Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

De Onze-Lieve-Vrouwetoren van Antwerpen

Bijhorigheden ten top

Het kruis

In 1501 krijgt de toren op zijn toenmalige hoogte, op de achtkant, een eerste keer een kruis én een weerhaan.

Die werd “gekocht van het godshuys van Pitzenborch”, de Commanderij van de Duitse Orde in Mechelen. Je ziet de haan afgebeeld op de gravure Felix Antverpia.

Tussen 1502 en 1521 is het Domien de Waghemakere die de bekroning voltooit.

Hier kunnen we twee geldzaken bij vermelden:

  • Het werk is zo moeilijk en gevaarlijk dat de arbeiders bedacht worden met een speciale vergoeding; denk maar aan het ‘bibbergeld’ voor de dockers, na de Bevrijding;
  • Om deze werken te financieren, schenkt de paus Julius II in 1507 een aflaatbul, een staaltje van toenmalige financiële spitstechniek. Het wapenschild van deze kerkvorst, dezelfde die opdrachtgever van Michelangelo was, prijkt op een sluitsteen in het gewelf van het schip. We kunnen dus alleen maar de kopers van deze aflaat dankbaar zijn, tien jaar voor de terechte kritiek op de aflaathandel door hervormer Martin Luther.

 

Op 1 september 1518 komt Adriaen Aernout, wijbisschop van ons bisdom, dat is toen: Kamerijk (Cambrai), een nieuw, definitief, kruis op de top van de toren zegenen en zalven. Hijzelf bleef op de begane grond, waarna het object op zijn plaats gezet werd, hetgeen tot een van die merkwaardige passages in de kronieken leidde:

“Anno 1518. Den 1 september, doen was den toren van Onse Lieve Vrouwe volmaekt, ende alsdoen eerst het cruys op den toren geseth, welcke eerst kersten ghedaen was ende gesalft, ende men danste om dat cruys op die stellagie die daer rondom gemaect was, dat alle mensen sagen”.

Er stond ook een boekhouder bij die zorgvuldig de rekeningen bijhield:

“Item betaelt den Wij-Bisschop van den Cruyce op de hoogen Torre te Wijden eenen Philippus-gul. Synen Capellaen 12. Grooten ende sijnen Cnaepe 6. Grooten. ’t Samen 7. Schell. 9 Grooten.”

Zoals elk gebruiksvoorwerp vraagt het kruis onderhoud, wel met grote tussenpozen. Na stormschade in 1690 [1692], wordt de knik opnieuw rechtgetrokken en het kruis tegelijk (ter plaatse) verguld. Een nieuwe laag bladgoud volgt door Duitser Joannes Hermeling in 1723, tegelijk met de vergulding van een windwijzer. Maar dat was niet de haan, maar het Salvatorbeeld op de vieringkoepel.

Als religieus symbool bij uitstek waren de Franse revolutionaire Jacobijnen ertegen gekant en zaagden ze de kruisarmen af, rond de jaarwisseling 1797-1798. Na het Concordaat (1804) werd dit hersteld met nieuwe kruisarmen.

Met fragmenten van dat kruis, vervaardigde restaurateur Louis Serrure circa 1827 een nieuw kruis, verguld en aan de voet gehecht door een koperen bol tot vandaag.

Na de brand van 1533 had ook de zuidertoren zijn kruis gekregen, waartoe men de nieuwe houten kap wat hoger optrok en met een spits torentje afgewerkt had, volgens de nauwgezette annalen op 30 juli 1537 ‘na noene’.

OLV-torens vanuit het Oosten