Op reis in eigen stad
Een BERGWANDELING in Antwerpen
Willem Ogierplaats, voorheen de Visberg
Langsheen de nieuwe kaaimuren kwamen brede verkeerswegen. Hiervoor diende de helling (of afzink) van de Visberg afgegraven te worden, wat een bruusk niveauverschil creëerde. De oplossing in 1886 bestond erin de aldus verkregen steile hoogte te metsen, er een terras aan te leggen én van een dubbele trap te voorzien. Als je die beklimt ervaar je het niveauverschil tussen en het Antwerpse ‘lage land’ en de Antwerpse ‘bergen’. Sindsdien komen de afgeknotte Kuipersstraat en de Kaasstraat er samen. Tot dan daalden de twee naar elkaar toelopende straten hier af via de Visberg, die een afzink vormde naar de lagergelegen Vismarkt aan de Scheldeoever.
Na de afkoping van de Scheldetol in 1863, geraakte de Antwerpse haven in de ban van een boost die de stad tot in het diepst van haar vezels beroerde. Omwille van o.m. de toegankelijkheid van de zeeschepen en de bereikbaarheid van de dokwerkers, leek de Scheldeoever tegen de stad de meest gunstige plek voor de uitbouw van de nieuwe haven. En dus moest voor de toekomst het verleden wijken… Een strook van ca. 100 m breed en dit van noord tot zuid over een lengte van 3,5 km, werd het terrein geëffend (een eufemisme voor ‘tabula rasa’). Het terrein voor de loodsen (‘hangars’) en de aanleg van de kaaiwegen noopte o.m. tot het afgraven van de Visberg. Zelfs de naam Visberg overleefde de alles platwalsende ingreep niet. Voor velen is het dan ook een ongekende oude toponiem geworden.
Maar sta je op de oude Vismarkt, het huidige Steenplein, dan mag je je daar een heuse helling inbeelden. Alleen de Willem Ogierplaats is nog een litteken van deze voormalige hoogte.
Omwille van de vismijn ter hoogte van het huidige Steenplein had de landrug hier de naam ‘Visberg’ gekregen.
In 2015 werd niet toevallig op de Willem Ogierplaats een monument opgericht om een van de meest verdienstelijke stadsgidsen te eren. Deze plek die hij ‘zijn podium’ noemde, met zicht op de Schelde en schuin tegenover het Steen, begon de bekende stadsgids George van Cauwenbergh (+ 2007) steeds zijn onvergetelijke stadsrondleidingen.
Hij raakte vooral bekend als de schrijver van tientallen boeken over Antwerpen.
De Gids voor Oud-Antwerpen (1973 met tal van herwerkte uitgaven) is ongetwijfeld zijn bekendste. Hiermee opende hij de ogen van de Antwerpenaren voor het unieke bouwhistorisch patrimonium van hun stad. Zijn verdienste was niet zozeer gelegen in het opzoekingswerk want de historische wetenswaardigheden putte hij grotendeels uit de Evoluties van het Antwerpsche stadsbeeld. Geschiedkundige kronijken van Amand de Lattin van een dertigtal jaren eerder. Zijn troef was het charisma waarmee hij het woord voerde én schreef. Hij verstond de kunst van beknopt én sappig te vertellen. De Geschiedenis met grote ‘G’ wist hij te koppelen aan de anekdotische lief-en-leed-verhalen van de gewone man. Bovendien was hij door de tijdsomstandigheden méér maatschappelijk bewogen bij het schrijven over zoveel bedreigd stedenschoon. Zijn hart bloedde door de wilde afbraak en de al te koele ‘moderne’ saneringen in de ruim genomen ‘golden sixties’. In die zin was zijn Gids niet alleen een beknopte kanjer van een handboek voor wie in Oud-Antwerpen op verkenning ging, maar evenzeer een gedurfde aanklacht tegen een onbarmhartige afbraakwoede en een smaakloze wederopbouw die tot ver in de jaren 1970 het historisch stadscentrum verminkten. Daarom schreef hij samen met Roger Binnemans ook de overvloedig geïllustreerde Atlas van Antwerpen, wat ondertussen een standaardwerk geworden is over de stedelijke veranderingen tijdens de 20ste eeuw. Het mag gezegd zoals Schepen van Cultuur Philip Heylen het in zijn inhuldigingstoespraak verwoordde: “Hij plantte de liefde voor de stad in ieder van ons.”
Het bas-reliëf van beeldhouwer Frans Heirbaut “heeft hem mooi weergegeven, met zijn onafscheidelijke parka aan, de voeten gekruist”.
Patrick Janssens schonk de opbrengst van zijn burgemeestersbal in 2007 aan het monument, Heylen deed dat in 2008 met zijn Zwoele Zomeravond.
Door de nood aan wederopbouw in de naoorlogse jaren en door het elan dat uitging van de wereldtentoonstelling ‘Expo ‘58’ te Brussel, stond de Europeanen van het oude continent enkel nog de American dream van het nieuwe continent voor ogen.
Fortuinlijker lot was de Bloedberg, Guldenberg, Koraalberg en Kauwenberg beschoren. Samen met de hoge rug van de Hoogstraat behoorden zij tot de heuvelketen die de Schelde langs de rechteroever indijkte en intoomde en waarop de oerbewoners een veilige vestigingsplaats in een drassig gebied vonden.
Tussen deze heuvelruggen drong de rivier in en mondde uit in kleine inhammen: de vlieten. Eens gonsden zij van maritiem verkeer, door hun overwelving vervielen ze tot straatjes en pleintjes, afgezonderd van hun bron, de stroom. Het einde van het Venetiaanse Antwerpen.