Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.

De patroonheilige: Jacobus de Meerdere

Geborenals jood; plaats en datum onbekend.
OudersZebedeüs (Mt. 4:21; Mc. 3:17; Lc. 5:10) en Salóme, die later naar analogie met de andere Maria’s uit het evangelie Maria Salóme wordt genoemd (Mt. 27:56, Joh. 19:25, Mc.15:40; 16:1).
BroerJohannes de Evangelist (Mt. 4:21; Mc. 3:17; Lc. 5:10)
Familie(volgens een apocriefe, maar populaire traditie) langs moeders kant neef van Jezus
VoornaamJacob: genoemd naar de aarts­vader, wiens naam betekent: ‘God beschermt’.
Naamtoevoegsel‘de Meerdere’, ter onderscheiding van zijn gelijknamige collega-apostel, de zoon van Alfeüs (Mc. 3:18), die dan ‘de Mindere’ wordt genoemd. De ‘Meerdere’ slaat op de bevoorrechte positie die hij – samen met Petrus en zijn broer Johannes – onder de apostelen inneemt.
BijnaamJezus noemt hem samen met zijn broer ‘Boanerges’: ‘zonen van de donder’ (Mc. 3:17) omwille van hun onstuimig karakter zoals dat naar voren komt in hun agressieve reactie op de ongastvrijheid van de Samaritanen over wie ze ‘het vuur van de hemel willen afroepen om hen te verdelgen’ (Lc. 9:51-56).
Levensstaat?
Beroepaanvankelijk visser, samen met zijn vader en zijn broer (Mt. 4:21), werkte ook samen met Petrus (Lc. 5:10). Na Jezus’ hemelvaart verkondigt hij het evangelie in Judea en Samaria.
Doodsterft de marteldood door onthoofding in opdracht van Herodes Agrippa I in 43 of 44 na Chr. in Palestina (Hand. 12:1-2)
Feestdag25 juli
Geschriftengeen, de Brief van Jacobus staat immers op naam van Jacobus de Mindere.
Theologische bijdrageElke apostel zou op het zgn. apostelen­concilie te Jeruzalem in 44 één van de 12 artikelen van de geloofs­belijdenis hebben geformu­leerd; Jacobus het 3de: “(Jezus) die ontvangen is van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd Maria”.
Sint-Jacobskerk, Antwerpen: Sint-Jacobus de Meerdere
ALSAAN
heiligeaureool: een heilige in wie men het heil van God meer kan ervaren, straalt m.a.w. Gods licht van liefde en wijsheid uit.
apostelevangelieboek, open of gesloten: Christus, ‘het Woord van God’, is zijn leiddraad en wordt door hem verder verkondigd.
banderol met opschrift: zijn artikel van de geloofs­belijdenis: “(Jezus) die ontvangen is van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd Maria”
blootsvoets: “Draagt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoenen” (Lc. 10:4); “Hoe schoon zijn de voeten van hen, die de blijde boodschap van vrede, de blijde boodschap van het goede brengen” (Rom. 10:15).
uitverkoren apostelin taferelen van Jezus’ leven: als 3de in rang na de beide andere uitverkoren apostelen: Petrus en Jacobus’ broer Johannes ‘de door Jezus beminde’.
In een apostelenreeks, waarin Paulus als dé nr. 2 werd opgenomen, op de hiërarchische 4de ereplaats, zoals in de Romeinse canon van de Mis
1ste bisschop van Spanjemijter, kromstaf, (primatiaal) borstkruis (met dubbele dwarsbalk) en koormantel; zeer geliefd in de barok.
martelaarzwaard: het instrument van zijn onthoofding.
palmtak: Een blijde intrede ging gepaard met een begroeting met wuivende palmtakken, zoals Jezus eens in Jeruzalem. Al verliest de martelaar op aarde zijn leven om­wille van zijn geloof, bij God behaalt hij de hemelse overwinning. Bij de ‘blijde intrede’ van de martelaar in het hemels Jeruzalem’ past dan ook de palmtak.
strijder tegen de Morenzwaard in de opgeheven hand en gezeten op een (steigerend) paard: zo zou hij verschenen zijn aan de Spanjaarden in de slag van Clavijo (844) en hen de overwinning hebben bezorgd.
patroon van de pelgrimsalgemene pelgrimsattributen zoals een schoudermantel (tegen regen en wind), een hoed (tegen de zon) en een reisstaf, al dan niet met kalebas. Legende dat hij de pelgrims­staf ontving uit de handen van Christus zelf. Soms ook reistas, aan een riem.
de sint-jacobsschelp, het specifieke Compostellainsigne: één of meer sieren zijn schoudermantel en hoed.
Kleine miniatuurpelgrimsstaven (bourdonnets), paars­gewijs in de vorm van een X-kruis, steken achter een sint-jacobs­schelp uit.
Vaak stappend, soms vermoeid van de reis.
fysionomiemooi gelaat, golvende haarbos, meestal korte ringbaard.
kleuren van kledijalleszins onderscheiden van de 2 apostelen met een vast­gelegd kleuren­palet: Petrus in blauwgeel en Johannes in het rood. (bij Marten de Vos in grijsgroen).
Sint-Jacobskerk, Antwerpen: penant hoofdportaal
Sint-Jacobskerk, Antwerpen: makelaar zuidportaal

