Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Op reis in eigen stad

Een dagje FRANCE in Antwerpen

Onze-Lieve-Vrouwekathedraal

Handschoenmarkt 1

Hoe onze nationale geschiedenis met Frankrijk
afleesbaar is in een monument…

Een vroom begin (7de eeuw)

De eerste met naam gekende bezoekers in Antwerpen en tevens de oudste historische figuren van onze stad zijn ‘Fransmannen’: missionarissen die onze streken kerstenden. De eerste is Eloi, in het Latijn ‘Eligius’, die eerst een wereldse carrière als edelsmid en als koninklijk muntmeester uitbouwde (zie Sint-Andrieskerk, Sint-Eligiusaltaar). Nadien wordt hij bisschop van Noyon. Tijdens zijn missiereis door Vlaanderen gaat hij tot in Burcht en steekt er ca. 645 zelfs even de Schelde over om ook de inwoners van ‘Andoverpia’ Jezus’ Blijde Boodschap te brengen. Omdat de hele Antwerpse kerkgemeenschap – en in die zin ook de kathedraal – a.h.w. op hem ‘steunt’, staat hij als eerste aan het hoofdportaal van de O.-L.-Vrouwekathedraal om er de gelovigen te begroeten.

Aan het baanbrekend werk van Amandus werd een kleurrijk neogotisch glasraam in de Heilig Sacramentskapel gewijd: ‘Sint-Amandus komt in Antwerpen het christelijk geloof verkondigen’ (Edouard Didron, 1872). In de Louis Frarijnkapel in de kooromgang kom je beiden nogmaals tegen op de neogotische glasramen (Henri Dobbelaere, 1868), met boven hen het wapenschild dat met hun origine verbonden is, onderaan dat van hun sterfplaats. Samen staan ze eveneens op de buitenluiken van De Kruisoprichting’ (P.P.Rubens).

Zijn directe opvolger (ca.650-660) is Amandus, uit Aquitanië, die hier het kerkelijke leven meer organisatorisch uitbouwt en de eerste kapel bouwt ter ere van Sint-Pieter en Paulus. Niet te verwonderen dat beide pioniers in de dankbare herinnering van de Antwerpenaren werden opgenomen: aan elk werd in de 19de eeuw een parochiekerk toegewijd. Vooral Sint-Eligius mocht als modelheilige van al wie met smeedkunst te maken heeft, op een ruime belangstelling rekenen van beroepsverenigingen. Zo hadden de smeden hun altaar in de Kathedraal en de kapel van hun godshuis nabij de Paardenmarkt, aan hem toegewijd, terwijl hij als professioneel voorbeeld zeker niet mag ontbreken op het altaar van de munters in de Sint-Andrieskerk (zie aldaar). Ook nu vieren de christelijke metaalbewerkers zijn feestdag (7 december) in de Sint-Pauluskerk.

Van oudsher hoort het Antwerps grondgebied kerkelijk bij het bisdom Kamerijk (Cambrai), totdat in 1559 Antwerpen een zelfstandig bisdom wordt en de Onze-Lieve-Vrouwekerk tot de rang van kathedraal wordt verheven.

Uit angst voor het Frans Revolutionair Bewind verlaat ook de laatste bisschop in 1794 de stad. Wanneer dan Napoleon Bonaparte vanaf 1799 aan het bewind komt als consul, wordt de kerkvervolging een halt toegeroepen. Priesters moeten enkel de eed van trouw aan de grondwet afleggen. Door het concordaat met paus Pius VII (1801) probeert Napoleon de relaties met de katholieke kerk verder te normaliseren. Hierbij vervalt echter het bisdom Antwerpen en wordt het aan het aartsbisdom Mechelen gehecht. In 1961 wordt Antwerpen terug een eigen bisdom en wordt de hoofdkerk van Onze-Lieve-Vrouw terug ‘kathedraal’.

De kathedraal, door de Fransen bedreigd, eveneens door de Fransen gered.

Wanneer in 1797 de kerken worden gesloten, wordt Roché, een lid van de municipale raad, daarbij in de kathedraal gedood. Op 5 december 1798 geeft de ‘Administration Centrale du Département des Deux Nèthes’ opdracht aan Jan Blom een bestek op te maken voor de afbraak en de verkoop van de kathedraal. Ook de toren, de roem van Antwerpen, dreigt ontmanteld te worden. Deze architect neemt er zijn tijd voor en wanneer consul Napoleon een jaar later markies Charles d’ Herbouville tot prefect benoemt, beslist die om de plannen van de Revolutionairen terug te schroeven en de kathedraal te restaureren. Mede daarvoor krijgt hij in 1903 een straatnaam: de D’Herbouvillekaai. In 1803 stelt Bonaparte ‘Premier Consul’ zelf een bedrag van 15.000 fr. beschikbaar voor de restauratie.

De prijs van het succes: de Rubensen naar het Louvre in Parijs (heen en weer)

Omwille van de geboden tegenstand aan de Franse agressor zijn al eerder in 1794 tientallen Rubensen en werken van andere kunstschilders als oorlogsbuit uit de kerken geroofd. Ze zijn naar Parijs weggevoerd om in het nationaal museum van het Louvre de roem van Pieter Paul Rubens te illustreren. Wanneer bij zijn keizerskroning de erestoet door de Grande Galerie het Louvre schrijdt, staan in de voorstelling die dit historisch feit moet vereeuwigen, Napoleon en zijn echtgenote vlak voor vele (Antwerpse) Rubensen opgesteld, die hiermee als de topstukken van de hele museumcollectie in beeld worden gebracht. Blijkbaar prijkt Rubens’ meesterwerk ‘De Kruisafneming’ (1611-’14) als pronkstuk van het ‘wereldmuseum’ vlak achter de keizer.

