Tentoonstellingen - Archief
1999 - Antoon van Dijck, anders bekeken
17 Mei – 30 September 1999
Over
‘registers en contrefeytsels, tronies en copyen’
in Antwerpse kerken en kloostersGebouwencomplex waarin leden van een religieuze orde samenleven. Zij volgen daarbij de regel van hun stichter. De oudste kloosterordes zijn de kartuizers, dominicanen, franciscanen, augustijnen en hun vrouwelijke tegenhanger. Let wel: benedictijnen, norbertijnen, cisterciënzers, trappisten en hun vrouwelijke tegenhangers wonen in een abdij; jezuïeten in een huis.
Wanneer er sprake is van Antoon Van Dyck denkt men meestal aan zijn schitterende verwezenlijkingen als portretschilder aan het Engelse Hof. Nochtans waren zijn kortstondige verblijven in zijn geboortestad Antwerpen telkens een aanleiding voor bestellingen van portretten van talrijke vooraanstaande personen. Evenmin bekend is zijn globale inbreng alhier als schilder van religieuze stukken. Zo is de relatie van Van Dyck met de verschillende monumentale kerken van Antwerpen groter dan doorgaans vermoed wordt.
Daarom organiseerde TOPA in het kader van het Van Dyck 1999 project van Antwerpen Open vzw, een tentoonstelling die liep van liep van 17 mei tot 30 september 1999.
De tentoonstelling vond plaats in de betrokken kerken waar alle elementen belicht werden, hetzij aan de hand van de kunstwerken zelf, hetzij door middel van 17de-eeuwse gravures of fotografische reproducties.
Allereerst vindt men in kerkelijke archieven enkele belangrijke biografische gegevens van de meester terug: van doopselDoor dit sacrament wordt een mens lid van de kerkelijke geloofsgemeenschap. De kern van het gebeuren is een rituele wassing, die zich meestal beperkt tot besprenkeling van het hoofd met water. Het doopsel wordt in principe toegediend door een priester, maar nu dikwijls ook door een diaken. tot testamentaire beschikkingen. Was hij niet geboren in de schaduw van de KathedraalDe hoofdkerk van een bisdom, waar de zetel van de bisschop staat.?
Voor verschillende van deze kerken heeft hij één of meerdere religieuze werken gerealiseerd, zoals De kruisdraging in de St.-Pauluskerk, of de zeer bekende De heiligeDit is een titel die de Kerk aan een overledene toekent die bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. In de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe Kerk mogen heiligen worden vereerd (niet aanbeden). Een aantal heiligen zijn ook martelaren. Rosalia en De gelukzalige Herman-Jozef voor de Mariacongregaties van de jezuïeten.
Verder beelden meerdere portretten uit zijn Iconografie personen uit die nauw verbonden waren met het sociaal- culturele, wetenschappelijke en spirituele leven rond de Antwerpse kerken: bisschopPriester die de leiding heeft van een bisdom. Zie ook aartsbisschop. Malderus, de kanunnikenIemand die samen met andere kanunniken verbonden is aan een kathedraal of collegiale kerk en als voornaamste taak heeft, in te staan voor het koorgebed. Aubertus Miraeus, Antoine de Tassis en Zeger van Hontsum, de organist Hendrik Liberti, de jezuïeten Carolus Scribani, Jean-Charles della Faille de Leverghem en Jean-Baptiste de Bisthoven. Zo heeft de meester de bijzondere dynamiek van het Antwerpse kerkelijke leven van die tijd (voor altijd) in de verf gezet.
Daarnaast ging de aandacht ook naar meerdere replieken door en kopieën naar Van Dyck, zowel wat portretten voor epitafen betreft als religieuze stukken, in het bijzonder voor de Maria devotie.
Antoon van Dyck
en de Antwerpse Monumentale Kerken
De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal heeft wel een bijzondere band met Antoon Van Dyck. Zijn vader Frans was dienend meester van de Gilde van VenerabelDe geconsacreerde hostie, waarin men de aanwezigheid van Jezus Christus erkent. Een synoniem is ‘het Venerabel’. In grotere kerken is hieraan een eigen kapel toegewijd, doorgaans aan de zuidzijde van de kerk. en trouwde er in februari 1590 met Maria Cuypers. Hun zoon Antoon werd er gedoopt op 23 maart 1599 (het doopregister wordt bewaard in het Stadsarchief). En zijn allerlaatste religieuze bestelling betrof een altaarstuk voor het Gilde van de Jonge Kruisboog. Wegens zijn vroegtijdig overlijden werd dit uitgevoerd door Cornelis Schut (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, inv. 327). Verschillende vooraanstaande personen die met de kathedraal nauw betrokken waren, lieten zich door de meester portretteren: bisschop Malderus, de kanunniken Aubertus Miraeus, Antoine de Tassis en Zeger van Hontsum, en de organist Hendrik Liberti.
In de St.-Andrieskerk was tot in de 19de eeuw de epitaaf te bewonderen van het echtpaar Jan de Wael en Gertrudis de Jode. Hoewel tot nog toe de schilder ervan onbekend is, werden de portretten van het echtpaar op de luiken gekopieerd naar het zeer beroemde dubbelportret door Van Dyck (Munich). Ook één van de 19de-eeuwse kruiswegstaties zou geïnspireerd zijn door De kruisdraging van Van Dyck.
Met de Antwerpse jezuïeten was Van Dyck nauw verbonden. Voor hun kerk, de huidige St.-Carolus Borromeuskerk, leverde P.P. Rubens in 1621 de 39 thans verdwenen plafondschilderijen. Hiervoor kreeg hij de hulp van Van Dyck. In 1628 werd Van Dyck lid van één van de Maria-congregaties van de jezuïeten en voor die gelegenheid schilderde hij één van zijn mooiste werken, De Heilige Rosalia. Voor dezelfde Sodaliteit volgde kort nadien De gelukzalige Herman-Jozef (beide in Wenen, Kunsthistorisches Museum). Verschillende jezuïeten die tot zijn kring van geleerden behoorden, werden geportretteerd: Carolus Scribani, Jean-Charles della Faille en Jean-Baptiste de Bisthoven.
Voor de St.-Jacobskerk, nochtans één van de mooiste kerken van de stad, vooral bekend om het graf van P.P. Rubens, heeft Van Dyck nooit een opdracht gekregen. Maar het is in deze kerk dat in 1660 zijn dochter Justina, en haar echtgenoot Sir John Stepney, zich volgens de katholieke ritus lieten herdopen en hertrouwden.
Ten gevolge van de Franse revolutie is nog enkel De kruisdraging voor de dominicanen ter plaatse in de St.-Pauluskerk te zien. Daarom ook was dit kunstwerk het boegbeeld van de tentoonstelling. Eerder uitzonderlijk is het aantal bewaarde schetsen voor dit jeugdwerk van Van Dyck: tien in getal. De laatste, het uiteindelijke modello, wordt bewaard in het Antwerpse Prentenkabinet.
Alle gegevens werden gepubliceerd in een waardevolle catalogus voorzien met kleurenillustraties en wetenschappelijke bijdragen van meerdere kunsthistorici.