Kerkelijke terminologie
BEKNOPT OVERZICHT VAN
TERMINOLOGIE
IN DE
ROOMS-KATHOLIEKE KERK
HET GEBOUW
De eerste kerken waren basilica’s met een apsisHalfronde of veelhoekige uitbouw waar zich het hoofdaltaar bevindt in een kerk., naar Romeins model, of zaalkerkenRechthoekig kerkgebouw zonder beuken. De meeste grote kapellen in Antwerpen (zoals de zgn. Keizerskapel en de zgn. Schoenmakerskapel) hebben eigenlijk de vorm van een zaalkerk. Ook de meeste kerken die in de 2 helft van de 20 eeuw werden gebouwd, zijn zaalkerken.. In de loop van de geschiedenis zien we ook uitzonderlijk ronde of meerhoekige kerkgebouwen. Sinds de middeleeuwen, en tot het midden van de 20e eeuw, hebben de meeste kerkgebouwen een grondplan in de vorm van een Latijns kruisEen kruis waarvan het onderste deel van de verticale balk beduidend langer is dan het bovenste deel..
Kerken met een kruisvormig grondplan bestaan uit een koorIn een kerk met kruisvormig grondplan dat deel van de kerk dat t.o.v. het dwarsschip aan de andere zijde van het schip ligt. In het koor bevindt zich het hoofdaltaar. en een schipHet achterste gedeelte van de kerk voorbehouden voor de kerkgangers. Het schip loopt tot aan het dwarsschip., die in elkaars verlengde liggen en gekruist worden door een dwarsschipHet dwarsschip vormt a.h.w. de dwarsbalk van het kruisvormige grondplan. Het dwarsschip bestaat uit twee kruisbeuken of dwarsbeuken, die elk links en rechts een uitsprong vormen t.o.v. het schip. Synoniem Transept.. De plek waar deze 3 delen samenkomen, noemt men de vieringHet centrale punt van een kerk met kruisvormig grondplan. De viering is het kruispunt tussen de lengteas [gevormd door koor en schip] en de breedteas [gevormd door het dwarsschip]..
In de lengte is het schip opgedeeld in verschillende beukenIn de lengte is het schip [in uitzonderlijke gevallen ook het dwarsschip] van de kerk opgedeeld in beuken. Een beuk is de ruimte tussen twee reeksen pijlers of tussen een reeks pijlers en de buitenmuur. Elke beuk is opgedeeld in traveeën.: de middenbeukDe ruimte tussen de twee middelste reeksen pijlers van het schip. en aan elke zijde hiervan één of meerdere zijbeukenDe ruimte tussen een reeks pijlers van de middenbeuk en een reeks pijlers links of rechts ervan, of de ruimte tussen een reeks pijlers en de buitenmuur.. Het aantal zijbeuken is doorgaans aan elke zijde gelijk, zodat een kerk bestaat uit 3 of 5 beuken. De Antwerpse kathedraalDe hoofdkerk van een bisdom, waar de zetel van de bisschop staat. is uitzonderlijk omdat ze 7 beuken telt.
In een grote kerk kan het priesterkoorIn een groot koor met verschillende onderdelen, is het hoogkoor dat deel van het koor waar zich het hoofdaltaar bevindt. of hoogkoor omgeven zijn door een kooromgangWandelgang rond het hoogkoor, waarop eventueel koorkapellen en kranskapellen uitgeven. waarop verschillende kapellenEen kleine kerk die geen parochiekerk is. Zij kan deel uitmaken van een groter geheel zoals een ziekenhuis, school of godshuis of op zichzelf staan.
Een afgesloten deel van een kerk met een eigen altaar.
[koorkapellenEen kapel aan de rechte zijwanden van het koor. en kranskapellen] uitgeven. In dit geval wordt het hoogkoor soms gescheiden van de viering door een doksaalEen (meestal versierde) wand die het koor of hoogkoor afscheidt van het dwarsschip en het schip. Hierdoor wordt het hoogkoor a.h.w. een afgesloten kapel binnen de kerk. Op het doksaal bevindt zich meestal het triomfkruis en soms ook een orgel. In Antwerpen heeft de Sint-Jacobskerk nog een dergelijk doksaal en wat verderaf, in Lier, de Sint-Gummaruskerk. Ook het brede balkon boven de ingang van een kerk, waarop meestal het orgel staat, noemen we doksaal of oksaal.. Dezelfde naam gebruiken we voor het hoge balkon waarop doorgaans het orgel staat boven de ingang van een kerk.
Oude bedevaartkerken hebben soms een crypteIn oorsprong een ondergrondse grafkapel waarin de relieken van de heilige aan wie de kerk is toegewijd, werden bewaard en vereerd. De crypte bevindt zich doorgaans onder het koor en heeft in een bedevaartkerk meestal twee trappen die ernaartoe leiden. Zo kon men gemakkelijk de toevloed van bedevaarders organiseren: zij gingen via één trap naar beneden en via de andere weer naar boven., waar reliekenEen overblijfsel van het lichaam van een heilige of een (deel van) een voorwerp dat met een heilige, Jezus of Maria in contact is geweest. De allereerste heiligdommen werden gebouwd op graven van heiligen. Om deze heilige aanwezig te brengen in andere kerken en kapellen werden overblijfselen van deze heiligen verspreid. De eerste altaren waren meestal de sarcofagen van de heiligen. Vandaar ook het gebruik om relieken onder de altaarsteen te plaatsen. Relieken worden ook bewaard in reliekschrijnen en eventueel tentoongesteld in reliekhouders. worden bewaard en die meestal is ingericht als een kapel.
