Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Tentoonstellingen - Archief

2004 - Rubens, allesbehalve wereldvreemd

6 Maart - 12 September 2004

Sint-Carolus Borromeuskerk:
Rubens, projectmanager

Inhoudstafel

1630 > De jezuïetenkerk

April 1630. P.P. Rubens is net terug uit Londen waar hij gestart is met de versiering van het plafond in Banqueting House, de feestzaal van het paleis van Whitehall. En denken dat alles te danken is aan de plafonschilderijen die hij tien jaar geleden in deze jezuïetenkerk heeft ontworpen. Het was Sir George Chaworth, gezant van koning James I, die grote bewondering voor zijn plafondreeks uitte en voor de Londense opdracht zorgde.

Rubens herinnert zich nog de eerste steenlegging van de kerk op 15 april 1615. In het hernieuwde katholieke reveil van de Contrareformatie hadden de jezuïeten het plan opgevat om in Antwerpen een volledig complex te bouwen met als parel op de kroon een moderne kerk in barokstijl, een primeur voor Antwerpen en helemaal in de smaak van Rubens. De plannen van de driebeukige, basilicale kerk warden getekend door de jezuïetenarchitecten Pieter Huyssens en Franciscus de Aguilon, een goede vriend van hem. Ook bij de plechtige inwijding van de kerk op 12 september 1621 was hij aanwezig.

Nu hij in Antwerpen is kan hij het niet laten om een bezoek te brengen aan de kerk waar het grootste aantal van zijn schilderijen hangen, drieënveertig om exact te zijn. Bij het binnenkomen denkt hij aan een hemelse feestzaal: de middenbeuk is overwelfd met een tongewelf met vergulde cassettes, geschraagd door marmeren zuilen. Het verwondert hem niet dat iedereen het heeft over de ‘marmeren tempel’.

Al zijn aandacht wordt getrokken door het hoogaltaar dat hij ontworpen heeft en waarvoor hij twee altaarstukken schilderde. Vandaag bevat het zijn Mirakelen van de H. Ignatius. In tegenstelling tot het hoogaltaar van de Onze-Lieve-Vrouwe-kathedraal is dit altaar volledig te zien. De jezuïeten hebben omwille van hun apostolaat namelijk geen nood aan koorggestoelte en koordoksaal.

De eikenhouten preekstoel staat er sinds 1627. Anna en Elisabeth Haecx, twee geestelijke dochters, hebben er 3.000 gulden voor neergeteld. Tien jaar vroeger heeft hij evenveel gekregen voor de twee altaarstukken van het hoogaltaar. In de zijbeuken staan acht biechtstoelen opgesteld. De rest van de wand is versierd met grote schilderijen op doek met taferelen uit het leven van de ordestichters. Maar het zijn toch de plafondschilderijen waar hij het liefst naar opkijkt.

Vandaag > De St.-Carolus Borromeuskerk

Door een blikseminslag op 18 juli 1718 brandt een groot deel van de kerk af. Alleen de gevel, de toren, het hoofdaltaar en beide zijkapellen komen er ongedeerd uit. Maar van het schip met de kostbare marmeren zuilen blijft niets over. Het ergste is het verlies van de 39 plafondschilderijen van Rubens.

 Onmiddellijk wordt de restauratie onder leiding van Jan Pieter I Van Baurscheit ondernomen. Hij behoudt het oorspronkelijk plan van de kerk maar met gebruik van eenvoudige materialen zoals zand- en hardsteen in plaats van marmer. Het gewelfde cassetteplafond wordt vervangen door een houten tongewelf met gordelbogen. De zolderingen van de zijbeuken en de tribunes worden versierd met klassiek ogend stucwerk in plaats van de weelderige doeken van Rubens.

Ook het meubilair wordt volledig vernieuwd. Jan Pieter I Van Baurscheit laat zich hiervoor bijstaan door Michiel van der Voort: een preekstoel met als thema De Verheerlijking van Maria; biechtstoelen met engelen en symbolen van berouw; lambriseringen met op grote ovale medaillons het leven van de ordestichters Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius; een tochtportaal met de drie deugden van Geloof, Hoop en Liefde; een doksaal; een orgel. Op 6 november 1719, vijftien maanden na de ramp, is de kerk weer open.