Als individu

Het ligt voor de hand dat Jacobus in een kerk die hem als patroonheilige heeft extra aandacht krijgt.

Ter verwelkoming van de pelgrims en de parochianen onder zijn hoede staat de patroonheilige van de kerk hen als pelgrim aan de poorten op te wachten.

  • Levensgroot, in steen, op het penant van het hoofdportaal, gebeeldhouwd door J.L. Jacobin (1921). Een grote sint-jacobs­schelp fungeert als baldakijnaureool.
  • Een bijzonder pittoresk, klein houten beeldje op de maniëris­tische deur­makelaar van het zuidportaal (einde 16de eeuw) toont hem als pelgrim kordaat op stap.

De ereplaats krijgt hij in de hem toegewijde kerk allereerst op het hoofdaltaar: zowel op de oudere maniëristische, geschilderde triptiek, als later op het hoogbarokke somptueuze gebeeld­houwde altaar.

In een apostelenreeks

Verder heeft hij zijn plaats in elke apostelengroep, staande of zittend, zoals in het apostel­college bij het Laatste Oordeel.

Als ‘een in een dozijn’ herken je hem toch gemakkelijk aan zijn pelgrimsattributen, maar ook door de hiërarchische ereplaats die hem als een van de drie uitverkoren apostelen toekomt, zoals aan de zuidelijke ingang van de kooromgang.

In het levensverhaal van Jezus

Als apostel volgt hij Jezus op de voet tijdens Zijn openbaar leven. Als één van de 3 uitverkoren apostelen is hij aanwezig bij enkele bijzondere scènes, bv. bij de roeping van Petrus, bij de verheerlijking op Thabor, in de Hof van Olijven. Doorgaans is hij niet te onderscheiden van de overige elf zoals bij het Laatste Avondmaal, bv. op het altaarschilderij van de Venerabelkapel of bij Pinksteren, bv. op het grote glasraam van de zuidelijke dwarsbeuk. Maar soms kon men het niet laten om de gevierde patroonheilige uit de anonimiteit te halen. En dus kan je hem op het renaissancistische glasraam in de Sint-Hubertuskapel (16de eeuw) met het Laatste Avondmaal onderscheiden aan de anachronistische bedevaartinsignes van Compostella!

Emblemen

Als eigen decoratief embleem van de heilige tref je in zijn kerk vaak pelgrimsemblemen aan: de reisstaven met kalebas en als bewijs van aankomst in Compostella, de sint-jacobsschelp:

  • op de toren: de balustrade, het timpaan (werk van Jan Balthazar Bouvaert),
  • op de friezen van de drie 19de-eeuwse barokke tochtportalen.

Nogal wat gegevens uit het leven van Jacobus vinden we in het Nieuwe Testament. Ofschoon alle apostelen Jezus in zijn openbaar leven volgden, deelde Jezus sommige bijzondere momenten enkel met de drie uitverkoren apostelen Petrus, Johannes en Jacobus de Meerdere. Deze hoogte­punten uit Jacobus’ leven werden op de triptiek van het vroegere hoofdaltaar bijbelgetrouw in beeld gebracht door Marten de Vos (1594) en Ambrosius I Francken terwijl het hoofdtafereel – getrouw de contrareformatie – de heldhaftige marteldood van de heilige in de verf zet. De 6 scènes zijn verdeeld over 4 panelen, zij het niet in chronologische volgorde. Zo werden de 2 scènes op de buitenluiken met elkaar geassocieerd op basis van een inhoudelijk parallellisme.

