De Onze-Lieve-Vrouwetoren van Antwerpen
Bijhorigheden ten top
De bliksemafleider
Waarom heb je thuis rookmelders hangen? Omdat het moest, of vooral: omdat brand het grootste, altijd dreigende gevaar is?
De kathedraalDe hoofdkerk van een bisdom, waar de zetel van de bisschop staat. werd er niet van gespaard: niet tijdens de bouwwerken (1434) en vooral niet na de voltooide kruiskoepel, in de nacht van 5 op 6 oktober 1533. Onder het dak van middenbeukDe ruimte tussen de twee middelste reeksen pijlers van het schip. en dwarsschipHet dwarsschip vormt a.h.w. de dwarsbalk van het kruisvormige grondplan. Het dwarsschip bestaat uit twee kruisbeuken of dwarsbeuken, die elk links en rechts een uitsprong vormen t.o.v. het schip. Synoniem Transept. waren de gewelven nog in hout, met zoals de houten kapOpstaand hoofddeksel gedragen door vrouwelijke religieuzen. Tot het Tweede Vaticaans Concilie bedekte de kap het volledige haar en de hals. Tegenwoordig staat de kap meestal op het haar. van de zuidertoren. Bij die ramp bleven hoogkoorIn een groot koor met verschillende onderdelen, is het hoogkoor dat deel van het koor waar zich het hoofdaltaar bevindt. en noordertoren gespaard, volgens een lofdicht van stadssecretaris Cornelius Grapheus aan de burgemeester (tevens zijn werkgever) Lancelot van Ursel, dankzij zijn uiterste krachtinspanning (“summa turris servata labore”).
De torenspitsen bleven kwetsbaar voor inslaande bliksem, hetgeen zich ongetwijfeld voorgedaan heeft op 17 februari 1683 met brand in de toren.
De torenwachters en de brandklok dienden bijgevolg als veiligheidsvoorziening voor het gebouw, evenzeer als voor de omliggende stad. Zij beschikten over loden waterreservoirs en na 1740 over een brandspuit, vernieuwd in 1782. Enkele jaren tevoren, op 29 augustus 1765, had een vals brandalarm, de Zielenbrand, de stad in rep en roer gezet (en de Mechelse Maneblussers gelegenheid tot tegenscoren met spotliedjes).
In april 1864 werd een bliksemafleider geplaatst; eerst op de zuidertoren een ijzeren staaf van 71 meter, daarna met meer moeilijkheden een op de noordertoren. Om deze ijzeren staaf van 25 mm dik te monteren, zaten vier onverschrokken werklieden op het kruis. Dergelijke halsbrekende toeren hielden de toekijkende massa in spanning. De bliksemafleider langsheen de gevel mat 160 meter en werd elke vijf meter aan bevestigingspunten vastgemaakt. Bovenaan stak de naald van de bliksemafleider vier meter de lucht in: onderaan groef men als aarding een put, waarbij men op een ingemetste doodskist stootte, en daarin een niet-dateerbare, maar goed geconserveerde vrouw!
Het was langs deze bliksemafleider dat waaghals Jaak Versteylen de toren beklom in 1864.
BRON: Antwerpsche Tydinghen Doc.C.
In de 20e eeuw werd de brandbeveiliging voor het hele kerkgebouw vernieuwd van de donderroede tot waterleidingen, tot recent de brandweer grootscheepse oefeningen hield, compleet met oppompen van Scheldewater.