1773. Op 20 september  wordt de jezuïetenorde door paus Clemens XIV opgeheven. Alle jezuïetengoederen over de wereld worden verbeurd verklaard en verkocht, ook te Antwerpen. De schilderijen van Rubens en andere meesters worden door Maria-Theresia opgeëist voor het keizerlijke Hof te Wenen en zijn nu de topstukken van het Kunsthistorisches Museum te Wenen. De kerk wordt in 1803 een zelfstandige parochiekerk onder het patronaat van Sint-Carolus Borromeus. Ondanks heel wat verlies aan artistiek decorum, geldt dit bedehuis nog steeds als schoolvoorbeeld van kerkelijke barokkunst in de lage landen.

Thema > P.P. Rubens, de projectmanager

Geen enkele kerk in Antwerpen wordt meer geassocieerd met Rubens dan de St.-Carolus Borromeuskerk. P.P. Rubens kwam reeds in Italië vroeg met de jezuïeten in contact van wie hij meerdere bestellingen kreeg voor jezuïetenkerken. Terug in Antwerpen zou Rubens lid worden van de Sodaliteit van de Latinisten waar hij bevriend geraakte met tal van geestelijken en geleerden. De Sodaliteiten waren lekenverenigingen door de jezuïeten opgericht om mannen van allerlei rang en stand te versterken in hun geloof. Zijn betrokkenheid materialiseerde Rubens door omstreeks 1609 een Boodschap aan Maria te schilderen voor de benedenkapel van het Sodaliteitsgebouw, recht tegenover de kerk.

In die periode koesteren de Antwerpse jezuïeten ook grootse plannen voor een nieuwe kerk in moderne stijl. Voor Rubens was dit een buitengewone kans om zijn talent en ervaring in te zetten voor het gedachtegoed van de Contrareformatie. Van bij het begin wordt hij nauw betrokken bij het ontwerp van de kerk, vooral wat de toren en de gevel betreft. Zijn inbreng zal zich vooral laten voelen bij de sculpturale decoratie van de gevel en van het interieur met ontwerpen voor het hoogaltaar, de stucversiering in de absis, het altaar en het gewelf van de Mariakapel.

Hij zal zich ontpoppen tot een echte werfleider. Want de Antwerpse jezuïeten wilden de hele beschikbare ruimte van hun gloednieuwe kerk betrekken bij de verkondiging van het geloof. Voor de stichter van de jezuïeten, Ignatius van Loyola, moet een kunstwerk de toeschouwer aanspreken in al zijn zintuigen zodat hij zich in het tafereel echt kan inleven. Als meester van de barokke theatraliteit was Rubens de geknipte persoon om deze visie te vertalen naar doek en paneel.

De kerk is nog in volle opbouw wanneer Rubens contracten ondertekent voor twee altaarstukken voor het hoogaltaar, een Terugkeer uit Egypte voor het altaar van de Sint-Jozefskapel en een Tenhemelopneming van Maria voor de Mariakapel (ca 1625). En de consecratie gebeurt in 1620  met de bestellinging van 39 plafondschilderijen voor de zijbeuken en de tribunes, de grootste bestelling die hij ooit zou krijgen.

Van 1608 tot aan zijn dood in 1640 zou Rubens een aanzienlijk aantal religieuze schilderijen leveren aan Antwerpse kerken en kloosters: de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, de Carolus Borromeuskerk en de St.-Willibrorduskerk, de augustijnen, dominicanen, jezuïeten, kapucijnen, minderbroeders, geschoeide karmelieten, ongeschoeide karmelieten en norbertijnen. Meer dan wie ook geldt hij daarom als religieuze promotor van de Contrareformatie te Antwerpen.

P.P. Rubens ontwerpt > Het hoogaltaar

Het eerste wat opvalt bij het binnenkomen is het hoofdaltaar. Het portiekaltaar bestaat uit wit, zwart en rood marmer. Onder de kroonlijst ondersteunen twee engeltjes een Mariamonogram. In de nis zit een gekroonde Madonna met de kleine Jezus op haar knieën, en net boven de nis vliegt de duif van de Heilige Geest.

