Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Op reis in eigen stad

Een dagje FRANCE in Antwerpen

Sint-Elisabethgasthuis
en “den Botaniquen Hof”

Leopoldstraat

Geen ‘Franse tuin’, wél Frans kruid

Eeuwenlang hebben de gasthuiszusters in hun Sint-Elisabethgasthuis ziekenverpleging verricht. Dat belet het Frans Revolutionair Bewind niet, hen in 1798 het bestuur van het ziekenhuis uit handen te nemen. In 1803 worden ze bovendien ‘wegens ongehoorzaamheid’ buitengezet uit hun gebouwen. Hun kledij en huisraad worden aangeslagen en op de Vrijdagmarkt openbaar verkocht. Vrijheid van godsdienstsbeoefening gold onder de vlag van de Verlichting en de Revolutie voor hen niet langer als een burgerrecht. Vele andere kloostergemeenschappen deelden dit lot. De ziekenverpleging blijft wel gegarandeerd, door vrouwen in loondienst.

Tijdens het Nederlands Bewind wordt in 1824 aan de gasthuiszusters gevraagd de leiding van het openbaar ziekenhuis terug mee op zich te nemen.

Vanaf 1804 start de ‘École Primaire de Médecine de l’Hôpital Sainte-Élisabeth’ met leergangen chirurgie, scheikunde en plantkunde. Het onderwijs voor artsen en natuurlijk ook legerartsen in spe is kosteloos maar de voertaal is Frans. Claude-Louis Sommé (Parijs, 1772-Antwerpen, 1853) die in 1804 als heelmeester met het Franse leger naar Antwerpen is gekomen, is bij de oprichting van de school betrokken. Iets later wordt hij hoofdchirurg van het ziekenhuis en professor voor de vakken toegepaste heelkunde en uitwendige pathologie; reden waarom hij bij het einde van het Frans Bewind in 1814 beslist om in Antwerpen te blijven. Door onderwijshervormingen verliest de school vanaf 1835 haar reden van bestaan maar sluit pas definitief in 1850.

Datzelfde Frans Revolutionair Bewind nam het meer lovenswaardig didactisch initiatief om een plantenverzameling aan te leggen. ‘Citoyen-Apothicaire’ Jan van den Berghe, kreeg als opdracht allereerst de kostbare planten te redden in de onbeheerde domeinen van émigrés ofte families die gevlucht waren voor de Franse Revolutionairen.

Voor deze verzameling wordt in de fruit- en moestuin van het ziekenhuis een plantentuintje aangelegd. Ofschoon bedoeld als studiemateriaal voor de Medische School, geniet het niet echt de aandacht van de professor plantkunde. Dokter Sommé zou er zich een halve eeuw lang over ontfermen, eerst als geestdriftig liefhebber en vanaf 1825 als eerste directeur ervan. Hij breidt de tuin uit over de ganse fruit- en moestuin, maar zowel voor de uitbreiding van het ziekenhuis door Pierre Bruno Bourla als voor de aanleg van de huidige Leopoldstraat, moet een groot deel van het groen in 1825 worden opgeofferd. Sommé geeft de (Franse) stadsbouwmeester eveneens de opdracht voor de bouw van serres en de (eerste) oranjerie, evenals voor een aparte ingangspoort (het enige bouwsel van deze Franse architect dat op dit terrein nog behouden is).

Vanuit haar Franse ontstaansgeschiedenis als ‘Jardin botanique’ groeide de Kruidtuin uit tot een begrip in Antwerpen, door de oudere generaties overigens doorgaans nog kortweg ‘den Botanique’ genoemd. De Franse cultuur bleef immers ook qua taalgebruik tot diep in de eerste helft van de 20ste eeuw dominant in het Vlaamse landsgedeelte van België.

In het Sint-Elisabethgasthuis werd een 19de-eeuwse ziekenzaal omgevormd tot museale ruimte. Terecht werd ze genoemd naar de verdienstelijke Franse arts. Men krijgt er een brok geschiedenis van de geneeskunde te zien, maar het portret ‘Dokter Sommé’ is er prominent aanwezig. Als bijzonder teken van erkentelijkheid wordt deze medicus, die ook nog medewerker was in het kindergasthuis van Constance Teichmann, in 1885 ook een straatnaam gegund: de Somméstraat, die uitgeeft op de Pothoekstraat.
Lantaarn aan de plantentuin van Antwerpen
Paris ‘Ville lumière’

In het kader van de verfraaiingswerken voor het Rubensjaar 1877 krijgt de ganse tuin aan de straatzijde een sierlijke hardstenen balustrade. Daarop staan de oudste en mooiste straatlantaarns van heel de stad. De tweearmige koperen lantaarns dateren dus nog uit de eeuw waarin de stadsverlichting op gas werd ingevoerd. Het ‘lichtend voorbeeld’ hierbij is de illustere ‘Lichtstad’ Parijs oftewel ‘La Ville Lumière’, waar men al vanaf 1820 met de openbare gasverlichting een aanvang had gemaakt.

Een andere openbare dienst die we aan Parijs te danken hebben is de vuil(nis)bak oftewel – in de administratieve taal van die tijd – ‘la poubelle’. In 1883 voerde Eugène Poubelle, toen prefect van de Seine, dit nuttige instrument in. Zijn naam wordt daarmee ‘eervol’ vereeuwigd, althans in het Frans.