Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Op reis in eigen stad

Een dagje FRANCE in Antwerpen

Bourlaschouwburg
le ‘Théâtre Royal Français’

Komedieplaats

gebouwd door een Franse architect

Op de plaats van de Bourlaschouwburg stond oorspronkelijk het ruime Tapissierspand (1553), bestemd voor de tapijthandel. Vanaf 1709 richten de stadsaalmoezeniers het pand in als publiek theater. Met de inkomsten hopen ze de armenzorg nog meer te financieren. Weldra worden er echte opera’s opgevoerd, maar dan enkel in de Franse en de Italiaanse cultuurtaal. Voor de opvoeringen in het modieuze Frans staat een vaste groep in; voor de taal van Dante doet men een beroep op een reizend Italiaans gezelschap. Na een fatale brand wordt de zaal in 1750-1753 heropgebouwd, naar ontwerp van Engelbert Baets. Het al erg succesrijke Franse toneel krijgt in Antwerpen nog meer voet aan wal wanneer reizende groepen toneelspelers de Franse legertroepen vergezellen. De titel “Théâtre Royal”, verleend in 1816, dankt de schouwburg nochtans aan de ‘Hollandse’ Koning Willem I.

Ontwerptekening van Bourla
Het tapissierspand in de 17e eeuw

Deze schouwburg, aangevat in 1827 en voltooid in 1834, wordt beschouwd als het meesterwerk van architect Pierre Bruno Bourla. Aan de zuidwand (Orgelstraat) hangt zijn gedenkplaat. Hij is als inwijkeling uit Parijs (° 1783) de Franse invasielegers gevolgd en na het einde van het Frans Bewind in onze gewesten gebleven. Bourla, leerling van de Franse empire-architect Charles Percier, wordt hier in 1819 professor aan de Academie en brengt het vervolgens tot stadsbouwmeester. Hij realiseert heel wat opdrachten, doorgaans in neoclassicistische stijl, zoals de vroegere Sint-Laurentiuskerk aan de Markgravelei (1825) en het poortgebouw van het toenmalige Museum (nadien Academie) (1839-1843). Ook in de haven voert hij werken uit zoals nieuwe havenkaden en het Kattendijkdok. Amper drie jaar na zijn overlijden te Antwerpen in 1866 wordt hem reeds de eer van een eigen straatnaam verleend (tussen Frankrijklei en Leopoldplaats).

Het gebouw doet meer dan een eeuw lang dienst als ‘Théâtre Royal Français’. Artiesten uit Parijs voeren er onder meer vaudevilles op.

Het Vlaamse cultuurleven moet heel lang opboksen tegen het Franstalige dat beschikt over een rijker gevarieerd repertoire. Pas in 1893 wordt de Vlaamse Opera gesticht onder de naam ‘Nederlands Lyrisch Tooneel’. In het kader van de gestage vervlaamsing van de cultuur wordt het Théâtre Royal Français’ in 1933 de ‘Koninklijke Nederlandse Schouwburg’. Als in 1980 de nieuwe Stadsschouwburg in gebruik genomen wordt, sluit de KNS zijn deuren. Eerst dreigt het gebouw onder de slopershamer te verdwijnen, maar gelukkig wordt het volledig gerestaureerd met behoud van de oude theatermachinerie. De inhuldiging, volgt in 1993, als een van de hoogtepunten van ‘Antwerpen Culturele Hoofdstad van Europa’. Sindsdien draagt de schouwburg officieel de naam van zijn architect: de Bourla.

Bovenaan de gevel prijken de borstbeelden van bekende toneelauteurs en theatercomponisten, waaronder –begrijpelijkerwijze – de Franse de meerderheid vormen, waarbij inbegrepen wie voornamelijk in Frankrijk actief is. (van links naar rechts)

De derde is Jean Racine (1639-1699).

De vijfde is Molière, geboren als Jean-Baptiste Poquelin (Parijs, 1622-1673).

De zevende is Pierre Corneille (Rouen, 1606 – Parijs, 1684).

Verder is er ook, als zesde in de rij, André Grétry (Luik, 1741 – Montmorency, 1813). Zijn doorbraak speelt zich in Parijs af waar hij erg populair werd door zijn tientallen opéras comiques. Ondanks zijn niet-Franse afkomst speelt zijn doorbraak zich af in Parijs, waar zijn tientallen opéras comiques heel populair zijn. Koningin Marie-Antoinette werd zelfs doopmeter van een van zijn dochters. Nadien wordt hij een gunsteling van Napoleon. Hij is nauw betrokken bij de oprichting van het vermaarde Conservatoire National Supérieur de Musique in 1795 en wordt er een van de vijf onderwijsinspecteurs. Hij wordt begraven op het Parijse kerkhof Père-Lachaise.

De laatste Fransman in dit rijtje is op de negende plaats, de componist van meer dan veertig opera’s, muziekpedagoog en organist Étienne Nicolas Méhul (1763 – Parijs 1817). Hij wordt ook als een componist van de Franse Revolutie beschouwd. Zijn compositie Chant du Départ kreeg bijna de status van het Franse volkslied.

Het oorspronkelijke interieur van de Bourla, uitgevoerd door Parijse decorateurs, is verdwenen. Stadsarchitect Pieter Dens richtte in 1865 de schouwburg opnieuw in second-empirestijl in naar het voorbeeld van de ‘nieuwe’ Grand Opéra van Parijs (1829-’34). Zo kon de capaciteit van 1300 worden opgetrokken tot 2000 zitplaatsen. Voor het nieuwe decor tekende het atelier van Auguste Rubé en Philippe Chaperon, eveneens gevestigd in Parijs.

De buurt hier heet ‘Le Quartier Latin’. Het waarom hiervan blijft echter een vraag, want met een middeleeuwse universiteit zoals in Parijs heeft het zeker geen uitstaan. Waarschijnlijk omwille van de combinatie theaters, bijbehorende cafés en restaurants en de uitgaansbuurt. Maar studenten zie je hier nauwelijks.