Het marmeren hoogaltaar werd door P.P.  Rubens zelf ontworpen nog vóór de kerk af was. Er zijn verschillende ontwerptekeningen van zijn hand bekend, te dateren omstreeks 1620: een schets voor één van de grote engelen boven op de kroonlijst (Kupferstichkabinet, Berlijn) en een olieverfschets van de bekroning met het Mariabeeld (Rubenshuis, Antwerpen. Welke beeldhouwer het ontwerp van Rubens uitvoerde is niet bekend, maar zeer waarschijnlijk was het Hans van Mildert.

Rubens werd ook aangesproken om de altaarstukken van het hoogaltaar te schilderen. Om de ideeën van de Contra-reformatie aanschouwelijker te maken verkozen de jezuieten om niet één altaarstuk te bestellen maar vier, en die te laten afwisselen naar gelang de liturgische feesten. Rubens ontving 3.000 gulden voor twee schilderijen: De Mirakelen van de H. Ignatius van Loyola en De Mirakelen van de H. Franciscus Xaverius. De twee stichters van de jezuïetenorde waren bij de bestelling van de schilderijen nog niet heilig verklaard. Ze worden daarom allebei voorgesteld als  wonderdoener, een teken van heiligheid.                                                                           

Rubens heeft als voorbereiding op zijn altaarstukken twee olieverfschetsen gemaakt. Deze schetsen van ongeveer een meter hoog, hingen tot in de 18de eeuw het hele jaar door aan weerszijde van het koor.

Later werd beroep gedaan op Gerard Zegers voor De Kruisoprichting (1624) en op Cornelis Schut voor De kroning van Maria (ca 1640). Deze twee doeken zijn nog steeds ter plaatse. De twee topstukken van Rubens werden bij de afschaffing van de orde in 1773 samen met de twee schetsen aangekocht door keizerin Maria-Theresia voor de keizercollectie te Wenen.

Kopie naar P.P. Rubens > De tenhemelopneming van Maria

Het altaarstuk stelt de Tenhemelopneming van Maria voor. Links rollen enkele apostelen de steen voor het graf weg. De vier vrouwen stellen vast dat enkel nog de lijkwade gevuld met rozen, over blijft, naar de middeleeuwse Legenda Aurea. Rechts kijken de overige apostelen met verbizing toe hoe Maria door een schare engeltjes ten hemel wordt gedragen. Altaar en schilderij vormen één groot geheel. Maria wordt in de altaarbekroning opgewacht door God de Vader die haar destijds een vergulde kroon aanreikte.

De Mariakapel werd gebouwd tussen 1622 en 1625. Kort daarop werd gestart met het optrekken van een altar in toetssteen en wit marmer, waarschijnlijk door het atelier van Colyns de Nole en wellicht volgens een ontwerp van Rubens. In 1627  was het werk voltooid. Voor het altaarstuk werd beroep gedaan op Rubens. Wellicht heeft dit schilderij betrekking met het contract uit 1620 voor de negenendertig plafondschilderijen. Daarin stond dat Rubens de vrije keuze had om ofwel alle schetsen van de plafonddoeken aan de jezuïeten af te geven, ofwel nog een schilderij te leveren voor een van de zijaltaren. Rubens heeft  blijkbaar voor dit laatste geopteerd.

Stilistisch gezien is De Tenhemelopneming geenszins te situeren in Rubens’ oeuvre uit de jaren 1625-27. Alles wijst erop dat dit werk al geruime tijd vóór de bouw van de Mariakapel bestond vooraleer het er een vaste bestemming kreeg. Een gelijkaardig onderwerp had Rubens Jaren voordien voor het hoogaltaar van de Antwerpse kathedraal geschilderd. De schetsen waren reeds op 22 april 1611 aan het kapittel van de hoofdkerk voorgelegd. Gezien de aanslepende financiële moeilijkheden werd de bestelling afgelast. Rubens zou besloten hebben dit werk aan de jezuïeten te geven voor hun nieuwe Mariakapel.

