Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sint-Paulus, de Antwerpse dominicanenkerk, een openbaring.

Een kerk voor predicatie, biecht en muziek

Het (grote) orgel

De kerkgemeenschap beleeft des te meer deugd aan het geloof wanneer zij zingend kan bidden. Zang en muziek worden ondersteund door het kerkinstrument bij uitstek: het orgel. Het imposante orgel mag beschouwd worden als het belangrijkste grote historische orgel in de Zuidelijke Nederlanden. De kern ervan wordt vóór 1654-1658 gebouwd door Nicolaes Van (der) Haegen. Met zijn drie handklavieren, een pedaal, zevenenveertig registers en 3303 pijpen is het voor die tijd een uitzonderlijk groot instrument. Al snel geniet het faam, zo blijkt onder meer uit de uitvoerige ode ter gelegenheid van de inspeling en het concert door de Brusselse hoforganist Abraham Van de Kerckhoven bij het bezoek van koningin Christina van Zweden in 1658. Met inbegrip van de beide vrij unieke pedaaltorens staat het in 1661 model voor het nieuwe orgel in de protestantse Grote Kerk van Dordrecht.

Maar hoe lang duren mooie liedjes? Bij de brand van 1679 stort het gewelf in en beschadigt ernstig het orgel. De daaropvolgende, grondige restauratie wordt in de top als een heropstanding gesymboliseerd door de feniks, die uit het vuur herrijst.

De monumentale orgelkast is in 1654-1658 (of na 1679) gebeeldhouwd door Peter I Verbruggen, naar een ontwerp van Erasmus II Quellinus, een duo dat in 1664 de realisatie van de grote orgelkast in de O.-L.-Vrouwekathedraal toegewezen krijgt. Het hoofdwerk vindt men terug in het centrale deel van de bovenkast. Het positiefwerk, dat daar een verkleinde repliek van is, staat in de balustrade van het oorspronkelijke doksaal.

Jean-Baptist Forceville, die een tiental jaren eerder de opdracht kreeg voor een koororgel op het koordoksaal, komt het in 1730-1732 renoveren en uitbreiden. In de 19de eeuw wordt het instrument opnieuw verbouwd en gemoderniseerd, eerst door Jean-Joseph Delhaye in 1824, en in 1843 door François Loret. Ondanks de verschillende bouwfasen vormt het meubel één groots geheel dat harmonisch past tegen heel de westmuur.

Naar aanleiding van de restauratie van het grote orgel in 1992-1996 beslist men om in 1998 een tweede, kleiner orgelinstrument bij te bouwen, ingebouwd onderaan in het bestaande orgelmeubel, om koor en orkest te begeleiden bij ‘hedendaagse’ muziekuitvoeringen. Het heeft twee klavieren, een pedaal en zestien registers en 926 pijpen. Samen tellen beide orgels 4229 pijpen.

Traditiegetrouw hebben musicerende engeltjes plaatsgenomen boven op het hoofdwerk, de pedaaltorens en het rugpositief. De beide scherpe frontons worden bekroond door een lier en geflankeerd door engeltjes: links blaast er een de bazuin, rechts bespeelt het linkse een viool of vedel terwijl het rechtse uit een boek zingt.

Twee grote serafijnen, staande op een gevaarlijke, maar blijkbaar getemde draak, steken triomfantelijk de bazuin voor de glorie van God: “Godlof!”, zo klinkt het in de psalmen. Te Deum laudamus (U, God, loven wij) is het gebruikelijk loflied bij elke grote overwinning. In combinatie met de feniks zien sommigen hierin de Verrijzenis, de triomf van het geloof, de glorie van God of het Laatste Oordeel. Maar hoe moeten de twee monsters opgevat worden? Zijn deze ineengedrukte draken de overwonnenen van de triomferende engelen die op hen staan? Monsters staan sowieso voor de machten van het kwaad, maar twee bedwongen monsters verbeelden traditioneel de aspis (slang) en de basilisk, die, naar psalm 90:13, als symbolen van de zonde en de dood aan de voeten van de overwinnaar (Christus) liggen, hier als voetsteun voor Gods engelen. De aspis is een slangachtig beest dat enkel door bezweringen onschadelijk kan worden gemaakt. Om aan die bezweringen te ontkomen, stopt het fabeldier met het einde van zijn staart een van zijn oren dicht. In psalm 57 (v. 5 e.v.) verpersoonlijkt hij de goddeloze zondaar: “als de dove aspis die zijn oren dichtstopt en niet luistert naar de stem der bezweerders”. Herkennen we hierin een ode aan de heilzame werking van orgelmuziek? De basilisk is een gevaarlijk monster dat door zijn blik een mens kan doden. Of vertegenwoordigen beide monsters de draken die door de psalmist opgeroepen worden om als eerste onder de schepselen God mee te loven? Ps. 148: “Looft de Heer, gij hier op aarde: de draken (zeegedrochten) …(v. 7), vuur en hagel (v. 8) , …, gij dieren in het wild, in het veld (v. 10a), kruipgedierte en vogels bevederd. (v. 10b)”.

In de onderste zone hangen enkele muziekinstrumenten als trofeeën. Links een soort fagot en een draagbare harp (met engelenhoofd), een viool, een fluit en een open boek. Verder, rechts, een trommel, een fluit en een tamboerijn, een mandoline en een open boek.

Elke pedaaltoren wordt onderaan omlijst door drie, het rugpositief door twee ramskoppen (let op de sik en de gekromde hoorns). Festoenen en (vruchten)guirlandes omlijsten horizontaal en verticaal verschillende geledingen van de orgelkast, her en der opgevrolijkt met een masker.

Op het rugpositief zien we een koor van vijf engeltjes, zittend of staand, te zingen. Het eerste van links houdt een dirigeerstokje en het tweede en het derde van links een zangboek.

De beide opschriften uit de psalmen onderaan de grote orgelkast sporen aan tot vreugdevolle zang en muziek voor God de Heer:

links:PSALLITE DEOrechts:IN CYMBALIS ET
 IN TYMPANO ET CHORO CITHARIS LAUDATE
 IN CHORDIS ET ORGANO DOMINUM DE CAELIS
 Psal. 148 Psal. 148

Deze teksten zijn geen direct citaat van die ene bepaalde psalm zoals de referentie telkens suggereert. Beide zijn samengesteld uit verscheidene onderdelen uit de laatste lofpsalmen; selectie en aanpassing staan in functie van het rijm, dat echter minder duidelijk is doordat wegens plaatsgebrek de tekst over drie regels verdeeld is. In vertaling luiden ze:

Psalmzingt voor onze God[Ps. 146,7b1 = 147,7b1]
met handtrom en reidans[Ps. 150,4a2]
met snaren en fluit.[Ps. 150,4b2]
Met cymbalen[Ps. 150,5a.5b]
en bij de citers.[Ps. 146,7b2 (= 147,7b2) of Ps. 150,3b,

 

maar in meervoudsvorm ! ]

loof de Heer vanuit het hemelgewelf.Psalm 148 [v. 1a]

In 1955 start pastoor Karel Dockx de traditie van de orkestmissen, die al gauw in het Antwerpse een begrip werden.