Een belangrijk onderdeel is de sacristieDe kamer waar de priester(s), de gebedsvoorganger(s) en de misdienaar(s) en/of acoliet(en) zich voorbereiden en omkleden voor de mis..
Mensen betreden de kerk meestal via een tochtportaalRuimte die, meestal binnenin, tegen de buitendeur is aangebouwd om te voorkomen dat de openstaande buitendeur voortdurend tocht veroorzaakt in het gebouw.. In de oudste kerken valt op dat daarvóór de eigenlijke kerk nog een grote ruimte is. Dit is de narthexDe voorhal van een vroegchristelijke kerk voorbehouden voor wie (nog) niet tot de eigenlijke kerkgemeenschap werd toegelaten: boetelingen en ongedoopten. Dit laatste verklaart ook waarom de doopvont zich in de buurt van de narthex bevond., die was voorbehouden voor ongedoopten en/of boetelingen.
HET KERKELIJK MEUBILAIR
Helemaal vooraan in het koor staat het hoofdaltaar. Op het einde van de zijbeuken kunnen zich ook zijaltaren bevinden. In sommige kerken staan ook altarenHet altaar is het centrale meubel in de Eucharistie. In oorsprong is een altaar een offertafel. Dit past in de theologische visie dat Jezus zichzelf geofferd heeft, door zijn kruisdood, om de mensheid te verlossen, zoals dit symbolisch wordt uitgebeeld op het schilderij “Het Lam Gods” van de gebroeders Van Eyck. In de huidige tijd wordt het altaar dikwijls omschreven als “de tafel van de Heer”. Hierbij verwijst het altaar naar de tafel waaraan Jezus en zijn leerlingen zich bevonden bij de instelling van de Eucharistie tijdens het Laatste Avondmaal. Net zoals Jezus en zijn leerlingen toen, verzamelen de priester en de gelovigen zich rond deze tafel met brood en wijn. aan pijlers, eventueel binnen een altaartuinHouten of marmeren omheining rond een altaar die de ruimte die voorbehouden is voor de priester afbakent. In Antwerpen kan men nog altaartuinen zien in de Sint-Andrieskerk.. In een kathedraal, een kapittelkerkEen kerk die geen kathedraal is maar wel een college (d.i. een groep) van kanunniken heeft om het koorgebed te verzorgen. en een kloosterkerk wordt het koor geflankeerd door koorbankenEen reeks zitplaatsen, meestal in hout, langs de lange zijden van het koor. Deze plaatsen zijn voorbehouden voor de personen die het koorgebed bidden en zingen., die samen het koorgestoelteGeheel van koorbanken. vormen. In sommige kerken vind je vooraan ook kerkmeestersbankenAfgesloten zitplaats waarop de kerkmeesters plaatsnemen tijdens de mis..
Tegenwoordig staan lectorenMan of vrouw die tijdens een kerkelijke ceremonie de Bijbellezing(en), m.u.v. de Evangelielezing, verzorgt en eventueel ook andere teksten en gebeden (gebed om ontferming, voorbeden, bezinning, …) leest. meestal gewoon achter een lezenaarEen schuin blad op een voetstuk of als bovendeel van een kast- of tafelvormig meubel, waarop men een boek kan leggen of van waarachter men mensen toespreekt.. In oude kerken vindt men soms nog ambo’s, van waar de lezingen werden gegeven: links [noord] de evangeliezijde, rechts [zuid] de epistelzijde. Diezelfde lezenaar van de lector wordt tegenwoordig gebruikt door de predikantEen priester, diaken of leek die in de misviering toelichting geeft bij de Bijbellezingen. Soms treedt een predikant ook buiten de misvieringen op (en in het verleden deed hij dat geregeld) om bepaalde geloofspunten te verduidelijken en de kerkgangers aan te sporen tot een meer christelijke levenswijze. voor de homilieToelichting bij de Schriftlezingen tijdens de mis.. Vroeger ging deze hiervoor op de preekstoelEen kerkmeubel, dat nu meestal in onbruik is geraakt en dat bestaat uit een verhoog vanwaar de predikant de kerkgangers toesprak. Meestal staat een preekstoel in het midden aan de zuidzijde van de kerk. staan.
