Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

De Antwerpse jezuïetenkerk, een openbaring.

De Sint-Ignatiuskapel

Jezuïetenheiligen als voorbeeld voor oud en jong

De kerk is wel aan Sint-Ignatius gewijd, maar het voornaamste schilderij op het hoofdaltaar, Sint-Ignatius, kon door de wisselbeurt niet altijd in de kijker staan. Mogelijk dáárom willen de jezuïeten na de voltooiing van de kerk een extra zijkapel aan hun geliefde ordestichter wijden. Als iets kleinere tegenhanger van de Onze-Lieve-Vrouwe-kapel wordt deze kapel gelijktijdig gebouwd in 1621–1625. De Antwerpse jezuïeten worden omwille van hun exuberante uitgaven door hun generalaat te Rome tot besparingen gedwongen: dit verklaart de relatieve soberheid. Bij gebrek aan mecenaat is voor deze maatregel geen achterpoortje te vinden. Enkel de marmeren bekleding van de apsiswand komt er nog in 1625 dankzij het echtpaar Bustanci-Moens.

Het stenen tongewelf maakt duidelijk dat de kapel toegewijd is aan de heilige stichter van het Gezelschap van Jezus, vader Ignatius: ‘s.p. ign. de loyola societatis jesu fundatori’ [Sancto Patri Ignatio]. In het midden meldt het Jezusmonogram, omgeven door zonnestralen en de symbolen van de vier evangelisten, wie de voornaamste in dit Gezelschap is. Aan de altaarzijde lees je op een banderol het devies van de orde: ‘ad majorem dei gloriam’ (Tot meerdere eer van God).

Een van de schilderijen die eertijds de sobere kapel sierden was een buste van Sint-Ignatius gevat in een bloemenguirlande van de hand van de befaamde jezuïetenbroeder Daniël Seghers (ca. 1643; nu in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen). Dartele engelen eren hem met nóg meer bloemen (als een kroon) boven het hoofd. Het boek van de Constituties van de orde in de hand typeert de ordestichter eveneens bij de verkleinde kopie van het beeld dat Artus Quellin I voor de Sint-Pieters basiliek te Rome maakte.

Bij de schitterende communiebank van Alexander Van Papenhoven (ca. 1720) is het materiaal zo natuurgetrouw bewerkt dat je zou vergeten dat je met wit marmer te maken hebt. De communicatie met Jezus in de Communie wordt in beeld gebracht door de opengewerkte panelen met daarin de kelk en de hostie van de Eucharistie samen met het IHS-monogram; het offerlam van de Apocalyps, boven op het verzegelde boek en de pelikaan die zich opoffert om zijn jongen te voeden. De medaillons tonen, van links naar rechts, enkele voorname jezuïetenheiligen: Aloysius van Gonzaga, Franciscus Xaverius, Franciscus Borgia en Stanislas Kostka. Deze mannen vonden de weg naar heiligheid dankzij de inspiratie van hun ordestichter Ignatius, die dan ook (centraal) de ereplaats bekleedt.

Even een tussendoortje: vind je het niet treffend dat de toegewijde dokter J.H.A. Van Kerckhoven (1839–1883), door zijn vrienden geëerd werd met een marmeren monument (Fr. Deckers, 1885) dat naast zijn geschilderd portret bestaat uit een reliëf van de Barmhartige Samaritaan? Terwijl de joodse priester en leviet gewoon doorlopen, hetzij verzonken in de Schriften, hetzij hoogstens terugblikkend uit nieuwsgierigheid, ontfermt uitgerekend een (misprezen) Samaritaan zich over de gewonde Jood en is bovendien bereid hem met eigen middelen – zie geldbuidel aan riem – verder te laten verzorgen (Lc. 10:29–37). Zei Jezus niet (aldus Mt. 25:40): al wat je voor een van de geringsten van Mijn broeders gedaan hebt, heb je voor Mij gedaan?

