Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Toevluchtsoord voor relicten van verdwenen kloosters
Bij hun verhuis naar Boechout in 1876 hebben de BroedersEen kloosterling die geen priester is. Alexianen bij wijze van afscheid aan hun voormalige parochiekerk een prachtig schilderij nagelaten: ‘De HeiligeDit is een titel die de Kerk aan een overledene toekent die bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. In de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe Kerk mogen heiligen worden vereerd (niet aanbeden). Een aantal heiligen zijn ook martelaren. Maagd met Jezuskind in bloemenkrans’. Dit kleurrijke paneel, mogelijk van Andries Daneels (1ste helft 17de eeuw), in de noordelijke kooromgangWandelgang rond het hoogkoor, waarop eventueel koorkapellen en kranskapellen uitgeven. moge dan ook de herinnering levend houden aan de edelmoedige ziekenverzorgers binnen Antwerpens muren gedurende bijna 500 jaar. Aan de aanvankelijk rondreizende lekenbroeders wordt in 1345 een huis ter beschikking gesteld door Hendrik Suderman, ter hoogte van de huidige Sudermanstraat. Omdat de alexianen of cellenbroeders zich toeleggen op begravingen, komen zij omwille van besmettingsgevaar tijdens pestepidemies onder druk te staan om zich buiten het volkrijke stadscentrum te vestigen. De bouw van een nieuw kloosterGebouwencomplex waarin leden van een religieuze orde samenleven. Zij volgen daarbij de regel van hun stichter. De oudste kloosterordes zijn de kartuizers, dominicanen, franciscanen, augustijnen en hun vrouwelijke tegenhanger. Let wel: benedictijnen, norbertijnen, cisterciënzers, trappisten en hun vrouwelijke tegenhangers wonen in een abdij; jezuïeten in een huis. wordt in 1546 aangevat in de later naar hen genoemde Cellebroedersstraat. Omwille van het algemene nut mogen ze tijdens het Calvinistisch Bewind hun funeraire activiteiten voortzetten, zij het in burgerkledij. Na het Frans Bewind vestigen zij zich opnieuw in de naburige Jezusstraat met in 1852 een nieuw tehuis voor mannelijke geesteszieken.
In de 19de eeuw komen er in de kerk nogal wat kunstwerken terecht, afkomstig uit kloostergemeenschappen die het Frans Bewind niet overleefden. Zo stammen 2 schilderijen van Gaspar de Crayer uit de voormalige cisterciënzerinnenabdijEen geheel van gebouwen dat gebruikt wordt door monniken of monialen. Enkel cisterciënzers, benedictijnen, norbertijnen en trappisten, alsook hun vrouwelijke tegenhangers, hebben abdijen. Een abdij streeft ernaar om zelfvoorzienend te zijn. Nazareth bij Lier (1652–‘55). Na aanpassing qua formaat fungeren ze als luiken van een 17de-eeuws schilderij boven het zuiderportaal. Beide doeken stammen uit de reeks van 14 vrouwelijke en mannelijke cisterciënzerheiligen die de wanden van de abdijkerk sierde. De twee kloosterzustersVrouwelijk lid van een religieuze orde hier houden de handen voor zich gekruist op de borst.
Links ‘De zaligeZaligverklaring gaat vooraf aan heiligverklaring en betekent evenzeer dat de Kerk erkent dat deze overledene bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. Net als een heilige mag hij/zij worden vereerd (niet aanbeden). Sommige zaligen worden nooit heilig verklaard, meestal omdat zij enkel een lokaal belang hebben. Beatrijs van Nazareth aanschouwt in extase de Heilige DrievuldigheidDe opvatting dat er één God is die zich in drievoud manifesteert: Vader, Zoon (Jezus van Nazareth) en de Heilige Geest.’. Een van de attributen die van deze (vermeende eerste) abdisDe vrouw die door de abdijgemeenschap waarvan zij deel uitmaakt, gekozen is om deze gemeenschap gedurende een vastgestelde periode te leiden. van Nazareth (iets na 1200-1268) op de grond liggen, is het brandende hart van haar geestesvervoeringen. De volmaakte Godsliefde waar haar ziel mystiek naar opgaat en zoals beschreven in haar kleine traktaat ‘Seven manieren van minne’, werd in de Contrareformatie veraanschouwelijkt door de ‘Heilige Drievuldigheid’.
Rechts ‘De heilige Theresia van Portugal door Christus gekroond’. Na de ontbinding van haar huwelijk met de Portugese koning trad deze prinses (ca. 1178-1250) in het klooster van Lorvâo in en hervormde het tot een cisterciënzerinnengemeenschap. Het voorgestelde gebaar is dan ook sterk symbolisch geladen: in de plaats van de koninginnekroon die ze verloor, wordt Theresia door haar nieuwe ‘Bruidegom’, de verrezen Christus, getooid met de bruidskroon.
Verder is er het marmeren epitaaf van de kartuizermonnik uit het voormalige kartuizerklooster. De herkomst van ‘Sint-Norbertus’ (tegen de zuidelijke torenpijler) met de roemrijke Antwerpse Sint-Michielsabdij van de norbertijnenEen lid van een religieuze orde die in 1220 werd gesticht door de Heilige Norbertus in Prémontré (Noord-Frankrijk). Vandaar dat de officiële benaming voor norbertijn is: reguliere kanunnik van de Orde van Prémontré. In Antwerpen was de Sint-Michielsabdij een norbertijnenabdij. (op de achtergrond) is echter niet gekend.
- Sint-Jacobskerk
- Geschiedenis & Beschrijving
- Inleiding
- Sint-Jacob de Meerdere
- Op weg naar Compostella
- Historische context
- Een bouwwerf van eeuwen
- De Toren
- De architectuur
- Het grondplan
- Een parochiekerk
- De Mariakapel
- De Venerabelkapel
- De trouwkapel
- Een koor voor de kanunniken
- Kapellen van broederschappen en ambachten
- Een rustplaats voor de doden
- De grafkapellen
- Relicten van verdwenen kloosters
- De schatkamer
- Bibliografie