun vrouwelijke tegenhanger. Let wel: benedictijnen, norbertijnen, cisterciënzers, trappisten en hun vrouwelijke tegenhangers wonen in een abdij; jezuïeten in een huis. en kerk aankopen en dus redden.
Boven het gestoelte in de noordbeuk zien we vijf gesneden paneeltjes met een voorstelling van een rozenkranswonder; twee ervan met een stuk historisch verhaal dat Frankrijk aanbelangt.
Het eerste: dankzij het rozenkransgebed blijft de Franse koningin Blanca van Castilië niet langer kinderloos; ze wordt moeder van de latere Louis IX, de heiligeDit is een titel die de Kerk aan een overledene toekent die bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. In de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe Kerk mogen heiligen worden vereerd (niet aanbeden). Een aantal heiligen zijn ook martelaren..
Het tweede: te Limoges wordt de pest geweerd door het bidden van de rozenkrans.
Voor velen een ontdekking is de Calvarietuin, naast de kerk. In de rotspartij achterin merken we op de eerste verdieping een holte met daarin Maria-Magdalena als boetvaardige zondares. Dit tafereel moet de grot van het dorpje La Sainte-Baume in de Provence voorstellen, waar zij gewoond zou hebben. Naast haar staat haar vermeende broer Lazarus afgebeeld; hij was bisschopPriester die de leiding heeft van een bisdom. Zie ook aartsbisschop. van Marseille.
De kerkschat bezit een zilveren renaissance-reliekhouder van de Heilige Doorn (1650). De eigenlijke reliekEen overblijfsel van het lichaam van een heilige of een (deel van) een voorwerp dat met een heilige, Jezus of Maria in contact is geweest. De allereerste heiligdommen werden gebouwd op graven van heiligen. Om deze heilige aanwezig te brengen in andere kerken en kapellen werden overblijfselen van deze heiligen verspreid. De eerste altaren waren meestal de sarcofagen van de heiligen. Vandaar ook het gebruik om relieken onder de altaarsteen te plaatsen. Relieken worden ook bewaard in reliekschrijnen en eventueel tentoongesteld in reliekhouders. uit de doornenkroon was in 1548 door koning Henri II van Valois ten geschenke gegeven aan magister Cornelius van Ertborne, dominicaan in dit klooster.