Het bewogen leven van Ignatius:
Het Sint-Ignatiusaltaar
en de lambrisering in de zuidbeuk

Het Sint-Ignatiusaltaar in de Sint-Carolus Borromeuskerk te Antwerpen

De stichting van de jezuïetenorde door Ignatius gebeurde niet eensklaps, er ging een spiritueel rijpingsproces aan vooraf. Dat wordt in fasen weergegeven in de apsis van de Sint-Ignatiuskapel, zowel op het eigenlijke altaarretabel van jezuïetenbroeder Melchior Hamers als op de drie beschilderde, marmeren panelen van elke zijwand. De figuren zijn van de hand van Hendrik Van Balen, de landschapjes van Jan Brueghel de Fluwelen. Het onbeschilderde, geaderde marmer geeft het rotslandschap en de grot weer. De spirituele vooruitgang in Ignatius’ leven valt ook duidelijk af te lezen uit de structuur van het geheel. Het ensemble moet gelezen worden als een verhaal, dus van links (boven naar onder) naar rechts (van onder naar boven). Op de panelen aan de linkerzijde, draagt Ignatius verfijnde kledij, onder meer hoge witte laarzen met een gulden spoor, aan de rechterzijde (reeds) de jezuïetentoog, terwijl hij op het retabel, het scharniermoment in zijn langdurige bezinning met de Geestelijke Oefeningen, gehuld is in een eenvoudig wambuis.

Een stripverhaal dat zich gemakkelijk laat lezen, is daarom niet enkel voor kinderen bestemd, ook volwassenen laten zich door plaatjes boeien, zeker wanneer ze – zoals in de 18de eeuw – ongeletterd zijn. Zo is het avontuurlijke leven van Ignatius van Loyola als een stripverhaal af te lezen in de reeks reliëfs in de lambrisering van de zuidelijke beuk [aangeduid met het huidige volgnummer in de reeks]. De huidige volgorde beantwoordt niet altijd aan het chronologische verloop van Ignatius’ leven: oorspronkelijke fouten of een latere herschikking? [Bij de levensschets die nu volgt vermelden we de belangrijkste momenten, ook als ze niet in beeld werden gebracht. Bij een tafereel vertelt de eerste alinea de betreffende geschiedenis, de tweede geeft een iconografische beschrijving.]

In 1491 wordt Iñigo geboren in een adellijke familie op het kasteel van Loyola. Als veertienjarige wees wordt hij opgenomen in de hofhouding en later in de persoonlijke lijfwacht van de onderkoning van Navarra. Hij groeit op in een wereld van spelen, vrouwen, duels. Hij komt meermaals in aanraking met het gerecht.

Bij de verdediging van Pamplona tegen de Fransen in 1521, waarbij hij heldhaftig optreedt, wordt hij aan beide benen getroffen door een kanonskogel.

De zwaargewonde Iñigo wordt naar zijn familie gebracht. Om opnieuw aan het mondaine leven te kunnen deelnemen laat hij een tweede operatie uitvoeren om zijn kortere been te verlengen en een lelijke knobbel weg te snijden. Het herstel te bed duurt maanden. Bij gebrek aan ontspanningslectuur – televisie bestond toen nog niet – leest de bedlegerige het Leven van Christus van Liudolf van Saksen en populaire heiligenlevens. De bewogenheid van deze figuren zet hem aan het denken en brengt hem in een tweestrijd. Als hij een politieke of militaire carrière in dienst van een meesteres overweegt, houdt hij er tijdelijk een prettig, maar op den duur een leeg gevoel aan over. Als hij denkt aan een leven in dienst van het Rijk Gods, blijft hij daarvan vervuld. Vanuit de ontdekking ‘God is aan het werk in mij’ kiest hij voor een radicale ommekeer. Voortaan beschouwt hij zich als een pelgrim op zoek naar God. Zijn meesteres wordt Maria. Sindsdien wil hij in kuisheid leven.

In een legertent, de wapenrusting naast zich, is de bedlegerige Iñigo – nog met weelderige haartooi – aan het lezen. Bij wijze van goddelijke inspiratie valt een bundel zonnestralen op de bekeerling.

Hij neemt afscheid van zijn familie, onder meer van zijn oudste broer en vertrekt naar het vermaarde bedevaartsoord Montserrat. In contrast met de modieuze kledij van zijn verwanten is hij eenvoudig gekleed als pelgrim met reisstok, historisch niet correct: Ignatius vertrok in burgerkledij op een muilezel en kocht de stok net vóór zijn aankomst te Montserrat. Bij wijze van afscheid geeft Iñigo een schouderklop aan een man, misschien zijn oudste broer.

