Zevende NACHT van de KERKEN
11 augustus 2018
‘DE HEMEL OP AARDE’
KERKEN MÉT OF ZONDER BAROK
Een voorproefje
Antwerpen is zonder enige twijfel de meest uitgesproken barokke stad van de Lage Landen, waar men lééft en waar het leven uitbundig gevierd wordt. Toch rest ons nog maar een echte op en top barokke kerk: de Sint-Carolus Borromeus. De meeste middeleeuwse kerken, gotisch van architectuur, kennen enkel een barokke ‘garnituur’, maar wél een die tellen kan: het meubilair en de decoratie, de liturgie en de muziek!
Het opkomend protestantisme dat de nadruk legt op het aanhoren van Gods woord resulteerde in het midden van de 16de eeuw in een heuse beeldenstorm tot groot verdriet van katholiek Antwerpen. De katholieke Kerk is ervan overtuigd dat men God ook tastbaar in de sacramenten kan ontmoeten en wil dit graag vreugdevol vieren als een feestelijk gebeuren. Vanaf het einde van de 16de eeuw worden de gotische kerken dan ook opnieuw kleurrijk aangekleed. En met Rubens aan kop zorgt het herwonnen zelfbewustzijn van de Katholieke Kerk in de 17de eeuw voor een echte triomfantelijke barokstijl. En dat laat zich niet enkel zien in de schilderijen op de altaren, maar in ál het overvloedige kerkmeubilair: verheven altaren, verfijnde koorgestoelten, leerzame preek- en biechtstoelen en speelse orgelkasten. Ook zonder life orgelspel weten die je in een muzikale stemming te brengen.
Hoog tegen de muren en plafonds willen schilders en beeldhouwers zelfs de poorten van de hemel doen opengaan. De hele kerk heeft trouwens iets weg van een hemelse feestzaal, want de ontmoeting met God mag een feest zijn! De liturgische diensten blijven niet beperkt tot vaststaande missen, maar groeien bij gelegenheid uit tot theatrale manifestaties met speciale effecten, luisterrijke gelegenheidsversieringen, optochten en toneel. Dit alles moest voelbaar maken hoe geliefd Jezus, Maria en de heiligen wel niet zijn. Geen kosten werden gespaard. Een overdaad … die begon te schaden.
Eerst bij de Franse Revolutie en nog eens opnieuw in de jaren 1960 komt er aan dat ‘rijke Roomse leven’ een einde. Voor het kritisch zelfbewustzijn van het Westen was elk triomfalisme uit den boze, zeker dat van de godsdienst. Al gauw smolt het katholiek zelfbewustzijn als sneeuw voor de zon van de Verlichting en de secularisatie. Het leek wel alsof het geloof niet langer gevierd mocht worden. We kropen terug in de kast alsof er nooit een eerste Pinksterwonder had plaats gevonden.
Gelukkig bleven er her en der – niet in het minst in Antwerpen – nog echo’s van het ‘barokke’ feestgedruis binnen de Kerk verder leven, vooral dan door toedoen van zang en muziek. Het orgelspel blijft tot op de dag van vandaag gehandhaafd. Soms zijn er naweeën of zelfs heropflakkeringen van het plechtstatige gregoriaans. Zolang de kwaliteit van eigen zangkoren het toelaat, prijst men zich gelukkig, maar velen zijn al ten onder gegaan of met uitsterven bedreigd. Een hoge uitzondering vormen de orkestmissen in de Sint-Pauluskerk en de artiestenmissen in de Sint-Carolus Borromeuskerk.
Het typische zintuiglijke, feestelijke karakter van de ‘barok’ heeft ertoe geleid dat dit begrip niet alleen slaat op de stijl van Rubens’ 17de eeuw, maar ook in bredere zin staat voor ‘uitbundig feestelijk’, ‘speels fantasierijk’, ‘overvloedig decoratief’ – ‘het kan niet op’. In die zin wordt het gehanteerd door het culturele stadsfestival ‘Barok 2018 – Rubens inspireert’.