Het altaarstuk werd in 1776 op last van keizerin Maria-Theresia voor 14.000 gulden gekocht en naar Wenen gevoerd. In het begin van de 19de eeuw werd het vervangen door De opdracht van Jezus in de tempel van Joseph Delin, maar op vraag van de parochianen werd in 1925 het origineel van Rubens door Adolphe Hoffmann gekopieerd zodat het Maria-altaar weer volledig was.

P.P. Rubens ontwerpt > Plafondversiering van de Mariakapel

De Mariakapel werd als grafkapel gebouwd in opdracht van de familie Houtappel-Boot. De bouw van de kapel start in november 1622. Nochtans duurde het tot 1635 vooraleer er met Andries en Robrecht Colyns de Nole een contract werd getekend voor de aankleding van het interieur.

Het tongewelf van de Mariakapel is geheel versierd met symbolen in vergulde stenen reliëfs. Dat Rubens het ontworpen heeft staat vast. De ontwerptekening wordt bewaard in het Albertina te Wenen. Op de tekening is dui delijk te zien hoe Rubens gebruik maakte van regel en passer om het blad in te delen in gelijke velden. De tekening werd door de beeldhouwer goed gerespecteerd, maar vergeleken met de fijne tekening zijn de engelen in werkelijkheid wat zwaar uitgevallen.

Het plafond is verdeeld in verschillende velden en zwikken waarin telkens één symbool van Maria uitgebeeld wordt, omgeven door vrolijke engeltjes en vruchtenguirlandes. Centraal prijkt het Mariamonogram op een stralende zon, geflankeerd door de maan en een ster. Maria is volgens de zeer populaire Litanie van Loreto ‘stralend als de zon’, ‘schoon als de maan’ en ‘Ster der Zee’. Vlak boven de communiebank staat de Ark van het Verbond waarin de tafels van de wet werden bewaard: Maria wordt aanzien als de draagster van het Nieuw Verbond, Jezus. Aan de overkant is het Joods offeraltaar te zien, geflankeerd door twee engelen die op een kromhoorn blazen. In de vier zwikken tussen de ramen houden schattige engeltjes nog vier andere Mariale symbolen: een lelietak, een krans, een kostbare vaas en een vlekkeloze spiegel.

In 1923, en nogmaals bij de jongste restauratie in 1982-1983, werd een nieuwe Marian symbols in gilt stone relief. laag bladgoud aangebracht op de reliëfs.

Kopie naar P. P. Rubens  > De terugkeer van de Heilige Familie

De kleine kapel op het einde van de zuidelijke zijbeuk is toegewijd aan de Heilige Jozef. Het marmeren portiek-altaartje werd kort na de inhuldiging van de kerk geschonken door burgermeester Nicolaas Rockox. Waarschijnlijk is het beeldhouwer Andries Colyns de Nole (1598-1638) die de sculpturale gedeelten voor zijn rekening nam. Het was evident dat Rockox voor het altaarstuk beroep zou doen op zijn vriend P.P. Rubens, die in zijn opdracht al meer dan één werk geschilderd had.

Als onderwerp werd gekozen voor De terugkeer uit Egypte, omdat het één van de weinige taferelen is waar de H. Jozef meer op de voorgrond treedt. Het speelt zich af na de verbanning in Egypte. Het gevaar is geweken en het gezin kan terug naar Nazareth keren. De kleine Jezus is al een paar jaar oud en stapt tussen zijn moeder Maria en zijn voed stervader Jozef in.  Boven het kind zweeft de zinnebeeldige duif van de Heilige Geest en helemaal bovenaan in de wolken verschijnt God de Vader met de wereldbol in de hand. Zo wordt de dubbele natuur van Jezus uitgebeeld, als zoon van God in de hemelse drievuldigheid op de verticale as, en als mensenkind in de aardse triniteit van Maria, Jozef en Kind op de horizontale as.

In 1777, bij de afschaffing van de jezuïetenorde, werd het schilderij voor 1.350 gulden verkocht. Na talrijke omzwervingen kwam het in 1872 terecht in het Metropolitan Museum te New York. Op het altaar werd ondertussen een enigszins afwijkende kopie van Marc-Antonio Garibaldo (1620-1678) geplaatst.

In 2017 komt na 220 jaar afwezigheid dit werk terug “naar huis”. 