In een kerk vindt men ook enkele meubels die verband houden met de sacramentenIn het christendom is dit een gewijde handeling waarin God tot de mens komt. Zij markeren belangrijke momenten in het mensenleven. In de katholieke Kerk onderscheidt men zeven sacramenten: doopsel, biecht, eucharistie, vormsel, ziekenzalving, huwelijk en priesterwijding.: de doopvontDe stenen of metalen kuip met wijwater, gebruikt voor het toedienen van het doopsel. Vaak staat/stond de doopvont in een speciaal hiervoor ontworpen doopkapel, meestal dicht bij de ingang van de kerk. [niet te verwarren met een wijwatervatEen klein bekken aan de ingang van een kerk, met daarin wijwater, zodat de gelovigen bij het binnentreden van de kerk zich ermee kunnen besprenkelen, terwijl men een kruisteken maakt, als symbool voor uiterlijke en innerlijke reiniging. ] en de biechtstoelenEen meubel dat speciaal werd ontworpen om het sacrament van de biecht te vergemakkelijken, m.n. door te vermijden dat biechtvader en biechteling oog in oog met elkaar zouden staan. Links en rechts zijn knielbanken voor biechtelingen; in het midden is een hokje waarin de biechtvader zit. Beiden zijn van elkaar gescheiden door een wand waarin een rasterwerk is aangebracht zodat de biechtvader de biechteling wel kan horen, maar niet zien.. Het tabernakelEen kastje in het koor of in een speciaal hiervoor bestemde kapel waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard., waarin de geconsacreerdeIn de Rooms-Katholieke Kerk het moment waarop tijdens de eucharistie door het uitspreken van de sacramentele woorden het brood en de wijn veranderen in het lichaam en het bloed van Jezus, de zgn. transsubstantiatie. hostiesEen schijfje brood van ongezuurd tarwemeel dat volgens het Rooms-Katholieke geloof tijdens de eucharistie het lichaam van Christus wordt. worden bewaard, is essentieel voor de eucharistieDit is het ritueel dat de kern vormt van de mis en herinnert aan wat Jezus deed de dag vóór zijn kruisdood. De avond van die dag vierde Jezus het joodse Paasfeest met zijn leerlingen. Na de maaltijd nam hij brood, brak het en gaf het aan zijn leerlingen en zei: “Neem en eet. Dit is mijn lichaam.” Daarna nam hij de beker met wijn, reikte hem rond en zei: “Drink hiervan. Dit is mijn bloed.” Daarna zei Jezus: “Doe dit om mij te gedenken”. Tijdens de Eucharistie herhaalt de priester deze woorden terwijl hij brood [in de vorm van een hostie] breekt en de kelk met wijn ophoudt. Door het verband tussen het gebroken brood en de “gebroken” Jezus op het kruis, wordt Jezus tastbaar aanwezig. Tegelijk herinnert dit gebeuren aan de opdracht voor elke christen: “gebroken brood” zijn waarvan anderen kunnen leven.. Na het Tweede Vaticaans ConcilieEen grote vergadering van kerkelijke ambtsdragers, voornamelijk bisschoppen, onder leiding van de paus, om beslissingen te nemen betreffende het geloof, de kerkelijke gebruiken, enz. Een concilie wordt meestal vernoemd naar de plaats waar het werd gehouden. Voorbeelden: het Concilie van Trente [1635-1653] en het Tweede Vaticaans Concilie [1962-1965], wat voorlopig ook het laatste concilie is. zijn in de meeste kerken de communiebankenEen lage afsluiting van het koor of een kapel, in de vorm van een lange knielbank. Vóór het Tweede Vaticaans Concilie gold het gebruik dat men de communie geknield op deze bank ontving. verdwenen. Enkel deze met een grote artistieke waarde bleven bewaard.
KERKELIJKE VOORWERPEN EN VERSIERINGEN
Het meest voorkomende voorwerp in een kerk is het kruis. Wanneer de gekruisigde Jezus erop is afgebeeld, is dit meestal een Latijns kruis. Naakte kruisen zijn dikwijls Griekse kruisenEen opstaand kruis waarvan alle vier de armen even lang zijn.. Boven de ingang van het koor hangt doorgaans een triomfkruisGroot kruisbeeld dat in de eerste boog van het koor of hoogkoor hangt. In kerken met een doksaal staat het triomfkruis meestal hierop.; wanneer er een doksaal is, staat het triomfkruis daarop. Sinds 1741 vind je in het schip afbeeldingen van de 14 statiesEén van de veertien etappes van de kruisweg: • Jezus wordt ter dood veroordeeld;
• Jezus neemt het kruis op;
• Jezus valt de eerste keer;
• Jezus ontmoet Zijn Moeder;
• Simon van Cyrene helpt Jezus’ kruis te dragen;
• Veronica droogt het gelaat van Jezus;
• Jezus valt de tweede keer;
• Jezus troost de wenende vrouwen;
• Jezus valt de derde keer;
• Jezus wordt ontkleed;
• Jezus wordt aan het kruis genageld;
• Jezus sterft;
• Jezus wordt van het kruis afgenomen;
• Jezus wordt in een graf gelegd.
van de kruiswegVeertien afbeeldingen van de lijdensweg van Jezus, als spirituele inspiratiebron. De bedoeling is om bij elke afbeelding [of statie] biddend en bezinnend halt houdt..
