Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Op reis in eigen stad

Een dagje ESPAÑA in Antwerpen

Museum Plantin-Moretus

Vrijdagmarkt 22

Een wereldwijde afzetmarkt
¡Muchas gracias, Felipe II!

Als er één plaats in de stad authenticiteit uitstraalt, dan zeker het historische drukatelier met letterkasten en persen van het museum Plantin-Moretus, dat ook de gemeubelde woning, de bibliotheek-met‑kunstgalerij, het winkeltje en het archief omvat. Een panorama over 3 eeuwen en 9 generaties.

Aan de oorsprong ligt de uit Frankrijk afkomstige boekbinder, later drukker Christoffel Plantin (ca.1520-1589). Zijn schoonzoon en latere afstammelingen, geboren Moerentorf, in humanistische traditie verlatijnst tot Moretus, werken hier tot 1876, wanneer het stadsbestuur na aankoop de ‘Gulden passer’ tot museum omvormt.

Wanneer Plantin zich in 1576 definitief op deze locatie vestigt, heeft hij de basis van zijn later pand verworven van een Spaans koopman, Martin López.

De doorbraak van de nieuwe technologie ‘drukken met losse letters’ is onlosmakelijk verbonden met het humanisme, een filosofische en wetenschappelijke kijk op mens en wereld, maar ook met de pamfletten van de Hervorming.

De Biblia Polygtotta, alias Biblia Regia.

De katholieke Contrareformatie zette daarop eveneens de Bijbelstudie centraal. In opdracht van koning Filips II en dank zij een goede verstandhouding met zijn secretaris, Gabriel de Cayas, realiseerde ‘archiypografico’ Plantin tussen 1567 en 1572 een groots project, de ‘Biblia polyglotta’: de teksten van het Oude en het Nieuwe Testament in niet minder dan vijf versies: Grieks, Latijn, Aramees, Syrisch, Hebreeuws. Acht kloeke delen plus register, geïnspireerd op de niet meer in de handel verkrijgbare ‘Biblia complutense’ (1514-1517), gerealiseerd in Alcalá de Henares.

Benito Arias Montano (P.P.Rubens)

De koning geeft zijn toestemming, financiert de onderneming met 21.200 gulden en zendt zijn eigen kapelaan, de grote Spaanse theoloog Benito Arias Montano, als wetenschappelijk adviseur naar Antwerpen. Deze was naar verluidt erg blij met de bredere horizon die hem verloste van de slome, bekrompen universitaire milieus in zijn geboorteland. Hij is een innemend man en een harde werker a rato van elf uur per dag gedurende vier jaar aan de ‘Biblia regia’. Bovendien schrijft hij te Antwerpen nog een aantal theologische traktaten.

De papieren versie kreeg een oplage van 1200, verzorgd door niet minder dan 40 drukkers, 6 jaar aan één stuk. Elke economist zal je één-twee-drie aantonen dat gegarandeerde en onbeperkte winst voortvloeit uit een alleenrecht. De Officina plantiniana verkreeg vanaf 1568 van de vorst het monopolie op de productie van alle liturgische uitgaven zoals missalen en brevieren voor het Spaanse rijk, met de nieuw veroverde gebieden in Amerika. Zes jaar later waren er al 52.000 exemplaren verstuurd. Deze exclusiviteit verviel pas in 1765, waardoor ook de bijbelillustraties, gegraveerd door of naar Rubens de Spaanstalige wereld veroverden. Met zijn titel van ‘aartsdrukker’ was hij minder ingenomen, want dat hield in dat hij toezicht moest houden op de rechtzinnige inhoud van andere drukwerken en Plantin hield er, privé, zoals vele intellectuelen in die woelige tijden een vrijere interpretatie van het christelijk geloof op na.

De zogenaamde Justus Lipsiuskamer biedt een op wereldvlak uitzonderlijk ensemble van stoffering. Ze is nog volledig bekleed met het zeldzame Spaans of meer bepaald Corduaans goudleder. Het zijn de Arabieren of Moren die deze kunstnijverheid in Spanje ingang doen vinden. De Spaanse naam voor de techniek, ‘guadameciles’ verwijst dan ook naar de Libische stad Ghademes, waar ambachtslui ze al in de 13de eeuw toepasten. De decoratieve patronen bestaan uit sierlijke motieven in reliëf, bedekt met bladzilver. Daarop wordt een laag geelachtig vernis aangebracht, wat het gouden effect oplevert. Naast arabesken die wijzen op de Moorse invloed, merken we ook leeuwenkoppen, die eerder renaissancistisch geïnspireerd zijn.

Dit ‘behang’ was al in 1658 hier in huis aanwezig in een ander vertrek en werd hier gerecupereerd. Het goudleder in de overige kamers is doorgaans afkomstig uit Mechelen. Daar trachtte men al van in het begin van de 16de eeuw het Spaanse te imiteren.

Door boedelscheidingen was er van de oorspronkelijke rijke stoffering niet zoveel meer ter plaatse. Dankzij aankopen is men er toch in geslaagd een indruk te geven van de smaak waarmee de welstellende burgerij in de 16de – 18de eeuw haar interieur inrichtte.