In het barokjaar 2018 zullen niet enkel de barokke kerken van de partij zijn.
Ook kerken in een andere stijl hebben iets van ‘barok’ in huis.
De kunstenaarsfamilie Quellinus en het Forceville-orgel op de Jakobsroute
De gotische Sint-Jacobskerk mag echt pronken met haar schitterende barokke interieur. Dit is voor het grootste deel te danken aan de kunstenaarsfamilie Quellinus (17de eeuw). Zij staat vandaag letterlijk in het middelpunt van de belangstelling.
Op het verbluffende marmeren hoofdaltaar (1685) van Artus II Quellinus wordt de heilige Jacobus van Compostella zegevierend als een held door engeltjes de hemel ingedragen. Hij wordt geflankeerd door zes enorme gedraaide zuilen in wit carraramarmer, o.m. versierd met sint-jacobsschelpen en de palmtakken van het martelaarschap.
Het bijzonder rijke houtsnijwerk van het koorgestoelte (1658-1670) is gezamenlijk werk van Artus I en Artus II Quellinus. Te midden van deze speelse barokke overvloed, met engelenkopjes, dieren en maskers, zongen de kanunniken eertijds tweemaal per dag de gebeden.
In de heerlijke Mariakapel gaat onze aandacht naar het devotiebeeld van Maria, ‘de Bedrukte Moeder’. Vroeger werd dit beeld meegedragen in de processies. Voor de gelegenheid kleden we Maria weer met haar 17de-eeuwse mantel! Het beeldje werd uit het hout gesneden door Artus II Quellinus. Werk van zijn broer, de schilder Erasmus II, kan ook in de kerk bewonderd worden.
Op de indrukwekkende koorafsluiting prijkt nog steeds het Forceville-orgel van 1730.
Deze historische kapel in de Keizerstraat, in de volksmond dan ook ‘Keizerskapel’ genoemd, wordt in 1512 gebouwd als ambachtskapel van de droogscheerders. In de 17de eeuw kent de kapel een ware bloei wanneer de Sint-Willibrordusparochie er tijdelijk onderkomen vindt. In die periode wordt de gotische kapel verfraaid met een barok portaal en met barokke meubelen, het altaar, de preekstoel (Peeter II Verbrugghen), de biechtstoelen, de communiebank. Ook de marmeren vloer en de prachtige monstrans (Corbion, 1653) dateren uit die periode.
Na de sluiting tijdens het Frans Bewind is de kapel de eerste kerk in Antwerpen die weer voor de katholieke eredienst geopend wordt. In de 19de eeuw wordt ze privébezit en ontsnapt ze een paar maal aan de slopershamer. Nadien functioneert ze als kloosterkapel van de Missionarissen van Afrika (de Witte Paters), die in de havenstad Antwerpen een vertrekbasis hebben voor hun missies overzee. Einde 19de eeuw worden er pareltjes van glasramen (L. Pluys en E. Steyaert) toegevoegd, die het leven van de jeugdige Maria weergeven.
Het fijne interieurschilderij uit 1710 van Alexander Casteels dat zich in de kapel bevindt is een prima insteek om samen met de plaatselijke gidsen deze barokke gebedsruimte te ontdekken.
De rondleidingen worden afgewisseld met orgelmuziek op het Willem Hendrik Mondt-Groenewoudorgel gebouwd in 1864. Het orgel ‘met hare vlammekes’ en de zangtribune bevinden zich buiten de oorspronkelijke kapel. Om die uit te breiden voor zang en muziek heeft men de aanpalende gang die naar het godshuis van de droogscheerders achter de kapel leidde, overwelfd voor een bovenbouw die bij de kapel aansluit en mooi afgesloten is met een balustrade.
Binnenzicht van de Sint-Annakapel, Alexander II Casteels, 1710
Dankzij dit schilderij kan met zich een uitstekend beeld vormen van het interieur van de kapel in 1710 met de preekstoel, de biechtstoel, de communiebank, het hoofdaltaar, de offertoog, allerhande meubilair, beeldhouwwerken.