Momenteel hangt het schilderij tegen de zuidwand van de Sint-Jan-de-Doper­kapel, doch de zijpanelen, op naam van Ambrosius I Francken, hangen omgewisseld! Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de compositie van de triptiek in open toestand vermits het perspectief op beide binnen­luiken opgebouwd was vanuit één centraal vlucht­punt in het midden­paneel. Nog duidelijker is de anomalie bij het éne tafereel gespreid over de beide buiten­luiken. Bovendien werd op de oorspronkelijke open triptiek de icono­grafische samen­hang beklemtoond door de drievoudige positie van Jacobus: in het midden van het hoofdpaneel en zichzelf flankerend uiterst links en uiterst rechts.

1) Na Petrus en Andreas, wordt Jacobus samen met zijn broer Johannes door Jezus tot apostel geroepen. Met zijn vader Zebedeus was hij netten aan het herstellen aan het meer van Tiberias (Mt. 4:21‑22) of nog niet bekomen van een wonderlijke vangst (Lc. 5:1-10), toen Jezus daar voorbij kwam. Beide broers gingen prompt op de uitnodiging in.

Op het middenpaneel in de linkerbovenhoek staat Jezus, met nimbus, aan de oever van het meer, achter hem een groepje waaronder Petrus en Andreas. Twee vissers staan in de boot, één springt er uit en een andere, reeds aan land, zit geknield voor Jezus: dat moet Jacobus zijn.

2) De opwekking van het dochtertje van Jaïrus (rechterluik, momenteel linkerzijde)

Het twaalfjarig dochtertje van de synagoge-overste Jaïrus dat zou gestorven zijn, ligt in een rijkelijk hemelbed. Jezus “treedt naderbij, grijpt haar hand” en wekt het meisje op met de woorden: ‘Meisje, sta op!’ (‘Talita koemi’) (Mc. 5:41). Het meisje opent de ogen en zal dra opstaan. De welgestelde ouders, een en al aandacht voor wat er met hun enige (Lc. 8:42) dochter gebeurt, zijn de belangrijkste getuigen. De apostelen staan achter Jezus. De moeder reageert gevoelsmatiger, de vader vouwt de handen biddend ten hemel. Vlak achter Jezus staan Petrus en Johannes die in zijn helrode mantel gewoonlijk meer opvalt, maar hier is het Jacobus die sterker op de voorgrond treedt, omdat hij een rol te vervullen krijgt. De rechter­hand deemoedig op de borst, wijst hij naar Jaïrus alsof hij het kind wil zeggen: ‘herkent ge uw vader?’. Links op de grond liggen een deels leesbare muziekpartituur en 2 instrumenten, die achter­ge­la­ten werden door de muzikanten die men nog ziet weghollen door de deur op de achter­grond. Immers: “Toen Jezus in het huis van de overste … de fluitspelers en het misbaar makende volk zag, sprak Hij: ‘Eruit jullie, het meisje is niet gestorven, maar slaapt’. Doch ze lachten Hem uit. Toen al dat volk buitengezet was, trad Hij naderbij…” (Mt. 9:23-25). Alleen is de vraag waarom de fluit­spelers hier vervangen zijn door muzikanten met o.m. een luit en een contrabas.

3) De verheerlijking van Jezus op Thabor (middenpaneel, bovenaan op de achter­grond)

Jezus’ verheerlijking op de berg Thabor (Mt. 17:1-8; Mc. 9:2-13; Lc. 9:28-36) verwijst naar Zijn verrijzenis met Pasen. Geen toeval dat de 3 apostelen die hier met Jezus “geheel alleen waren”, ook later van dichtbij konden meeleven met Jezus’ allersmartelijke doodstrijd (Mt. 26: 36-46).

Jezus zelf is niet te zien, enkel de drie apostelen, gehuld in een gouden lichtschijnsel: Petrus in het midden, Johannes de Evangelist links en Jacobus, lang uitgespreid op de grond, de handen gevouwen, rechts.