 

Rubens, ondernemer > De 39 plafondschilderijen

De jezuïeten wilden ook de plafonds van de zijbeuken en de galerijen betrekken bij de verkondiging van het geloof. Voor Rubens was dit een buitengewone kans om een van maar liefst negenendertig unieke plafondschilderijen te realiseren.

De overeenkomst werd gesloten op 29 maart 1620. Rubens moest de ontwerpen eigenhandig maken, maar mocht ze door zijn atelier laten uitvoeren. De idee was volgens de toenmalige tijdsgeest namelijk belangrijker dan de eigenhandige uitvoering. Antoon van Dyck wordt vermeld als de belangrijkste medewerker bij de uitvoering van Rubens’ tekeningen op ware grootte. Alles zou geleverd worden vóór de inwijding van de kerk, anderhalf jaar later. Voor deze bestelling ontving Rubens 7.000 gulden.

De plechtige wijding van de kerk door bisschop Johannes Malderus op 12 september 1621 is voor de opdrachtgevers en kunstenaars, ontwerper en uitvoerders, een vreugdevolle triomf.

De jezuïeten opteerden hier onder invloed van Rubens niet voor de Romeinse koepels en gewelfschilderingen maar voor het Venetiaanse type van geschilderde doeken die vlak tegen de zolderingen werden aangebracht. Rubens’ bewondering voor het werk van Tintoretto en Veronese was hier niet vreemd aan. Door een ingenieus gebruik van het ‘di sotto in sù’ perspectief (kikvorsperspectief) krijgt de toeschouwer de indruk echt aanwezig te zijn bij taferelen die net op dat moment boven zijn hoofd plaatsvinden, als in een visioen.

Nog geen honderd jaar na de inhuldiging van de reeks ging de kerk in de vlammen op. Gelukkig bestaan er heel wat documenten die ons een beeld kunnen geven van de rijkdom ervan. Er zijn nog twee voorbereidende tekeningen en zeventien voorstudies in grisaille bewaard, verspreid over kunstcollecties in de hele wereld. Van de uiteindelijke olieverfschetsen die aan de jezuïeten ter goedkeuring werden voorgelegd, zijn er nog tweeëntwintig bewaard. De hele ook bekend dankzij meerdere kopieën en beschrijvingen.

P.P. Rubens’ plafondschilderijen (1620-21) > De tribunes

De beide lange reeksen traveeën van de bovengalerijen werden aangewend als lineaire loop van de christelijke heilsgeschiedenis. Scènes uit het Oude en het Nieuwe Testament wisselden elkaar op, beginnende links vooraan met De val van de opstandige engelen en eindigend met De Kroning van Maria in de Hemel rechts achteraan.

Het was een middeleeuwse gewoonte om scènes uit het Oude Testament te gebruiken als voorafbeeldingen van gebeurtenissen uit het leven van Christus. De vooruitstrevende jezuïeten kozen voor deze verouderde typologische maar zeer didactische aanpak omdat de bovengalerijen gebruikt werden voor de zondagscholen die zij organiseerden  voor de armere stadsjeugd.

De val van de opstandige engelen, het begin van het onheil, wordt goedgemaakt door de geboorte van Christus. Zoals de koningin van Sheba Salomon begroette, zo aanbidden de drie koningen het Christuskind. David is een voorafbeelding van Christus die door Lucifer (Goliath) wordt bekoord. En de ontmoeting van Abraham met de hogepriester Melchisedech die hem brood aanbiedt, is een geliefde voorafbeelding van de Eucharistie. Het laatste onderwerp, Mozes in gebed tussen Aaron en Hur, is enkel compositorisch te vergelijken met De Kroning van Maria door God de Vader en Christus aan de overzijde.

Op de tribune waren de doeken van ongeveer 300 x 240 cm afwisselend rechthoekig en achthoekig.