In een grot knielt de nog rijk gekostumeerde Ignatius, de blik hemelwaarts, achter zich zijn muilezel, bij de teugel gehouden door een knecht. Deze opstelling duidt op de sociale klasse en op het gehele verleden dat Ignatius nu ‘achter de rug laat’, terwijl het nieuwe perspectief in zijn leven in beeld wordt gebracht door het hemelse tafereel vóór hem. Een engel reikt hem een krans van vooral witte bloemen aan: een zinspeling op zijn voornemen om kuis te leven of – meer algemeen – dat hem iets subliems te wachten staat?

In Montserrat breekt Iñigo voorgoed met zijn verleden: hij spreekt zijn algemene biecht, wat zich ook uiterlijk laat zien. Hij biedt zijn mooie ridderkleren: een rode krijgsmantel en een hoed met witte veren, aan een arme aan en kleedt zich voortaan als pelgrim in een eenvoudig wambuis van grof weefsel.

Bij het beeld van de Zwarte Madonna komt Iñigo ’s nachts zijn wapenwake houden van ridder van Christus. In eenvoudige pelgrimsdracht met een koord om zijn middel, presenteert hij zijn dolk en degen als ex-voto aan zijn nieuwe ‘Meesteres’. Geknield kijkt de reeds kalende Ignatius op naar het Mariabeeld. Zijn luxueuze kledij, bv. witte laarzen met een gulden spoor, is historisch niet correct. Vooraan rechts ligt zijn gevechtsuitrusting. Een hand houdt hij deemoedig op de borst, terwijl hij met de andere naar de gevechtshandschoenen achter zich wijst ten teken van zijn spirituele aanbod. De romaanse Zwarte Madonna van Montserrat is hier blank, eigentijds, levendig en lieftallig.

In de abdij van Montserrat maakt Ignatius kennis met het Oefenboek van het geestelijk leven. Wanneer hij vervolgens de eenzaamheid opzoekt in een grot nabij Manresa zal dit hem inspireren tot het schrijven van een persoonlijk oefenboek. Hij leest de Navolging van Christus van Thomas a Kempis. Het wordt een tijd met indringende ervaringen. Beslissend is de belevenis waarbij hij de in de diepte de stromende rivier, de Cardoner, ziet. Hij ziet meer: hij krijgt een nieuwe visie omtrent zijn leven. Later zal Ignatius beweren dat hij op de oevers van de Cardoner meer geleerd heeft dan van de theologen aan de universiteit. (Zo’n belangrijk moment uit Ignatius’ leven dient voor zijn volgelingen, zelfs eeuwen nadien, als interpretatieschema voor hún diepte-ervaringen. ‘Misschien moet ook de moderne mens wat meer van op een brug naar het water kijken, en dieper kijken: onthaasting in plaats van prestatiedrang, workaholic, gejaagdheid en stress’, aldus een jezuïet op een Amsterdamse brug, anno 2001.)

Ignatius’ persoonlijke handleiding de Geestelijke Oefeningen wordt later een methodiek voor wie mystiek en psychologisch evenwichtig zijn leven vorm en inhoud wil geven. Spijts de soms al te tijdsgebonden terminologie of theologie wordt de lezer gestimuleerd om te achterhalen wat God van hem verlangt, om ‘met Jezus te zijn’ en zo in te gaan op Gods uitnodiging.

Grondbeginsel van de Geestelijke Oefeningen: De mens is geschapen om God onze Heer te loven, eerbied te bewijzen en te dienen, en daardoor zijn ziel te redden. De overige dingen op het aanschijn der aarde zijn geschapen voor de mens. Zij kunnen hem helpen om het doel te bereiken waarvoor hij geschapen is. Hieruit volgt dat de mens er gebruik van moet maken voor zover ze hem helpen bij zijn doel, en zich ervan moet ontdoen voor zover ze hem daarbij hinderen. […] We moeten slechts verlangen en kiezen wat ons meer leidt naar het doel waarvoor wij zijn geschapen. Vanuit deze visie op de mens is de leuze van de orde te begrijpen: Ad maiorem Dei gloriam (tot meerdere eer van God), zoals die te lezen is op het plafond van de Sint-Ignatiuskapel

2 Ignatius, in toog nu, zit geknield in de grot, een open boek en een inktpot bij zich. De gesticulerende engelen staan voor goddelijke inspiratie.

E Ignatius, hier eveneens in jezuïetentoog, geknield in de grot

Ignatius, die in innige verbondenheid met Maria leeft, ondervindt van haar inspiratie bij het opstellen van deze spirituele handleiding.

