Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

De Antwerpse jezuïetenkerk, een openbaring.

De voorgevel

Een open geschiedenisboek

Ken je de geschiedenis van deze kerk niet van buiten? Dan organiseren we een examen met open boek buiten op het kerkplein. De gevel vertelt je in grote lijnen over het wel en wee van de kerk met vergulde data, hetzij in getallen, hetzij intellectueel-ludiek verwerkt in jaaropschriften of chronogrammen [Grieks: tijd-(op)schrift]. Deze laatste zijn in de barok erg populair, zij het nauwelijks te vatten door het gewone volk. Alle Romeinse letters die tevens een cijferwaarde hebben worden in hoofdletter weergegeven:

M 1000 · D 500 · C 100 · L 50 · X 10 · V 5 · I 1

De som vormt het jaartal. In het Latijnse alfabet wordt ook de letter U als een V geschreven.

Ontcijfer mee de geschiedenis van dit monument

  • In de bekroning van het hoofdportaal prijkt de toewijding van de kerk (1), die plaats vond bij de kerkwijding door bisschop Johannes Malderus op 12 september 1621. De tekst luidt – correct:
ChrIsto Deo, VIrgInI DeIparæ,
b. IgnatIo LoIoLae
soCIetatIs aVthorI SenatUs
popULUsqUe antVerpIensIs
pUbLICo et prIVato aere
ponere VoLVIt
Voor de goddelijke Christus, de goddelijke Maagd,
de zalige Ignatius van Loyola,
stichter van de Sociëteit, heeft het stadsbestuur
en het volk van Antwerpen
met openbare en private gelden
[dit] willen bouwen.

Wie goed rekent, komt echter bij de huidige toestand van dit opschrift uit op 1622, een fout te wijten aan een verstrooide restaurateur. De eerste I van aVihorI moet namelijk een t zijn: ‘aUthorI’ (dit is de verbasterde maar courante vorm van auctor: stichter, denk aan ‘auteur’).

Boven de zijramen van de tweede geleding wordt deze datum herhaald, zowel in Latijnse: MDCXXI (2) als in Arabische cijfers: 1621 (3).

  • Niet gedateerd op de gloednieuwe gevel zijn de luisterrijke feesten in 1622 ter gelegenheid van de heiligverklaring van de ordestichter Ignatius en van de grote missionaris Franciscus Xaverius. Het wordt een ongelooflijk schouwspel met door muziek opgeluisterde dankmissen, optochten en toneelopvoeringen. In een exuberante, vier uur durende stoet stappen zowel de ambachten en gilden als de rijk gekostumeerde leerlingen van het college op, vóór de praalwagen van Xaverius. Onderweg in feestelijk versierde straten wordt straattoneel opgevoerd. Klokkegelui en kanonsalvo’s versterken de emoties. ’s Avonds is er theatraal vuurwerk, gevel verlichting met kaarsen en een lichtshow met grote beschilderde transparanten die – in een overvloei systeem avant la lettre – afwisselend vanaf de beide traptorens getoond worden!
  • De luxueuze decoratie van de kerk, de verlichting van alle kerktorens in de stad en van de jezuïeten residenties, alles moet bijdragen tot meerdere eer van God en zijn jezuïeten heiligen. Maar feestjes (en) bouwen kost geld. In 1625 overschrijden de schulden zelfs de piek van een half miljoen florijnen (1 florijn = een dagloon van een meester-metser). Niettegenstaande de gunstige conjunctuur van het Twaalfjarig Bestand (1609–1621) bleven de vrijgevigheid van weldoeners, geldinzamelingsacties en subsidies van de overheid ontoereikend. Ondanks het bevel tot matiging van pater-generaal gaat pater-bouwheer Jacobus Tirinus ongestoord verder: hij voegt aan de kerk de twee zijkapellen toe (1621–1625) en vat de uitbreidingswerken van het professenhuis aan. Hij wordt dan ook vervangen door Jan de Tollenaere. Mede door een tijdelijke opschorting van de statuten van het professenhuis – onbekend gehouden voor het publiek – slaagt men er op drie jaar tijd in de geweldige schuldenlast af te lossen.
  • De Antwerpse jezuïeten blijven echter niet van tegen spoed gespaard. 18 juli 1718 is een zwarte bladzijde in het dagboek van de kerk. Een blikseminslag vernielt het hele schip. Vele kunstwerken, waaronder de 39 plafondschilderijen van Rubens, gaan in de vlammen op. In een dichtbundel van honderden verzen geraakt Godefridus Bouvaert, oud-leerling van de jezuïeten, maar niet uitverteld over deze rampzalige brand.

O! Juli, droef geheug! uwen achttiende dag,
Voor ’t oog, gehoor en hart, was’t een te bitt’ren slag!

  • Na amper 1 jaar, 3 maanden en 19 dagen gesloten geweest te zijn, kan de kerk op 6 november 1719 opnieuw gewijd worden, zo meldt dezelfde auteur fier in zijn nieuwe dichtbundel, parafraserend op Apocalyps 21: 4-5.

