Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.

De Mariakapel

In 1624 wordt de Onze-Lieve-Vrouwe­kapel aan de noordzijde uitgebreid. Het project vordert traag door een geschil over de bouw­grond en het duurt nog tot 1660 voor de kapel gewijd wordt.

Het decoratieprogramma van een kapel illustreert doorgaans de lokale devotie, maar hier is – voorlopig? – geen wand- of gewelfschildering meer. Wél wordt het barokke meubilair over­vloe­dig op­gesmukt met florale mariale motieven, groeiend aan stengels en struiken, verwerkt in guirlandes of als trofeeën in de handen van engelen. Sommige oud­testamen­tische vergelijkingen met planten en bloemen werden door litanieën voorgoed geassocieerd met deugden van Maria.

  • De witte lelie symboliseert de zuiverheid. Maria is immers onder de meisjes als een ‘lelie onder de doornen’ (Hooglied 2:2).
  • De roos is de aangename bloem bij uitstek door haar schoonheid en haar indringende geur. Op die aantrekkelijkheid zinspeelt (24:14): “als een rozenveld in Jericho”. Geen toeval dus dat de krans van gebeden tot Maria ‘een rozenkrans’ genoemd wordt.
  • De zonnebloem die zolang ze door de zon beschenen wordt bloeiend rechtop staat, is een door de barok geliefd symbool.

Naast de zichtbare symboliek in de iconografie, bestaat er ook een architectonische symboliek. Trouw aan de middeleeuwse traditie waarbij Maria een ereplaats krijgt aan de rechterzijde van Jezus op het kruis, staat de Mariakapel aan de rechterzijde van het kruisvormig grondplan van de kerk. Bedenk evenwel dat rechts en links niet moeten opgevat worden vanuit het stand­punt van de toerist, wél van de persoon die aan de grondslag ligt van dit kerkgebouw: Jezus.

Sint-Jacobskerk, Antwerpen: Maria-altaar

In 1664 wordt het huidige barokke altaar van Sebastiaan van den Eynde gewijd. In de nis van de bekroning staat een groot Mariabeeld. In een poging om de wereld­heerschappij te bekomen kronkelt de zinnebeeldige slang over de globe, doch ze wordt door het Jezuskind vertrapt. Onderaan staan als populaire symbolische hemel­lichamen voor Maria: de zon en de maan, beide met een gelaat. “Zij is mooi als de maan en uitgelezen (stralend) als de zon”, aldus het oudtestamentische, mystieke Hooglied (6:10bc) over de bruid, die door de christenen al snel geïdentificeerd werd met “de gezegende onder alle vrouwen”: Maria. De opmerkelijke schroefzuilen staan in volle bloei met florale symbolen van Maria. De wit­marmeren predella houdt ons een rozenkrans voor met roosjes als kralen, zelfs het kruisje bestaat uit deze bloempjes.

Het chronogram van de altaarwijding in de altaar­bekroning herinnert aan het oorspronkelijk schilderij O.-L.-Vrouw-ten-hemel-opneming van Filip Fruytiers: “DeIpara assUMpta // patet // nobIs IanUa CaeLI” (de Moeder Gods in de hemel opgenomen blijkt voor ons de deur van de hemel) (naar Genesis 28:17). Het synoniem voor ‘poort’, ‘ianua’, betekent ‘keren’, ‘wenden’, cf. de naam van de nieuwjaars­maand ‘januari’.

In 1673 geneest hier bij het Mariabeeld ‘de Bedrukte Moeder’ de twintigjarige Dorothea Janssen, in Kopenhagen geboren en luthers opgevoed, van een kankergezwel aan de borst. Uit dank­baarheid gaat zij over tot het katholicisme. De toenemende verering voor de Bedrukte Moeder Gods geeft enkele weken later aanleiding tot de oprichting van de gelijknamige Broederschap en groeit uit tot de Mariadevotie bij uitstek van de Sint-Jacobs­parochie zodat men het beeld in 1700 de ereplaats op het altaar laat innemen. Om het kleinere beeld in te pas­sen in het marmeren decor van het altaar wordt een ruime architectonische achtergrond gecreëerd, nl. het binnenzicht van een barokke kerk. Twee flankerende ­engelen, op een nieuwe, grote sokkel van wolken, vervullen hun PR-functie in een barokke dialoogvorm: de ene engel kijkt naar (het toenmalige) Maria(-beeld), de andere zoekt oog­contact met de toeschouwer.