Ignatius wijst naar een bepaalde passage. De sierlijke helm op de grond is historisch niet correct; hij alludeert op Ignatius’ vroegere levensinvulling waarmee hij nu definitief gebroken heeft. De gesel van touwen met aan de uiteinden metalen sterretjes duidt op boetedoening; sinds zijn vertrek uit Loyola tuchtigde hij zich elke nacht. Door gebrek aan dieptewerking is de natuur naïef weergegeven: de grot lijkt gebouwd en de twee eiken doen denken aan bonsai.

Na de eerste belangrijke historische etappen komt in deze 18de-eeuwse serie al gauw het accent te liggen op het wonderbaarlijke – toen een hoofdkenmerk van heiligheid – op verschillende wijzen gemanifesteerd: extase (6) en verschijningen (7, 10), genezingen (4, 14) en duiveluitdrijving (13), redding (8), bekering (11, 12), natuurwonderen (5, 9). Deze verhalen zijn niet altijd gemakkelijk te situeren binnen de chronologie van de historische feiten.

Chronologisch hoort dit tafereel na medaillon 15, vermits Ignatius pas op 25 december 1538 zijn eerste mis gecelebreerd heeft. Het misgerei is in detail weergegeven: kandelaars, canonbord, missaal op kussen en kelk. De aanwezigen kijken verschrikt op.

Meerdere extaseverhalen zijn in Barcelona te situeren. Isabel Ferrer wordt zijn weldoenster. In een huiskamer staat een sierlijk tafeltje met daarop een crucifix en een boek.

Ignatius’ verheven verbondenheid met God in het gebed wordt uitgedrukt door hem op een wolk te laten zweven.

In 1523 gaat Iñigo op bedevaart naar Palestina, waar hij met levendig voorstellingsvermogen Jezus’ levenswandel nagaat. Bovendien vat hij het plan op om met de islamieten tot (een bekerend) gesprek te komen.

Terwijl tijdens de terugreis uit Palestina twee grote schepen vergaan, doorstaat het derde gammele schip met Ignatius als passagier de storm, ook al breekt het roer. Een krachtige storm woedt op zee. Een golf overspoelt de reling, de mast is afgebroken, het zeil waait weg, de touwen aan de ra hebben vrij spel. Een man klampt zich vast aan de mast, terwijl een tweede het roer vasthoudt. Beiden schreeuwen het uit van angst. Vooraan roept Ignatius met gevouwen handen hemelse hulp in opdat de storm zou bedaren. Op de achtergrond vergaat een groot zeilschip, getroffen door bliksemschichten, en zwalpen twee roeibootjes met gebroken mast rond.

Bij zijn terugkeer via Noord-Italië belandt hij tussen het Franse leger en het keizerlijke leger van Karel V. Hij wordt voor een spion gehouden, van zijn kleren ontdaan en met gebonden handen naar de kapitein gebracht. Deze ervaring doet hem denken aan Christus die eveneens, vals beschuldigd, door soldaten meegesleurd werd om door de overheid geoordeeld te worden. Ignatius’ gedachten worden in de wolken in een soort beeldballon gevisualiseerd.

Terug in Spanje gaat hij met het oog op een actief apostolaat studeren: Latijn en filosofie, aanvankelijk in Barcelona. Hij vindt sympathie bij enkele voorname dames. Ignatius snijdt de koord door van een verhangene, die zo de kans krijgt zich te bekeren.

De man die zelfmoord wilde plegen, ligt in bed, ter herkenning de strop nog rond de hals. Gealarmeerd komen verwanten toegesneld.

Het is Ignatius’ vurige betrachting de zonde over de ganse wereld uit te roeien. Geholpen door hemelse inspiratie verjaagt Ignatius het duivelse kwaad dat in de gedaante van de slang uit Genesis met een verleidelijke appel in de muil rond een wereldbol kronkelt.

De bezetenheid wordt gesymboliseerd door lange haren die naar achter waaien of ten berge rijzen en door verscheurde kleren en blote voeten. In de lucht vliegen drie demonen weg; effect verkregen door dieptewerking van halfreliëf over basreliëf tot zeer laag reliëf.