Voorts God zal al ’t getraan van hunne ogen vagen,
en daar en zal geen dood meer zijn, noch bitter klagen,
noch droefheid, noch getier, noch jammer, noch geschrei,
de eerste dingen zijn nu andermaal voorbij.
En die* zat op de troon, heeft tegen mij gesproken:
‘Zie, Ik maak alles nieuw van ’t geen er was gebroken.’

Het goede nieuws over deze heropstanding wil men ook op zinnebeeldige wijze duidelijk maken op het timpaanveld van het hoofdportaal (4): uit een graftombe stijgt de naam van Maria op. Net zoals zij uit de slaap tot nieuw (en eeuwig) leven is opgewekt, zo verrees – aldus het begeleidende chronogram – deze kerk die aan Maria toegewijd is uit haar as: ‘MarIae DICata eX CInere restItUor’ (1719). Een staaltje van het symbolisch-associatief denken dat toen fel beoefend werd in de pedagogie van de jezuïeten. Op beide deurvleugels samen (5) kun je nogmaals het jaartal van restauratie ‘anno’ ‘1719’ lezen, maar dan moet je wel wat geduld aan de dag leggen om dit speelse barokke sierschrift met spiegelbeeld te ‘ontcijferen’. Na nog twee jaar binnenrestauratie onder leiding van Jan Pieter I van Baurscheit is de kerk volledig uit het puin herrezen, zij het in een soberdere gedaante.

  • 1773, het jaar van de opheffing van de jezuïetenorde, vind je niet op de gevel – niemand treedt graag naar buiten met zijn droefenis. De machtige orde is voor een toenemend aantal katholieke naties ongewenst omwille van haar dogmatisch houvast (in tegenstelling tot de toenemende Verlichting), haar brede invloed en ook sociale weerstand in Zuid-Amerika (zoals verfilmd in The Mission). Ze wordt verdreven uit Portugal, Frankrijk en Spanje. Onder zware politieke druk besluit paus Clemens XIV uiteindelijk tot de – haast onbegrijpelijke – opheffing van de orde op 21 juli 1773. De Sociëteit telt dan 39 provincies met 23.000 leden. In het vooruitzicht van nieuwe inkomsten voor de staatskas doet de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia dit pauselijk besluit onmiddellijk uitvoeren; de jezuïeten goederen worden aangeslagen en het merendeel wordt te gelde gemaakt.

De collegegebouwen huisvesten ten tijde van de Oostenrijkers het Koninklijk College en de Militaire Academie, vanaf 1794 tot 1927 een militair hospitaal. De drie buitenverblijven worden verkocht aan particulieren. Blijven de collegegebouwen goed bewaard, dan is het statige professenhuis een triester lot beschoren. Samen met het sodaliteitsgebouw komt het in private handen. Alle verkoopbare materialen worden uitgebroken, enkel de buitengevels aan het kerkplein blijven gespaard. Het westelijk perceel met het sodaliteitsgebouw krijgt de meest uiteenlopende bestemmingen: vergaderplaats van de revolutionaire jacobijnenclub: de Société des Amis des Droits de l’Homme, muziek- en toneelzaal, feest- en danszaal bekend in het uitgaansleven, bazaar. In 1866 organiseert de Algemene Werkmansbond er een meeting voor algemeen stemrecht! Uiteindelijk wordt het pand in 1879 aangekocht voor de stedelijke bibliotheek. Voor de antiklerikalen een triomf: C’est aujourd’hui la chapelle silencieuse du Livre, propice à l’étude et aux méditations. De nieuwe hoofdingang krijgt een barokke poort, afkomstig van de voormalige kapel in het stadhuis. In 1883 krijgt Hendrik Conscience nog tijdens zijn leven van het stadsbestuur een standbeeld op het naar hem genoemde plein.

Alle roerende goederen worden in depots ondergebracht en gecatalogeerd. Ook de inboedel van de sodaliteiten wordt aangeslagen, niettegenstaande hun rechtmatig protest omdat zij een zelfstandig statuut hebben, los van de orde. Het wordt een grote uitverkoop van kerkornamenten en -linnen, zilverwerk, altaren, (500!) schilderijen, meubilair, keukengerei. De handschriften en een aantal boeken gaan naar de (latere) Koninklijke Bibliotheek, de schoolboeken naar de nieuwe staatsscholen. Wel wil de regering dat de Acta Sanctorum, het werk van de Bollandisten, verder gezet wordt. Daartoe mogen enkele ex-jezuïeten beschikken over 8.000 boekdelen en 453 manuscripten van hun voorgangers. Sinds de 19de eeuw loopt het project van de Bollandisten, de oudste wetenschappelijke instelling van het land, verder in de residentie Collège Saint-Michel te Brussel.