In de 19de eeuw werd deze Piëta op haar beurt vervangen door het populaire processie­beeld van 15 augustus ‘O.‑L.‑Vrouw, Hulp der Christenen’.

Samen met de kapel wordt in 1660 dit werk van Artus Quellin de Oude gewijd. Het staat nu – opnieuw – links van het altaar, tegen de muur. De Piëta staat vóór een groot kruis. Op haar schoot draagt Maria het dode lichaam van Jezus, ‘de vrucht van haar schoot’. Ze ondersteunt zorgzaam Zijn hoofd terwijl ze zich met opgeheven linkerhand smekend naar God richt. Een geïllustreerd meditatie­boekje bevordert de devotie van bij aanvang.

Een getrouwe, gekleurde voorstelling van het beeld moet zeker in een tijd toen nog niet iedereen kon lezen, duidelijk maken voor welke devotie het offergeld hier bestemd is. Let op de verschillen met het beeld, te verklaren door de extra gelegenheidskleding zoals in de passietijd. De bijhorende boodschap luidt: “Nood // zoekt // troost”.

Ook de ‘cataloog’ aan de westwand van de noorderdwarsbeuk vertoont een quasi-getrouwe voor­stelling van het beeld, doch zonder het kruis. De barokke beeldsnijder heeft een inspanning gedaan om de engel links, en in mindere mate ook de engel rechts, met het hoofd ‘bedrukt’ onder het gordijn, haast stepdansend de voeten te doen kruisen, alsof hij wil aangeven dat bedrukking nooit mag leiden tot neerslachtigheid…

In 1998 wordt – trouw aan de visie van het Tweede Vaticaans Concilie – een dienstaltaar opgesteld dat de priester toelaat zich gastvrijer naar het volk te keren. Haast uitzonderlijk voor onze gewesten is dat het qua stijl aansluit bij het oude wandaltaar en dat men er geen ander kerkmeubel zoals bv. de communiebank voor heeft opgeofferd.

De 3 glasramen geven scènes weer uit het leven van Maria als jonge moeder van Jezus.

De beide 17de-eeuwse glasramen van Jan de Labaer werden na de beschadiging ervan in de Tweede Wereldoorlog volgens de toenmalige, opvallend zichtbare methode met loden strips – en met evenveel geduld – opnieuw aan elkaar ‘gelijmd’.

In de fries wordt het Mariamonogram geflankeerd door 6 engelen met een mariaal symbool in de hand. Naast de reeds besproken lelie, de zon en de maan, ook nog van links naar rechts:

  • een spiegel: ‘spiegel zonder smet’; (Wijsheid 7,26) : “zij is de afglans van het eeuwige licht, de onbeslagen spiegel van Gods werkzaamheid en het beeld van zijn goedheid”. De weerkaatsende spiegel is een uitgelezen symbool voor haar onbevlekte ontvangenis, wat zoveel wil zeggen als dat het kwaad geen vat op haar kreeg, maar a.h.w. afgeketst werd.
  • een ster: ‘de morgenster’ (Jezus Sirach 50,6) of ‘Sterre der zee’ (aldus de beroemde, vroeg­middeleeuwse hymne Ave Maris Stella)
  • een toren: ‘ivoren toren’ (Hooglied 7:4) of ‘toren van David’, aldus (Hooglied 4:4).

Deze naamlijst loopt nog steeds door, zelfs wanneer de voorzijde van de panelen vol staat…; laatste lid genoteerd in 2004.

Zou dit werk tegen de pijler in de kooromgang dat het epitaaf siert van priester Gaspar Boest, zangmeester in Sint‑Jacob en nadien in de O.-L.-Vrouwe­kathedraal, óok in verband staan met de devotie tot de Bedrukte Moeder? Maria’s smartelijke pijn wordt alleszins extra gesymboliseerd door de distels rond het opschrift op de sokkel.

Nog nooit een zwijn zien eten in een kerk? Vraag dan even naar de Verloren Zoon! Als toon­beeld van een tot inkeer gekomen zondaar staat hij andere berouwvolle biechte­lingen op te wacht­en bij de biechtstoel. Ofschoon geen meesterwerk, toch voorbeeldig!