Elk altaar is voorzien van een altaarsteenEen tegel in het bovenblad van een altaar, waaronder zich relieken bevinden. Een altaarsteen vertoont vijf [meestal Griekse] kruisen, die verwijzen naar de vijf wonden van Jezus.. Deze zit meestal verborgen onder een dwaalWit doek dat tijdens de mis, maar meestal ook daarbuiten, over het altaar is gespreid als een soort tafellaken.. Het altaar kan vooraan (deels) verscholen zitten achter een antependiumLetterlijk: ‘voorhangsel’. Een versiering die men aan de voorkant van het altaar plaatst en deze doorgaans volledig afdekt. Een antependium kan van verschillende materialen zijn gemaakt: zilver (zoals in de Antwerpse kathedraal), hout maar ook textiel. In dit laatste geval wordt het soms aangepast aan de liturgische kleuren.. Wanneer het altaar tegen een wand of pijler staat, kan zich daar een retabelGeschilderde en/of gebeeldhouwde achterwand van een altaar dat tegen een wand of pijler is geplaatst. Onder het retabel is er soms een predella. bevinden.
Tijdens de mis leest de priesterIn de Rooms-Katholieke Kerk is de priester een ongehuwde man die door de bisschop tot priester is gewijd, waardoor hij het recht heeft om de zes andere sacramenten toe te dienen: het doopsel, het vormsel, de biecht, de eucharistie, het huwelijk en de ziekenzalving. de gebeden van die dag uit het missaalBoek waarin de bij de dag horende liturgische gebeden staan die tijdens de mis door de priester worden gelezen.. Voor de Bijbellezingen is er het lectionariumEen liturgisch boek met de epistels en evangelielezingen die volgens een vast rooster in de mis moeten worden voorgelezen. Hierin vormt de evangelielezing de basis en vormen de epistels aanvullingen en/of parallellen daarbij. Het gaat om een driejarige cyclus: in het A-jaar leest men vnl. uit het Mattheüsevangelie, in het B jaar uit het Marcusevangelie en in het C-jaar uit het Lucasevangelie. Teksten uit het Johannesevangelie worden over de drie jaren verdeeld..
Voor de eucharistie brengt de misdienaarIemand – doorgaans een kind tussen 8 en 16 jaar – die de priester helpt tijdens de eucharistie of vergezelt bij het toedienen van de Laatste Sacramenten. of acolietEen misdienaar van 16 jaar of ouder. de kelkVergulde metalen beker, meestal op een voet, die de priester tijdens de eucharistie gebruikt voor de wijn. aan. Hierop ligt het kelkdoekjeEen wit linnen doekje waarmee de priester na de communie de kelk uitdroogt. en de pateenVerguld metalen schaaltje waarop de hostie die de priester tijdens de eucharistie gebruikt, wordt gelegd. met de hostie; deze wordt beschermd door de palla en daarover hangt soms ook nog een kelkvelumEen gekleurde doek [meestal in de aangepaste liturgische kleur] waarmee de kelk wordt afgedekt vóór de eigenlijke eucharistie.. Op het altaar worden de kelk en de pateen op de corporaleWit linnen doekje dat op de altaardwaal wordt gelegd en waarop tijdens de eucharistie de kelk en de pateen worden geplaatst. geplaatst. Dan worden de ampullenTwee glazen of metalen (zilveren) kannetjes die tijdens de eucharistie worden gebruikt. Eén bevat de wijn en het andere water. Bij de voorbereiding van de eucharistie wordt alle wijn in de kelk gegoten en ook een klein beetje water, een verwijzing naar het bloed en het water dat uit de zijwonde van Jezus vloeide (Joh. 19,34). Het water gebruikt de priester ook voor een symbolische handenwassing vóór de consecratie en na de communie en om de kelk uit te spoelen. De priester drinkt dan het water uit de kelk en droogt deze af met het kelkdoekje. aangebracht. De priester giet wijn en een beetje water uit de ampullen in de kelk.
Tijdens de communieHet nuttigen van geconsacreerd brood en wijn. Meestal beperkt dit zich tot het eten van de geconsacreerde hostie. worden de geconsacreerde hosties uitgereikt vanuit een ciborieEen kelk waarop een deksel past en die wordt gebruikt om geconsacreerde hosties te bewaren in het tabernakel en uit te reiken tijdens de communie.. Daarin worden ze ook bewaard binnen het tabernakel. Daar gaan ze dan schuil onder een ciborievelumWit versierd doekje waarmee de ciborie wordt afgedekt wanneer ze geconsacreerde hosties bevat in het tabernakel.. Om geconsacreerde hosties buiten de kerk mee te nemen om bijvoorbeeld aan zieken de communie te brengen, gebruikt men een pyxisVerguld doosje met deksel waarin hosties buiten de kerk worden meegedragen om aan zieken de communie te geven..
Om aan te geven dat er zich geconsacreerde hosties in het tabernakel bevinden, brandt de godslampOlielamp in de buurt van het tabernakel om aan te geven dat er zich geconsacreerde hosties in bevinden. In het verleden was dit meestal een lamp die aan drie kettingen ophing. Tegenwoordig kan dit ook een staande lamp zijn. Doorgaans heeft de godslamp een rood glas om haar te onderscheiden van gewone kaarsen.. Deze staat of hangt in de buurt van het tabernakel.