Op dit tafereel herkent men tevens een aantal schilderijen, waarvan de meeste ondertussen verdwenen zijn. Duidelijk herkenbaar is het hoofdaltaar met de ‘Hemelvaart van Maria’ van Abraham Matthyssen. Het schilderijtje lijkt in die zin een waar kunstkabinet.
Bron: Keizerskapel Antwerpen, Jean-Pierre De Bruyn-Maurice Meul, 1994
Alexander Casteels (Antwerpen, voor 1665 – na 1716)
Over de architectuurschilder Alexander Casteels zijn bijna geen gegevens bekend, behalve dat hij lid was van een familie van talrijke kunstenaars. Geboorte- en sterfdatum ontbreken en zijn werkperiode wordt gesitueerd tussen 1687, jaar waarin hij lid werd van de Antwerpse Sint-Lucasgilde, en 1716, datum van zijn laatste gedateerde werk. Voor zover geweten had hij slechts één leerling in 1695-1696. De weinige werken van zijn hand, vijf in totaal, alle in waterverf op papier, zijn niet van een zeer grote schilderkunstige kwaliteit maar wel interessant als document. Ze leunen door hun naïviteit veeleer aan bij de volkskunst dan bij de schone kunsten. Slechts twee werken zijn gedateerd. Het eerste is een 1710 gedateerd interieurzicht van de kleine gotische Sint-Annakapel in de Keizerstraat, het tweede stelt het interieur van de Sint-Jacobskerk voor in 1716. Verder wordt in het Museum Vleeshuis een aquarel bewaard met het interieur van de eerste kapel van het jezuïetencollege in het Huis van Liere in de Prinsstraat. Op de tribune van de Sint-Carolus Borromeuskerk hangt een niet-gedateerd interieurzicht van de kerk zonder figuren. Casteels heeft ook het interieur van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal weergegeven, maar het materiaal, de afmetingen en de huidige locatie van het stuk zijn onbekend.
Bron: De documentaire waarde van de kerkinterieurs van de Antwerpse school in de Spaanse tijd (1585-1713), Claire Baisier, 2008
In de historische begijnhofkerk kan u vanavond even verwijlen in de geschiedenis van de kerk in het gezelschap van de grote barokkunstenaars Rubens en Jordaens en genieten van intieme barokmuziek.
Architect Hans van der Laan, bewoner van het Begijnhof, leidt u rond. Hij belicht niet alleen de geschiedenis en de architectuur van het begijnhof, maar brengt u ook dichter bij de barokke schilderijen De Nood Gods van Jacques (‘Jacob’) Jordaens (zie foto) en Sint-Fransiscus ontvangt de stigmata van de school van Rubens. In de vroegere kerk waren nog meer barokschilders vertegenwoordigd zoals Jan Boeckhorst, Adam Van Noort, Erasmus II Quellinus en Guido Reni. Overigens onder de begijnen vinden we o.m. de zussen van drie bekende kunstschilders: drie zusters van Antoon van Dyck en twee van Jacques Jordaens en een zus van de dierenschilder Frans Snijders.
Van de Barok naar de soberheid van het oerdegelijke Duits-Lutherse protestantisme
‘Brabantse Olijfberg’ is de (schuil)naam die de protestantse gemeente in Antwerpen aannam rond het midden van de 17de eeuw, de tijd dat protestanten slechts gedoogd werden en clandestien bijeenkwamen in privéwoningen. Een van de bekendste leden uit die periode was de barokschilder Jacques (‘Jacob’) Jordaens die nochtans schilderde in dienst van de Contrareformatie.
De protestantse gemeente huist sinds 1821 in de kapel van het voormalige klooster van de annonciaden die haar door Willem I werd toegewezen. Reeds ontdaan van veel barokke luister door het Frans Revolutionair Bewind, evolueerde ze verder van een barokkerk tot een soberder ‘preekkerk’ van het oerdegelijke Duits-Luthers protestantisme.