De glasramen

Sint-Jacobskerk, Antwerpen: glasraam “De Boodschap” (Jan de Labaer, 1629)

Het eenvoudige huis van Nazaret is hier naar de 17de-eeuwse smaak getransformeerd in een indruk­wekkend barokpaleis. De aanwezigheid van de pape­gaai op de balustrade lijkt ingegeven door de barokke voorliefde voor kleurenrijkdom of paleisallures. Sinds de middeleeuwen zinspeelt de exotische vogel wel degelijk op de hemelse ‘Ave’-groet aan Maria vermits men papegaaien diezelfde eenvoudige Latijnse begroeting gemakkelijker kon aanleren dan een groet in de gangbare spreektalen, wat ze tot amusement van hun publiek ook als dusdanig hanteerden. Net als in de traditie van de Vlaamse Primitie­ven ontvouwt dit tafereel zich in Maria’s woon-, toentertijd tevens slaap­kamer, vandaar het hemelbed.

Maria zit geknield op een goudgele, zware barokke bidbank, met engelen als hoekfiguur. Het boek waarin Maria aan het lezen was, is een gedrukt boek, met voor die tijd typische rode subtitels in de marge. De linkerhand houdt ze nog over het boek als wil ze haar concentratie op die passage niet te gauw opgeven – of hoezeer ze in gebed verzonken was.

Omwille van zijn bemiddelingsrol als hemelse boodschapper, is de engel hoger gepositioneerd. De lelietak die hij als bodestaf hanteert, duidt op Maria’s zuiverheid en uitverkiezing die hij haar komt meedelen: ‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God” (Lc. 1:35). Deze ‘boodschap’ wordt in beeld gebracht door Gods Geest, traditioneel uitgebeeld door een duif vanuit een goudgeel licht over Maria te laten vliegen.

Sint-Jacobskerk, Antwerpen: glasraam “De Visitatie” (Jan de Labaer, 1641)

Net als bij het eerste glasraam van Jan De la Baer in deze kapel, heeft het huis van Zacharias volgens de 17de-eeuwse mode de allure gekregen van een plechtstatig barokpaleis. De toegangs­poort is opgenomen in een arcade die naar voren loopt tot aan de portiek van het huis. Twee treden leiden van de ingang naar het bordes.

De compositie in combinatie met de monumentale barokke architectuur en met inbegrip van een doorzicht onder de trap is ontegensprekelijk geïnspireerd door het gelijknamige luik van Rubens’ Kruisafneming in de O.-L.-Vrouwe­kathedraal.

Bij de restauratie na WO II is er evenwel een kemel van een fout ingeslopen: 2 comparti­menten, het onderste links en het bovenste rechts, werden van plaats verwisseld. Het artistieke gewelf van de hal, nu als een soort kelderverdieping onder de trap, kan nog. Gras op het dak is al minder fraai, maar het onderbeen van Jozef bovenop het huis van zijn gastgezin, gaat écht niet op, te meer daar hij in feite nog altijd geen voet in huis gezet had!

Maria is herkenbaar aan haar traditionele kleurendracht: wit kleed en hoofddoek, rode ondermouwen en blauwe mantel terwijl de strohoed duidt op de lange reis in de zon. Enerzijds begroet Maria’ s oudere en eveneens zwangere nicht Elisabet haar hartelijk in een dubbel handgebaar: de ene hand legt ze familiair op Maria’ s schouder en met de andere neemt ze haar bij de arm. Anderzijds buigt de oudere vrouw uit eerbied voor de jongere vrouw ‘vol van genade’, wier ‘vrucht in haar schoot’ zo ‘gezegend’ is. De groet wordt versterkt door het parallelle gebaar van hun respectieve echtgenoot achter elk van hen. Uit respect voor de oudere Zacharias neemt Jozef zijn hoed af. De figuur achter Zacharias is voorzeker een portret, maar van wie? Van de opdrachtgever Alex Vinckx?

Op de voorgrond wordt het ezeltje, gebukt onder de last van de bagage na een vermoeiende reis, weggeleid door een engeltje terwijl een tweede engeltje de ingang aanwijst.

Sint-Jacobskerk, Antwerpen: glasraam “De Opdracht in de tempel” (Jean-Baptiste Capronnier, 1877)
Sint-Jacobskerk, Antwerpen: glasraam “De tenhemelopneming en kroning van Maria” (Crespin en Calders, ca. 1960)

Dit raam in de noorderdwarsbeuk hoort thematisch bij de Mariakapel, met eertijds een gelijk­nami­g schilderij op het altaar. God de Vader en Jezus aan Zijn rechter­hand, zetten Maria de kroon op. Daaronder zijn de 12 apostelen gegroepeerd. De tekst onderaan luidt: “Beata Maria Virgo Regina intercede pro nobis” (Heilige Maagd Maria, Koningin, spreek voor ons ten beste).