Wanneer de geconsacreerde hostie wordt uitgestald ter aanbidding dan wordt zij in een monstransEen versierde glazen houder op een voetstuk, waarin in een geconsacreerde hostie kan worden geplaatst, ter aanbidding. In het algemeen zijn er twee soorten monstransen: de stralenmonstrans en de torenmonstrans, waarbij de naam verwijst naar de vorm van het voorwerp. De torenmonstrans is erg verwant met de reliekhouders, die erg populair waren vóór de aanbidding van het Heilig Sacrament een hoge vlucht nam. geplaatst.
Bij plechtige gelegenheden wordt bijzondere eer aan mensen en voorwerpen bewezen met het wierookvatEen liturgisch voorwerp dat bestaat uit een schaal opgehangen aan drie kettingen. Op de schaal is een deksel dat ook aan een ketting hangt. In de schaal worden wierookkorrels op gloeiende kolen gelegd, zodat zij beginnen te geuren. Door met het wierookvat te zwaaien wordt het vuur aangewakkerd en kan de wierookgeur zich verder verspreiden. Het wierookvat wordt gebruikt om bepaalde personen [de priester, de bisschop, de gelovigen, …] of bepaalde voorwerpen [een kruis, de Bijbel, het Heilig Sacrament, …] bijzondere eer te bewijzen..
DE PERSONEN
Geografisch is de hele bewoonde wereld opgedeeld in kerkprovincies, die op hun beurt bestaan uit bisdommen, van waaruit de plaatselijke Kerk wordt bestuurd. Het belangrijkste bisdom binnen een kerkprovincie is het aartsbisdomHet belangrijkste bisdom binnen een kerkprovincie. In België is dit het bisdom Mechelen-Brussel. Een aartsbisdom wordt bestuurd door een aartsbisschop.. Aan het hoofd van een bisdom staat een bisschopPriester die de leiding heeft van een bisdom. Zie ook aartsbisschop.. Deze laat zich bijstaan door verschillende vicarissenVolgens het kerkelijk recht is een vicaris een plaatsvervanger van een ambtsdrager. In een bisdom laat een bisschop zich bijstaan door verschillende vicarissen: priesters die een bepaald beleidsdomein binnen het bisdom behartigen (parochies, liturgie, …). Een bisdom bestaat uit verschillende dekenaten, elk geleid door een deken In elk dekenaat zijn er verschillende parochies met een pastoor, die hiervoor de eindverantwoordelijkheid draagt. Al deze personen zijn priesters. Daarnaast kunnen ook niet-priesters benoemd zijn voor parochiewerk: diakens en pastorale werk(st)ers.
Tijdens een ceremonie kan een priester zich laten helpen door één of meer misdienaars, acolieten en lectoren. Voor de materiële zorg in een kerk is de koster heel belangrijk. Voor het financiële beheer van het patrimonium van de kerk zorgen de kerkmeestersEen leek die lid is van het kerkbestuur. In die functie is hij/zij medeverantwoordelijk voor het materieel en financieel beheer van het gebouw en alle bezittingen van de kerk..
Er zijn twee soorten priesters: seculiere en reguliere. Reguliere priestersEen priester die deel uitmaakt van een religieuze orde en zich dus onderwerpt aan de regel van deze orde en gehoorzaamheid verschuldigd is aan de overste van zijn (klooster)gemeenschap. maken deel uit van een bepaalde kloosterordeOrganisatie van ongehuwde vrouwen of mannen die in gemeenschap willen leven om zich te wijden aan religieus leven. Zij volgen hierbij de regel van hun stichter: o.a. Augustinus, Benedictus, Norbertus, Franciscus, Dominicus, Ignatius, … Bij het toetreden tot de orde leggen de leden drie geloften af: gehoorzaamheid (aan de overste), armoede (geen persoonlijk bezit) en zuiverheid (geen lichamelijke relatie). en vallen dus onder het gezag van hun overste. Seculiere priestersEen priester die geen deel uitmaakt van een religieuze orde en dus valt onder het bisschoppelijk gezag. zijn geen kloosterling en vallen dus onder het gezag van een bisschop.
In mannenkloosters en -abdijen zijn er doorgaans twee soorten geestelijken: zij die priester zijn – patersPriester die lid is van een religieuze orde. – en zij die die dit niet zijn – broedersEen kloosterling die geen priester is.. Leden van een kloosterorde die zich vooral wijdt aan geestelijk leven noemen we monnikenEen mannelijk lid van een kloosterorde die zich in de beslotenheid van een klooster of abdij concentreert op een leven van evenwicht tussen gebed en arbeid.. Leden van een vrouwenklooster zijn kloosterzustersVrouwelijk lid van een religieuze orde of nonnen. Wanneer ze volgens hun regel dit kloostergebouw niet verlaten, zijn ze slotzustersEen vrouwelijk lid van een kloosterorde die zich in de beslotenheid van een klooster of abdij concentreert op een leven van evenwicht tussen gebed en arbeid. of monialen.