Stoet in het Louvre na de Keizerskroning van Napoleon I

Na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815 zullen zij nog datzelfde jaar triomfantelijk onder klokkengelui terugkeren, zij het niet alle op hun vertrouwde plek. ‘De Kruisoprichting’ die allereerst de devotie tot Jezus wil ondersteunen, krijgt gelukkig weer een plaats in een kerk. Als pendant van ‘De Kruisafneming’ siert het sindsdien de tegenoverliggende dwarsbeuk van de Kathedraal.

De Onze-Lieve-Vrouwetoren, ’s lands mooiste
(zelfs op Franse bodem)

Over de schoonheid van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwetoren moet niet gediscussieerd worden: deze is ’s lands mooiste (gotische toren). Alleen krijgt hij in de internationale kunstgeschiedenis niet de aandacht die hij verdient, en dit omwille van het kleine Nederlandse taalgebied, dat we dan nog voor twee derden moeten delen met (chauvenistische) Nederlanders die enkel oog hebben voor die … domtoren van Utrecht. Wedden dat wanneer deze gotische toren zich (nog) op Frans grondgebied zou bevinden, hij zou doorgaan voor ‘la plus belle de la France’ en zelfs van de hele … ‘monde’ ?

De jansenist J. Lemaître, bewondert de kathedraal, speciaal de toren, die hij even mooi vindt als deze van Straatsburg.

Bij zijn bezoek aan Antwerpen, op 22 augustus 1837, bekijkt Victor Hugo de stad van op de kathedraaltoren. Enthousiast schrijft hij daarover diezelfde dag naar zijn vriend Louis Boulanger: “…Un titan pourrait y habiter, une femme voudrait l’avoir à son cou…”.

Indachtig de talloze gotische kerktorens in onze streken, brengt Michelet (1837) als volgt op een onvolprezen wijze hulde aan de elegante toren: La Belgique est une Lombardie dont Anvers est la Venise. Hij voegt er de aardige beschrijving aan toe: “… la charmante tour d’Anvers s’élève doucement étagée, comme une gigantesque corbeille tressée des joncs de l’Escaut.”

Interieur

In deze kerk hoort ook het grafmonument van Isabella Bourbon thuis (maar voorlopig nog in het Museum van Leuven). Karel de Stoute, hertog van Boergondië hertrouwt in 1454 met Isabella, dochter van Karel I de Bourbon. Hun enig kind is Maria van Bourgondië. Anno 1465 overlijdt Isabella in de Antwerpse Sint-Michielsabdij. In de abdijkerk wordt voor haar een grafmonument opgericht, dat gelukkig ontsnapt aan de Beeldenstorm in de 16de eeuw en aan de Franse Revolutie. Door de afbraak van de abdijkerk komt het in 1872 in de kathedraal terecht. De 24 beeldjes der pleuranten (of rouwdragers) wisten echter niet aan de beeldenstorm te ontsnappen. Toch zijn er tien bewaard gebleven in het Rijksmuseum van Amsterdam. Het ligbeeld zelf is een prachtige herinnering aan de glorie van een Bourbon prinses en een Valois prins, die hertog van Brabant en markgraaf van Antwerpen was.

Grafmonument voor Isabella van Bourbon en 10 van de 24 bijhorende 'pleurants'

Op het altaar van Sint-Vincentius a Paulo (Frans Baeckelmans en Jan-Baptist Van Wint, 1897) staat centraal de beeltenis van de heilige (1576-1660), die zich over arme kinderen en vondelingen ontfermt. Daar rondom worden de overige zes Werken van barmhartigheid uitgebeeld, telkens met Vincentius als hoofdpersonage. Aan deze grote caritatieve Franse heilige is in de 19de eeuw door de Zusters van Liefde te Antwerpen een hospitaal toegewijd, in de naar hem genoemde Sint-Vincentiusstraat. Heel actief waren ook de Sint-Vincentiusverenigingen om aan de sociale noden van de armere bevolking tegemoet te komen. Op de luiken staat onder meer de heilige Lodewijk, koning van Frankrijk (1215-1270).

Het ‘Bourgondisch raam’ in de huidige Sint-Antoniuskapel dateert van 1503, wanneer het door Filips de Schone, hertog van Bourgondië, werd geschonken naar aanleiding van een handelsverdrag met Hendrik VII, koning van Engeland.

Sint-Vincentiusaltaar - De naakten kleden

Muziek kent geen grenzen
Musique sans frontières

Aan deze kapittelkerk zijn nogal wat bekende zang- en muziekmeesters verbonden.

  • Johannes Ockeghem (ca.1420 – Tours 1497) staat in de rekeningen minstens voor één jaar als zanger hier vermeld. Nadien was hij als kapelmeester werkzaam voor hertog Karel I van Bourbon te Moulins en vervolgens voor de koningen Karel V en Lodewijk XI. Als beloning werd hij o.a. kanunnik aan de Notre Dame van Parijs.
  • Johannes Regis (=Leroy) (1430-ca.1485) was benoemd tot zangmeester van de kathedraal van Kamerijk en tot secretaris van Dufay, In 1463 is hij hier zangmeester.
  • Severin Cornet (Valenciennes 1520-1582) werkt in de S. Maria Maggiore te Rome. Vanaf 1560 is hij te Antwerpen waar hij huwt met Jeanne Barbé, dochter van André Barbé, kapelmeester van deze kerk. In 1572 wordt hij zelf kapelmeester hier tot de schorsing van de katholieke godsdienst in 1581.
  • Een andere zanger hier in de 18de eeuw is François Gossec, die vooral bekend bleef als componist van de Franse Revolutie te Parijs.