Aan de buitenkant is de kerk voor het grootse deel gerestaureerd en hopelijk kunnen in het voorjaar 2019 ook de glasramen van het koor hersteld worden. Daarna moet het interieur nog worden aangepakt, want dat is door de tijd gehavend. Niettemin ervaart u bij binnenkomst in deze ruimte nog iets van de voorname rijkdom van begin 1900. Het gebouw is een van de weinige overgebleven tekenen van de aanwezigheid van invloedrijke Duitse handelaren, bankiers en reders, die Antwerpen als thuisbasis hadden, voordat de wereldoorlogen daarin verandering brachten.
Nog veel meer barok dan Rubens alleen
Wie vanuit het verre Japan de Onze-Lieve-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen komt bezoeken, doet dit allereerst voor de topwerken van Rubens, de grootmeester van de barokschilderkunst. Toch valt er in deze immense kerk veel meer barok te bewonderen. Barok beleef je als je hoog de koepel inkijkt en Maria nastaart die dankzij de verbazingwekkende illusieschildering van Cornelis Schut ook letterlijk ‘ten hemel’ wordt opgenomen.
Maar het zijn niet enkel de kleuren van de schilderkunst die je in feeststemming brengen. Er is het verbluffende beeldhouwwerk van enkele funeraire monumenten. De overleden bisschop Capello ligt er in ‘levende lijve’ bij, de ene keer voor de bezoeker nog in ontbinding, een andere keer voor God (terug) levend. En kijk eens naar die dandy die weliswaar met een been in het graf staat, maar met het andere been eruit wil springen! Ook houtsnijwerk weet te bekoren. De gids zal je helpen de ‘sprekende beelden’ van de preekstoel nog beter te doen preken.
‘Barok’ is ook de liturgie op sommige hoogdagen, bv. met het gekroonde Mariabeeld in de hernieuwde processie op 14 augustus. Of wil je in de sacristie liever nat gesproeid worden door een dolfijn uit de Antwerpse ommegang?
De grote orgels speelden traditioneel een belangrijke rol bij het opluisteren van de diensten. Het majestueuze pas gerestaureerde doksaalorgel met zijn kast van Peter I Verbrugghen uit 1657 en zijn Schyvenorgel uit 1891 is de blikvanger (oorvanger) op de Nacht van de kerken.
Welkom in deze oase van rust en gebed aan de Schoenmarkt. Omwille van de ligging kennen de Antwerpenaren dit gebedshuis als “het Schoenmakerskapelleke”. Desondanks heeft het met dat ambacht geen uitstaans. De benaming in verkleinwoord wijst op de sympathie die deze bidplaats bij vele Sinjoren geniet.
De kapel baadt in een sfeer van volksdevotie: onophoudelijk worden er kaarsen geofferd, het altaar is onder de bloemen bedolven, ex-voto’s zijn ingemetseld in de muur. Dit alles omdat de kapel toegewijd is aan Jezus’ moeder Maria. Officieel is de titel van de kapel ‘Onze-Lieve-Vrouw-Geboorte’ of ‘Onze-Lieve-Vrouw-van-Toevlucht’. Toevlucht voor allen, ongeacht nood, rang, stand of ouderdom (van beroep). Enkel en alleen omdat tot in de jaren 1970 nogal wat prostituees van het stadscentrum hier kwamen bidden, circuleerde de bijnaam “het hoerenkapelletje”.
In St Carolus, we speak BAROQUE
Met een unieke schilderijwissel én een even unieke tentoonstelling van barokkant
In de 16de eeuw wordt de gebrekkige bijbelkennis van de katholieken terecht bekritiseerd door de protestanten. In de tijd van de Contrareformatie (vooral 17de eeuw) willen de jezuïeten de kennis van de Bijbel bij de katholieke gelovigen bevorderen via onderwijs en prediking. Hiervoor wenden ze niet alleen het geschreven of gesproken woord aan, maar ook het verbeelde woord: de schilder- en beeldhouwwerken. Het eerste wat vandaag nog steeds opvalt bij het binnenkomen van een barokke jezuïetenkerk is het reusachtige hoofdaltaar met een altaarschilderij van maar eventjes 5,35 m op 4m!