4) Salóme’s verzoek (linkerluik, momenteel aan de rechterzijde)

“De moeder van de zonen van Zebedeus kwam bij Jezus, samen met haar zonen; ze viel voor Hem op de knieën om Hem iets te vragen: ‘Zeg dat deze twee jongens van mij een plaats krijgen in uw koninkrijk, één aan uw rechter- en één aan uw linkerhand’.” (Mt. 20:20-21). De bemiddelende rol van de moeder Salóme wordt plastisch weergegeven doordat ze met elke wijs­vinger naar één van haar beide zonen wijst: Johannes en Jacobus, met blauwe mantel, uiterst links. Enkele apostelen achter Jezus reageren met boze blik: “Toen de tien anderen dit hoorden, ergerden zij zich aan de twee broers” (v.24). Om de ergernis bij de gelovigen niet nog groter te maken heeft men – diplomatisch – niet de versie van Marcus (10:35-40) uitgebeeld, waarbij de beide broers zelf om deze gunst vragen.

Jezus’ antwoord is tweevoudig. Het bekomen van eeuwig geluk voor een mens hangt af van God: “voor wie mijn Vader dit heeft bereid” (v.23); vandaar Jezus’ rechter­vinger opwaarts ten hemel. En ten tweede: ware grootheid bestaat er in dat je anderen dient (v.26-28).

5) Jezus’ doodsstrijd in de Hof van Olijven (de buiten­luiken)

De drie apostelen die de geprivilegieerde getuigen waren van Jezus’ verheerlijking op de berg Thabor, bovenaan op de achter­grond, zijn niet toevallig dezelfde die van dichtbij meeleefden met Jezus’ diepste smart tijdens zijn doodsstrijd in de Hof van Olijven (Mt. 26: 36-46), op de voorgrond. Jezus wordt omgeven door een lichtgloed op het gras. Een engel in de lucht houdt Hem het kruis en de lijdenskelk voor. De drie apostelen, blootsvoets, zitten of liggen op de voorgrond: Petrus, het dichtst bij Jezus, Johannes in het midden, en Jacobus in de linkerbenedenhoek, gehuld in een groen kleed en een blauwe mantel. Hij rust op zijn rechterhand. Op zijn hoed staan de Sint-Jacobs­pelgrim­insignes, zijn reisstaf ligt op de grond. Op de achtergrond staat Jeruzalem. Judas, met geld­buidel in de hand, komt er aan vergezeld van een bende gewapende soldaten met lantaarn en fakkel.

Sint-Jacobskerk, Antwerpen: “De Marteling van Jacobus” (Maerten De Vos, 1594)
Sint-Jacobskerk, Antwerpen: schema “De Marteling van Jacobus” (Maerten De Vos, 1594)

6) De marteling van Sint-Jacob (het hoofdtafereel op het middenpaneel)

In diezelfde geknielde houding als bij zijn roeping (in de linkerbovenhoek) zit Jacobus (4), in het midden op het voorplan als man van middelbare leeftijd, met enkel een witte lendendoek en een grote helblauwe mantel om zich heen geslagen. Te midden van vele kleurrijke en drukdoende omstaanders valt hij op door zijn spierwit inkarnaat en door de rustige gelaten­heid waarmee hij de marteldood ondergaat. De handen gevouwen als teken van gebed en overgave, kijkt hij om naar de beul (9) die zijn zwaard trekt om de fatale slag te geven.

De soldaat in maliënkolder en rode dalmatiek is de gerechts­dienaar Josias (5), die volgens de traditie Jacobus als gevangene naar Jeruzalem bracht en onderweg door hem werd bekeerd en gedoopt. Hij onder­steunt Jacobus bij de elleboog en lijkt hem nog enkele vertroostende woorden toe te spreken. Josias zal samen met Jacobus de marteldood ondergaan. Koning Herodes Agrippa van Palestina (6), rechts achteraan op een wit paard, geeft met een scepter het bevel om het doodvonnis uit te voeren. Achter hem houdt een soldaat (8) op een bruin paard het vaandel met de tweekoppige Duitse adelaar, op een geel veld. Aan de rechterzijde van de koning herkent men een joodse hogepriester (7) aan de hoed met He­breeuw­se letters. De soldaten dragen een prachtige, bijna carnavaleske kledij en wapen­uit­rus­ting, zoals een zwaard met vogelkop. De krijgers geheel rechts vooraan (10) dragen de Romeinse fasces.