  • Wat nu met de kerk? Een eerste plan om ze te heropenen als parochiekerk voor Onze-Lieve-Vrouw-Noord gaat niet door. Ondertussen leert de Antwerpse bisschop Jacobus Wellens in Milaan een initiatief tot volksonderricht kennen, eertijds gesticht door aartsbisschop Carolus Borromeus († 1584). En zo start hij te Antwerpen met de Stichting voor onderwijs van bejaarden in de christelijke lering. Arme mensen ontvangen bij het bijwonen van een les een brood of één stuiver: voeding en opvoeding hand in hand. De werking gebeurt onder patronaat van de heilige Carolus Borromeus en krijgt in 1779 haar zetel in de voormalige jezuïetenkerk. In haar nieuwe bestemming van catecheselokaal voor volwassenen krijgt de kerk zelf ook Carolus Borromeus als nieuwe patroonheilige (feestdag 4 november). De bisschop van Antwerpen vraagt aan de regering een aantal schilderijen terug voor de opnieuw functionerende kerk, hij verkrijgt slechts enkele onbeduidende werken.
  • Doet de kerk onder het Oostenrijks Bewind nog even dienst als ziekenzaal, onder het Frans revolutionair bewind krijgt ze achtereenvolgens meerdere bestemmingen:
    • 1794: Opslagplaats voor opgeëiste kerkelijke goederen.
    • 1797: Tempel van de Wet voor het sluiten van burgerlijke huwelijken en de eredienst van la Déesse de la Raison. Vanwaar krijgen de Franse Revolutionairen de idee om een eredienst op te starten voor de goddelijke Rede? Zij geloven in God als Opperwezen. Maar zij zien in Hem enkel en alleen het ingenieuze Verstand dat alles tot stand heeft gebracht. De Liefde van God ‘de Vader’ waar de christenen zo door begeesterd zijn, is voor hen prietpraat. De Franse filosofen vergelijken God met een horlogemaker (Dieu le Horloger) die, eens zijn product, de schepping, afgeleverd, geen verdere interesse meer betoont, laat staan contact onderhoudt met zijn cliënt. Een relatie met God opbouwen via het gebed is voor hen zinloos tijdverlies. Kloosters voor de contemplatieve orden en kerken voor biddende gelovigen zijn aldus in hun ogen overbodig. Zij beperken zich tot een korte ceremoniële eerbetuiging aan het Goddelijke Verstand.
    • 1800: Tribunal criminel.
  • In 1801 wordt het bisdom Antwerpen opgeheven en voor het grootste deel toegevoegd aan het aartsbisdom Mechelen. Na het Concordaat van 1802 tussen de Heilige Stoel en Napoleon gaat de kerk opnieuw open voor de katholieke eredienst en doet ze zelfs even dienst als hoofdkerk vermits de Onze-Lieve-Vrouwekerk nog onbruikbaar is. Ook de catechismuslessen voor volwassenen worden opnieuw gegeven. Een jaar later, op 6 juni 1803, wordt ze met behoud van de naam Sint-Carolus Borromeus aangeduid als parochiekerk van een zelfstandige parochie. Willem Van Bomberghen wordt de eerste pastoor. Hierop alludeert het Latijnse jaarschrift op de basis van de tweede geleding (noordzijde) (6):
SanCte CaroLe BorroMaee
tIbI
fIDeLes
Heilige Carolus Borromeus,
aan u, [opgedragen]
door de gelovigen
  • In 1815 doet de kerk opnieuw dienst als militair gasthuis voor Engelse soldaten, gewond bij de Slag van Waterloo. Gedurende twee maanden gaat de eredienst door in de grote sacristie.
  • Tijdens het Hollands bewind (1815–1830) wil de Calvinistische koning Willem de kerk overdragen aan de protestantse christenen. Prompt organiseren de trouwe katholieke parochianen een grootscheepse geldinzameling zodat de kerkfabriek in 1817 de kerk voor 14.000 gulden van de staat weet over te kopen. Met het haast even grote overschot kan men herstellingen voorzien aan voorgevel, dak en toren. Zo is de kerkfabriek nu, uitzonderlijk, eigenaar van het gebouw.
  • Onmiddellijk na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 geeft kerkmeester J. Baesten ostentatief zijn ontslag als afkeuring van de uitgesproken Oranjegezindheid van pastoor Antonius Van den Broeck.
  • In 1860 schenkt een particulier een deel van het voormalige professenhuis aan de parochie: het wordt de huidige pastorie.
  • Op de basis van de 2de geleding (zuidzijde) (7) wordt gerefereerd naar 1865, het jaar waarin de restauratie, begonnen in 1849 onder leiding van F. Berckmans, voltooid werd:
sanCtI CaroLI
prIstInUs DeCor
reDDItUs
[ter ere] van de heilige Carolus
is de vroegere luister
hersteld
  • Sinds 1939 staat de kerk op de lijst van de beschermde monumenten, wat de last voor de kerkfabriek voortaan ruim verlicht.
  • In de jaren 1960 is de voorgevel zo in verval dat schuttingen geplaatst worden tegen vallende stenen. De laatste restauratiewerken aan de gevel worden uitgevoerd door architect Joseph-Louis Stynen in 1978–1980.

In 2009 ontsnapt de kerk aan een brandramp die dreigde te ontstaan door een oververhitting van spots en smeulend isolatiemateriaal in de galerijvloeren. Restauratie van het interieur dringt zich op.