BegijnenLid van een gemeenschap van ongehuwde vrouwen die een religieus leven leidden en in een begijnhof woonden. Begijnen legden slechts twee (tijdelijke) geloften af: gehoorzaamheid (aan de grootjuffrouw van het begijnhof) en zuiverheid. Vermits ze geen gelofte van armoede aflegden, mochten ze eigendom bezitten. Ze moesten ook in hun eigen onderhoud voorzien. onderscheidden zich van kloosterzusters omdat ze, net zoals hun mannelijke tegenhangers de begaardenMannelijke tegenhanger van begijn. Net als begijnen waren ze ongehuwd en legden begaarden slechts (twee) tijdelijke geloften af: gehoorzaamheid en zuiverheid. Begaarden woonden samen in een huis in de stad en legden zich toe op onderwijs en armenzorg. Nogal wat begaarden waren ook wevers. In Antwerpen herinnert de Beggaardenstraat aan hun aanwezigheid op die plek., slechts tijdelijke geloften aflegden en geen gelofte van armoede. Nog minder gebonden waren de geestelijke dochtersEen ongehuwde vrouw die enkel de (tijdelijke) gelofte van zuiverheid aflegde en zich onder de geestelijke leiding van een priester plaatste, doorgaans een jezuïet, om een doorgedreven spiritueel leven te leiden. Zij woonden in hun eigen huizen in de stad, soms ook samen met familieleden. In onze streken was dit het antwoord van de jezuïeten op het feit dat zij geen vrouwelijke orde hadden. In protestantse gebieden, waar kloosters waren afgeschaft, was dit een uitweg voor vrouwen die een kloosterleven ambieerden. Andere benamingen zijn ‘kwezel’ en ‘klopje’ (dit laatste enkel in Nederland)..
Mensen die een geestelijk leven leiden in totale afzondering noemt men kluizenaars.
Aan een kathedraal en andere belangrijke kerken is een kapittelAlle kanunniken die verbonden zijn aan een kathedraal of een andere belangrijke kerk, die men dan kapittelkerk of collegiale kerk noemt. In een klooster of abdij is dit ook de vergadering van de religieuzen, in een kapittelzaal, ‘met stem in het kapittel’. van kanunnikenIemand die samen met andere kanunniken verbonden is aan een kathedraal of collegiale kerk en als voornaamste taak heeft, in te staan voor het koorgebed. verbonden, die instaan voor het koorgebedHet dagelijkse officiële publieke gebed in de Rooms-Katholieke Kerk. Op 5 [vóór het Tweede Vaticaans Concilie 8] momenten gespreid over de dag [en de nacht] wordt in abdijen, kloosters en kapittelkerken samengekomen om deze gebeden te bidden en te zingen..
De hoogste functie, na die van paus, in de Kerk is die van kardinaalIn de Rooms-Katholieke Kerk is een kardinaal lid van de raad van de paus en heeft dus een belangrijke adviserende rol. Tot de leeftijdsgrens van tachtig jaar verkiezen de kardinalen ook de nieuwe paus. De meeste kardinalen zijn ook bisschop, maar dit is geen vereiste..
DE RELIGIEUZE KLEDING
Sinds het Tweede Vaticaans Concilie dragen de meeste religieuzen in het gewone leven kleding die zich niet onderscheidt van die van andere mensen. Sommige religieuzen willen als dusdanig zichtbaar zijn: mannen dragen dan een clergymanDoor een Priester gedragen zwart pak, met onder de jas een (meestal zwart) hemd met een opstaande witte boord. en vrouwen een kapje. Meer traditionele priesters dragen een soutaneEen lang, meestal zwart, gewaad dat tot de voeten reikt en vooraan van onder tot boven gesloten wordt met kleine knoopjes. Synoniem: toog. [eventueel met een cingel ] en op het hoofd soms een bonnetVierkant hoedje dat traditioneel door priesters wordt/werd gedragen samen met de soutane. Ze is meestal zwart en heeft 3 opstaande kammen die in het midden samenkomen onder een pompon. Een jezuïetenbonnet heeft 4 opstaande kammen..
Monniken en monialen dragen een pijEen tot op de voeten rijkend gewaad met lange mouwen en zonder knopen, meestal met een aangehechte kap. Dit is de typische kleding voor monniken en monialen.. De meeste religieuze ordes hebben specifieke kledingvoorschriften. Hun leden zijn dan ook herkenbaar aan hun habijtAlgemene benaming voor de typische kleding van een bepaalde religieuze orde.. Zo dragen franciscanen een bruine pij en rond het middel een touw met daarin 3 knopen. NorbertijnenEen lid van een religieuze orde die in 1220 werd gesticht door de Heilige Norbertus in Prémontré (Noord-Frankrijk). Vandaar dat de officiële benaming voor norbertijn is: reguliere kanunnik van de Orde van Prémontré. In Antwerpen was de Sint-Michielsabdij een norbertijnenabdij. noemt men ook witheren omdat zij een witte soutane dragen. Dominicanen droegen traditioneel een witte pij met daarover een zwarte mantel en trappisten een witte pij met daarover een zwarte scapulierEen schouderkleed dat bestaat uit een lap stof met de breedte van de schouders, waarin een opening voor het hoofd en dat de volledige voor- en achterzijde van een pij bedekt. Het wordt gedragen door verschillende religieuze ordes, o.a. trappisten, karmelieten, alexianen, ….