Enkele medestudenten in Alcalá door zijn idealen aangetrokken, vormen een groep rond hem, herkenbaar door leefwijze en kledij. Door de achterdochtige inquisitie bedreigd met arrestatie en gevangenschap, zoekt hij een ruimer denkklimaat in Parijs, waar hij zeven jaar zal blijven (februari 1528–1535). Om deze studies te betalen onderneemt hij bedeltochten naar Antwerpen. Samen met negen geestesgenoten spreekt hij zijn eerste gelofte tot armoede en kuisheid uit in een kerkje op Montmartre (15 augustus 1534). Eens gedoctoreerd tot magister, hanteert Iñigo zijn verlatijnste naam.

Het verhaal wil dat een medestudent Ignatius wou vermoorden. Een jonge Ignatius zit aan een tafel te schrijven. De met een dolk gewapende moordenaar sluipt behoedzaam binnen, maar wordt bedreigd door een engel met zwaard die naar de hemel wijst: een oproep tot gewetensonderzoek voor de moordenaar of directe goddelijke bijstand voor het niets vermoedende slachtoffer? De stralenkrans rond Ignatius’ hoofd beklemtoont hoezeer hij door God begenadigd is.

Na een jaar prediking en catechese aan kinderen in Spanje studeert Ignatius theologie in Italië.

Volgens afspraak vervoegen Ignatius’ gezellen hem in Venetië om er in te schepen voor het Heilig Land. Ze leven een tijdje in het tehuis voor daklozen. Ze verplegen bejaarden en zieken, pest- en vooral syfilislijders. In Venetië worden ze priester gewijd (24 juni 1537).

In een kapelletje te La Storta nabij Rome krijgt Ignatius een visioen waarbij hij God de Vader tegen de kruisdragende Christus hoort zeggen: ‘Mijn zoon, Ik wil dat je deze hier als dienaar aanneemt’, waar op Jezus tegen Ignatius zegt: ‘Ik wil dat jij ons dient’. Deze mystieke ervaring bevestigt Ignatius in zijn zending en zou hem geïnspireerd hebben zijn groepering de naam ‘het Gezelschap van Jezus’ te geven.

God de Vader is gehuld in een gouden koorkap. Een doorkijk toont een fraai stadszicht.

De dreiging van de Turken verijdelt elke mogelijkheid om naar het Heilig Land te reizen. De gezellen stellen zich ter beschikking van de Paus om uitgezonden te worden – waar ook ter wereld – naar die plaatsen waar de nood het hoogst is. Paus Paulus III keurt de stichting van de ‘Gemeenschap of Sociëteit van Jezus’ goed met de bul Regimini militantis Ecclesiæ.

Ignatius neemt de stichtingsbul van de paus in ontvangst. Naast de paus kijken enkele kardinalen ernstig toe, terwijl de jonge jezuïeten achter Ignatius blij reageren.

Bij de dood van keizerin Isabella van Portugal, echtgenote van Karel V, (1539) wil haar kamerheer Franciscus Borgia het hofleven vaarwel zeggen. Weduwnaar geworden, treedt hij later in bij de jezuïeten.

Een oudere man van adel knielt vóór Ignatius, een hand deemoedig voor de borst, de andere houdt hij op een gekroond doodshoofd: een allusie op de afschuw die het rottende lijk van de eens zo mooie keizerin hem bezorgde en waardoor hij zijn leven ging veranderen.

Filippus Neri, later de stichter van de Oratorianen, pleegt in Rome te prediken onder een eik op de Gianicolo-heuvel. Ignatius, die goed met hem bevriend is, zoekt hem daar op. De twee vrienden, gekleed in toog, nemen hun baret af bij wijze van begroeting. Het hoofd van beiden is omgeven door een stralenkrans; die van de baardeloze Ignatius is voller.

Ignatius overlijdt in de residentie van de Gesù in aanwezigheid van twee medebroeders. Ignatius op zijn sterfbed wordt omringd door biddende medebroeders. Twee engelen vliegen met de ziel van de afgestorvene naar de Hemel. Die persoonskern, geestelijk en onzichtbaar, wordt naar de traditie weergegeven door een sterk verkleind naakt lichaam. De beide armen steken in de lucht ten teken van vreugde bij aankomst in het hemelse geluk bij God.

De daaropvolgende dag heeft de uitvaart plaats. Bij de dood van haar stichter telt de orde circa 1.000 leden, verdeeld over 12 provincies. Ignatius ligt op zijn doodsbed met een kelk in de handen: een verwijzing naar de gewoonte om een priester een wassen kelk mee te geven in de kist? Van de vier vrouwen knielt er één neer, snuit er één haar neus en veegt er één haar tranen af.