Noordelijke tribune (beginnende vooraan)

1 De Val van de Engelen

2 De Geboorte van Christus, met Aanbidding van de Herders

3 Salomon en de Koningin van Sheba

4 De Aanbidding van de Koningen

5 David en Goliath

6 De Bekoring van Christus

7 Abraham en Melchisedech

8 Het Laatste Avondmaal

9 Moses in Gebed tussen Aaron en Hur

 

Dat Abraham bereid was zijn enig kind op te offeren wordt aanzien als de voorafbeelding van de kruisdood van Gods’ enige zoon Christus. Zoals Jozef uit de Egyptische gevangenis werd bevrijd, zo stond Christus uit de dood op. Christus die ten hemel opvaart wordt dan weer vergeleken met Elias die op zijn vuurwagen de hemel oprees. Het laatste onderwerp, De Kroning van Maria door God de Vader en Christus, is compositorisch te vergelijken met Mozes in gebed tussen Aaron en Hur aan de overzijde.

Zuidelijke tribune (beginnende vooraan)

10 De Kruisoprichting

11 Het Offer van Abraham

12 De Verrijzenis van Christus

13 De Triomf van Jozef in Egypte

14 De Hemelvaart van Christus

15 De Translatie van Elias

16 De Tenhemelopneming van Maria

17 Ester en Ashuerus

18 De Kroning van Maria

P.P. Rubens’ plafondschilderijen (1620-21) > In de zijbeuken

Het plafond van de zijbeuken op de gelijkvloers was voorbehouden voor heiligen, omdat zij als mensen van vlees en bloed dichter bij de leefwereld van de mensen staan. Een Mariamonogram en Christusmonogram IHS duiden de ingangen van de Mariakapel en de Sint-Ignatiuskapel aan. Ter ere van de aartshertogen Albrecht en Isabella-Clara-Eugenia waren aan de ingang van de kerk, onder het doksaal, hun patroonheiligen Albert, Clara en Elisabeth voorgesteld. De H. Eugenia was te vinden in de zuidelijke reeks. De vier Griekse kerkvaders aan de noordkant en de vier Latijnse kerkvaders aan de zuidkant staan symbool voor de universele kerk van vóór de scheiding met de orthodoxen en de protestanten. Om het evenwicht in ere te houden worden zij afgewisseld met acht vrouwelijke heiligen uit de eerste eeuwen van de christelijke tijd. Op de gelijkvloers waren de doeken van ongeveer 300 x 240 cm afwisselend rechthoekig en ovaal.

 

Noordelijke zijbeuk (beginnende vooraan)

19 De H. Athanasius in Strijd tegen Arius

20 De H. Anna met Maria

21 De H. Basilius

22 De H. Maria-Magdalena

23 De Naam van Jezus

24 De H. Cecilia

25 De H. Gregorius van Nazianze verslaat de Duivel

26 De H. Catharina

27 De H. Johannes Chrysostomos

 

Onder het doksaal (van links naar rechts)

  1. Clara van Assisi
  2. Albrecht de Grote
  3. Elisabeth van Hongarije

 

Zuidelijke zijbeuk (beginnende vooraan)

28 De H. Hiëronymus

29 De Marteling van de H. Lucia

30 De H. Augustinus

31 De Vlucht van de H. Barbara

32 De Naam van Maria

33 De H. Margaretha

34 De H. Ambrosius

35 De H. Eugenia

36 De H. Gregorius de Grote in Aanbidding voor Maria

P.P. Rubens > Architect-ontwerper

Wat het aandeel van Rubens was bij de totstandkoming van de jezuïetenkerk is moeilijk te achterhalen. Of de toren en de gevel volledig aan hem toe te schrijven zijn is niet zeker. Een aantal tekeningen leveren het bewijs dat hij ten minste bij de sculpturale decoratie zowel binnen als buiten een wezenlijke inbreng had.

Het ontwerp voor het belangrijkste element van de gevel – de cartouche met het Christusmonogram IHS omgeven door talloze engeltjes – is te vinden in het British Museum te Londen. Voor de bazuinblazende engelen in de boogvelden boven het portaal bestaan twee ontwerptekeningen (Pierpont Morgan Library, New York). Hoewel andere tekeningen niet bekend zijn, is het mogelijk dat ook de andere decoratieve elementen van de gevel door Rubens ontworpen werden.

In het archief van de kerk zijn ook enkele ontwerptekeningen te vinden die aan P.P. Rubens toegeschreven worden, onder meer voor de zoldering van de middenbeuk, voor de lambrisering en een deur in de sacristie.