Bij religieuze plechtigheden dragen priesters, diakens, misdienaars en acolieten een albeEen lang wit gewaad met lange mouwen, gedragen tijdens religieuze plechtigheden door priesters, diakens, pastorale werkers, misdienaars en acolieten.. Hierover dragen priesters tijdens de misDe liturgische viering waarin de eucharistie centraal staat. Ze bestaat uit twee grote delen: de woorddienst en de tafeldienst. De woorddienst omvat gebeden om ontferming, de Bijbellezingen en de homilie. De tafeldienst begint met de offerande, waarbij brood en wijn op het altaar worden geplaatst. Dan volgt het grote dankgebed, waarin de lof van God wordt gezongen en waarin de consecratie plaatsvindt. Vaste onderdelen zijn ook het bidden van het Onzevader en een vredeswens en zo kan men op een symbolische manier aan tafel gaan met Jezus tijdens de communie. De mis eindigt met een wegzending (het Latijnse missa, waarvan ‘mis’ is afgeleid): de opdracht om in dezelfde geest de wereld in te stappen. een stool geschikt over beide schouder en met de twee uiteinden vooraan even lang, met daarover rond het middel een cingelMeestal wit koord dat een persoon die een albe draagt om het middel bindt. Een cingel is ook de brede band die priesters soms rond hun middel over een soutane dragen.. Hier overheen wordt nog een kazuifelMouwloos gewaad dat de priester boven de albe en de stool draagt tijdens de mis. gedragen. Kazuifel en stoolEen lange strook stof die door de priester om de hals wordt gedragen en waarvan de twee uiteinden vooraan even lang zijn. De stool wordt gedragen tijdens de mis en het toedienen van de andere sacramenten. hebben de liturgische kleurenDe kleur van o.a. de kazuifel, de dalmatiek en de stool varieert volgens de tijd van het jaar. De belangrijkste liturgische kleuren zijn: groen: dit is de standaardkleur paars: in tijden van boetedoening en verwachting, nl. de advent en de vasten. wit: op de hoogfeesten zoals Kerstmis en Pasen rood: op de feesten van de Heilige Geest [zoals Pinksteren en het vormsel] en op bijzondere feesten van martelaren..
Wanneer diakens een stool dragen, doen ze dit over de linkerschouder schuin over de borst. Bij religieuze plechtigheden kunnen ze ook een dalmatiekEen gewaad dat op een kazuifel gelijkt, maar ervan verschilt doordat hij mouwen heeft. Een dalmatiek is een typisch kledingstuk dat diakens dragen tijdens liturgische plechtigheden. dragen in de gepaste liturgische kleur.
Misdienaars en acolieten dragen soms een witte superplieEen halflang wit gewaad met lange mouwen dat over een soutane wordt gedragen. Rochet [als ‘roket’ uitgesproken] is een synoniem. boven een zwarte of rode toog.
Net als andere priesters kunnen bisschoppen een bonnet dragen. Het meest in het oog springende hoofddeksel van een bisschop is echter de mijterHet ceremonieel hoofddeksel van bisschoppen en abten. De voor- en achterzijde zijn qua vorm identieke vijfhoeken die met de punt naar boven wijzen.. Die draagt hij enkel bij ceremonies. Onder de mijter draagt hij een solideoEen klein zijden hoofddeksel in de vorm van een bolkap, dat erg lijkt op een joods keppeltje. Hij wordt gedragen door bisschoppen [paars], kardinalen [rood] en de paus [wit]., die hij afzet ‘enkel voor God’, tijdens het eucharistisch gebed.
Voor een paus zijn er, naast de mijter en de solideo, twee specifieke hoofddeksels, die echter enigszins in onbruik zijn geraakt. De staatsiekroon, de tiaraEen driekroon: een hoofddeksel dat bestaat uit drie boven elkaar geplaatste kronen. Hij werd door pausen gedragen bij officiële, niet-liturgische, plechtigheden vanaf het begin van de 14 eeuw tot 1964, toen paus Paulus VI afstand deed van zijn tiara t.v.v. ontwikkelingshulp., werd voor het laatst gedragen in 1964. Ook de camauroEen rode fluwelen muts afgezoomd met witte bont, dat door pausen wordt gedragen. geraakte sindsdien in onbruik en werd nog één keer gedragen door paus Benedictus XVI: in de winter van 2005. Het was dan ook bitterkoud op het Sint-Pietersplein.
KERKELIJK JAAR
Zoals een schooljaar niet begint op 1 januari (maar op 1 september), heeft ook het kerkelijk jaar een eigen startdag (die niet altijd op dezelfde datum valt). Voor de Kerk begint het jaar de vierde zondag vóór Kerstmis; d.i. de eerste zondag van de adventVoorbereidingstijd voor Kerstmis. Deze periode begint de 4 zondag voor Kerstmis., de voorbereidingstijd voor KerstmisHet feest waarop de geboorte van Jezus wordt herdacht. Dit feest wordt altijd op 25 december gevierd.. Hierdoor begint het kerkelijk jaar ten vroegste op 27 november en ten laatste op 2 december.
