Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

De Onze-Lieve-Vrouwetoren van Antwerpen

Hoe laat is het? Het uurwerk

Het uurwerkmechanisme

De mechaniek van het eerste torenuurwerk (1457) deelt de dag in (tweemaal) 12 gelijke delen in. Met de latere installatie van wijzerplaten kan de bevolking het uur (aan de ‘hand’ van één wijzer) aflezen, ook als er geen zon schijnt op de zonnewijzer.

De volgende data zijn relevant voor Antwerpen:

  • 1459, Gabriel, de klok die het uur sloeg (bediend door een klokkenluider) maar ook de basistoon aangaf voor de beiaard; rond 1480 bestond dit instrument reeds met handbediening van enkele luidklokken, die opgehangen zijn in de vierde geleding van de Noordertoren (zeggen de kronieken). Tegelijk met de engel van de Annunciatie, werd de klok Maria gewijd (zie verder).
  • In 1507, 15 augustus, werd de zwaarste klok, Karolus, vernoemd naar de keizer, gewijd.
  • 1537-1538, de recent benoemde stadshorlogemaker, Michiel de Kempenere, plaatst een nieuw torenuurwerk en daarna een klavier voor de beiaard (reeds vermeld in een kroniek 1503); het vorige uurwerk gaat naar de Sint-Jacobstoren;
  • 1541, hij installeert een voorslag en wijzerplaten. Vanaf dan kan de stadsbeiaard op gezette tijden automatisch een melodie aframmelen, waarbij we dit laatste beleefd bedoelen: ‘rammel’ is de naam voor de trommel met verplaatsbare pinnen die door tuimelaars, veren, stangen, ijzerdraad en hamertjes de klokken aanslaan.
  • Eind 16e eeuw: stadshorlogemaker is Matheus Bastiaens; tweemaal per dag beklimt hij de toren om het uurwerk op te winden, dat daarna wel de volgende 12 uren slaat.
  • 1609, zoon en opvolger Jacques Bastiaens dient het hele horloge van de toren te halen, tegen een forse vergoeding voor de vernieuwing van de voorslag en verbindingsstang met het uurwerk.
  • Rond 1640: de beiaard biedt meer melodieuze mogelijkheden maar dat vereist een grotere en vooral preciezere trommel: perfect rond, perfecte afmetingen van en tussen de gaten die de pinnen bevatten.
  • 1651: Joos Zillemans en Herman Corthuys krijgen hun offerte voor 17.000 gulden geaccepteerd. De opdracht luidt o.a. in volcomen perfectie te brengen het gaende werck ende slachwerck.

 

De horlogemakers werkten onder nauwgezet toezicht vanwege de stad en een expert wiskundige, Godeshoven, was streng en veeleisend na een bezoek, zeer precies gedateerd 8 oktober 1651. Het zijn de gereputeerde gebroeders Hemony die daarna de nieuwe klokken, nu 32 in totaal, over drie octaven op het klavier, installeren, een werk dat drie jaren, 1655 tot 1658 in beslag neemt. De trommel blijft dienstdoen tot in onze tijd. Opnieuw kreeg de Sint-Jacobskerk enkele niet meer gebruikte klokken cadeau.

  • Alleszins voor 1723 wordt een technologische vernieuwing veralgemeend, die ons nu vanzelfsprekend voorkomt: de installatie van een slinger in plaats van een waagbalk als regelmechanisme voor de klikkende raderwerken.
  • Tussen 1681 en 1730 is Herman Corthuys junior stadshorlogemaker à 350 gulden per jaar, goed voor dagelijks opwinden van het horloge, af en toe de melodie op de trommel veranderen maar geen grote herstellingswerken verricht en dus ook geen ervaring opgebouwd. Maar hoe zet je de klok ‘juist’? De ijking gebeurt … volgens de loop der sonne, met een gevelzonnewijzer of een zakmodel (later contractueel vastgelegd, in 1732).
  • 1730: Jan De Hondt dient een begroting in, compleet met referenties van de Tongerlose abdij, om de trommel niet in zijn geheel te vervangen (en als oud ijzer te recupereren), maar grondig te repareren. Pittig detail: hij vervaardigde 3000 noten, waarvan 300 ‘dubbele’ uit topkwaliteit Zweeds ijzer en staal. Op tijd voor Kerstmis 1731! Jan blijft in functie tot zijn dood in 1741.
  • Voor opvolging schrijft de stad een wedstrijd met proefstuk uit, die in 1742 tot de benoeming van Lambert Le Jeune leidt. Een groot onderhoud na elf jaar slijtage dringt zich op, want o.a. de hamers komen te hard op de beiaardklokken terecht (en veren niet terug) of hangen integendeel te los en de melodie houdt geen zorgvuldige maat. Met een betere slinger slaagt deze horlogemaker erin het uurwerk om te vormen tot een 24-uurs mechanisme, dat maar ééns per etmaal de opwinding met mankracht vereist. De rammel zal nu ook om het kwartier een melodietje laten klinken.
  • In die jaren is de stad toch dikwijls hoogst ontevreden over het geleverde (of niet-geleverde) werk van diverse horlogemakers, dreigt ze met boetes, inhouding op vergoeding, aanstellen van vervangers (Anthonis De Hondt, zoon van Jan) en verbod om de stad te verlaten. Het leest als een hedendaags verhaal.
  • 1753 en volgende: de laatsten die voor het onderhoud van de toenmalige installatie instonden zijn François Frickx en Henry Gellaerst.
  • 1784-1785: de beslissing valt een volledig nieuw uurwerkmechanisme te installeren, dat zo lang mogelijk moest meegaan; de trommel kon wel nog worden hersteld van zijn vele fouten. Petrus Van Hoof kreeg felicitaties van drie meester-horlogemakers, die geen enkele fout konden vaststellen, volledig terecht want zijn horloge liep ook tot in onze tijd, met overgang op elektrische voeding in 1870 en tot de komst van de computer (maar het mechanisme, met zijn tegengewichten van 80 kg, van 60 kg en 20 kg bestaat nog). 
OLV-torens vanuit het Oosten