In de kersttijd zijn er nog twee belangrijke nafeesten: DriekoningenOp 6 januari wordt het evangelieverhaal herdacht dat vertelt hoe wijzen uit het Oosten kwamen om Jezus als Zoon van God eer te bewijzen. Men noemt dit feest ook het Feest van de Openbaring van de Heer, omdat de wijzen Jezus erkennen als mens geworden Zoon van God – zo wordt dus ‘openbaar’ wie Hij is. op 6 januari en Onze-Lieve-Vrouw Lichtmis op 2 februari. Dit betekent meteen het einde van de kersttijd.
Het belangrijkste christelijke feest is PasenHet feest waarop wordt gevierd dat Jezus verrezen is op de 3 dag na zijn kruisdood. Dit wil zeggen dat Jezus ondanks zijn sterven verder leeft. Dit feest wordt gevierd op de 1 zondag na de 1 volle maan van de lente.. De voorbereidingstijd voor Pasen is de vasten, die begint op AswoensdagWoensdag van de 7 week vóór Pasen. Op deze dag begint de vasten. Het is een dag van boete en inkeer, wat wordt gesymboliseerd in het askruisje: op het voorhoofd wordt met asse een kruisje getekend of gestempeld onder het uitspreken van de woorden: “Besef, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren”. en zes weken duurt. De zondag voor Pasen vieren we PalmzondagDe zondag vóór Pasen. Op deze dag herdenkt men de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem. Tijdens de liturgische vieringen van Palmzondag wordt het lijdensverhaal van Jezus integraal gelezen.. De laatste week van de vastenDit is de voorbereidingstijd op Pasen, die ook wel de Veertigdagentijd wordt genoemd. Hij begint op Aswoensdag en eindigt op de zaterdag voor Pasen. Wanneer men de 6 zondagen van de vasten niet meetelt, heeft men zo 40 dagen waarin christenen worden geacht om soberder te leven. De laatste week van de vasten noemt men de Goede Week. noemen we de Goede WeekDe week vóór Pasen, die begint met Palmzondag. In die week zijn er ook nog Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Ze eindigt met Stille Zaterdag., met Witte Donderdag, Goede VrijdagDe vrijdag vóór Pasen, waarop men de kruisdood van Jezus herdenkt. Traditioneel wordt op deze dag de kruisweg gebruikt als bron voor meditatie., waarop we achtereenvolgens het Laatste Avondmaal en het lijden en de dood van Jezus herdenken. Dan volgt Stille ZaterdagDe zaterdag vóór Pasen. Dit is een dag van waken en bidden, zodat men ’s avonds tijdens de paaswake de verrijzenis van Jezus kan vieren. Men noemt deze zaterdag ‘stil’ omdat die dag de kerkklokken zwijgen. Pas in de loop van de paaswake worden zij opnieuw geluid. Synoniem Paaszaterdag. met de PaaswakeDe avondlijke liturgische viering op de vooravond van Pasen. De paaswake is de belangrijkste kerkelijke viering. Ze is het feest van het licht, het feest van het water en het feest van de vreugde om Jezus’ verrijzenis. Tijdens deze viering wordt de nieuwe paaskaars ontstoken en het nieuwe wijwater gewijd., die eindigt met de paasviering.
Veertig dagen na Pasen wordt de Hemelvaart van de HeerIn de Handelingen van de Apostelen wordt verteld dat Jezus veertig dagen na Pasen voor de ogen van zijn leerlingen ten hemel opsteeg en uit hun zicht verdween. Meteen is er een engel die hen erop wijst dat zij hier op aarde een taak hebben. Dit feest valt altijd op een donderdag, veertig dagen na Pasen. gevierd en tien dagen later is het PinksterenHet feest, 50 dagen na Pasen, waarop de nederdaling van de Heilige Geest wordt gevierd. Hiermee wordt verwezen naar het verhaal uit de Handelingen van de Apostelen waarin de leerlingen na de dood van Jezus ervaren hoe de Heilige Geest zich in de vorm van vlammende tongen manifesteert. Het gevolg is dat zij uit hun beslotenheid treden en beginnen te preken in de talen van hun toehoorders. Eigenlijk wordt op die manier het begin van de Kerk gevierd..
Daarnaast zijn er nog tal van andere kerkelijke feesten, waarvan de meest populaire de Tenhemelopneming van MariaDit feest – op 15 augustus – speelt een belangrijke rol in de verering van Maria als Moeder Gods. Als belangrijkste heilige is het voor christenen evident dat zij bij haar dood onmiddellijk in het hemelse paradijs werd opgenomen. In de oosterse kerken noemt men dit het feest van “het ontslapen van de Moeder Gods”, m.a.w. haar overlijden, dat meteen een hemelse wedergeboorte inhoudt. In Antwerpen viert men op die dag ook Moederdag. Sommigen noemen dit ook de Hemelvaart van Maria, wat echter fout is. In tegenstelling tot Jezus – die als God zelf naar de plaats kon terugkeren waar hij thuis is – kon Maria enkel door toedoen van God de Vader en Jezus in de hemel worden opgenomen. [15 augustus], AllerheiligenKerkelijke feestdag waarop alle heiligen die geen eigen feestdag hebben, worden herdacht. Dit feest wordt gevierd op 1 november. [1 november] en AllerzielenKerkelijke feestdag waarop alle overledenen worden herdacht. Dit feest wordt gevierd op 2 november. [2 november] zijn.