Maar, zo redeneerden de jezuïeten 400 jaar geleden, als je steeds naar dezelfde afbeelding moet kijken, schenk je er op de duur nog weinig aandacht aan. De bedoeling was (en is) dat je met het getoonde beeld mee-leeft, er vragen over stelt, tot bezinning komt en tenslotte goede keuzes maakt in het leven en zo God ontmoet. Daarom bedachten ze een uniek katrolsysteem om in de loop van het liturgisch jaar het schilderij viermaal te wisselen waarbij de schilderijen op doek in en uit een reservebak achter het altaar opgetrokken en neergehaald worden.
Van de oorspronkelijke vier werken zijn er nog twee aanwezig nl. De ‘Kruisoprichting door Gerard Zegers en De kroning van Maria door Cornelis Schut. Twee werken van Rubens: Sint-Ignatius en Sint-Franciscus Xaverius zijn na de opheffing van de orde in 1773 naar Wenen verhuisd, waar ze nu te bewonderen zijn in het Kunsthistorisches Museum. Midden 19de eeuw werd een derde werk, Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel door Gustaaf Wappers, toegevoegd.
Nu worden de schilderijen nog drie keer per jaar gewisseld. Op Aswoensdag komt De Kruisoprichting tevoorschijn, op paasmaandag (02/04/2018) O.-L.-Vrouw van de Karmel en midden augustus wordt De kroning van Maria getoond. Deze laatste wissel gebeurt dit jaar uitzonderlijk op 11 augustus ter gelegenheid van de ‘7de Nacht van de Antwerpse kerken’.
Voor en tijdens de schilderijenwissel geven we uitleg en nadien vertellen TOPA-gidsen over de barokpareltjes die deze kerk in ruime mate bezit. Ook de wereldvermaarde kantkamer, met een uitzonderlijke collectie Antwerpse religieuze kant, kan dan bezocht worden.
Begeesterende barok
In deze gotische dominicanenkerk toegewijd aan de heilige apostel Paulus zetten we vanavond drie grootmeesters van de barok in de kijker: een schilder en twee beeldhouwers.
We vergasten u op het verhaal van de speciale band die Pieter Paul Rubens had met de dominicanen en laten u kennis maken met de kunstwerken die hij voor de kerk maakte: De geseling van Christus (1617), in de schilderijencyclus van de 15 mysteries van de Rozenkrans, De geboorte van Christus (foto rechts), het enorme werk van 4 op 3 meter in de zuiddwarsbeuk en De Kerkelijke samenspraak over het Heilig Sacrament op het altaar van de Zoete Naam Jezus.
En u verneemt alles over het grootse werk dat Rubens maakte voor het hoofdaltaar Het visioen van Sint-Dominicus (foto links), en over …. waarom dit niet meer in de Sint-Pauluskerk te bewonderen is.
En trek vooral voldoende tijd uit voor het schitterende houtsnijwerk van de biechtstoelen (11 in totaal) met zijn ongelooflijke rijkdom aan symboliek, beelden en versieringen. Wij vertellen u alles over de kunstenaars: Peter I Verbruggen en Willem I Kerrickx.
Een barokke mis: een belévenis
In de jaren 1960, na het Vaticaans Concilie, verliest het rijke Roomse leven al zijn pluimen, en dat laat zich ook gevoelen bij de hardhandige restauratie van de Sint-Andrieskerk in de jaren 1970-’75. Het rijke decorum wordt geweerd en de heiligendevotie verdwijnt haast volledig uit het zicht. Toch willen we in Sint-Andries zeker op de liturgische hoogdagen dat feestelijke karakter graag nieuw leven inblazen door het aanwenden van een ‘barokke’ stijl met Schwung. Het meest in het oog springend is de schare misdienaars, in zwarte of helrode togen, en de stijlvolle, (échte) barokke misgewaden. Voor harmonie in de ganse kerkruimte zorgt de liturgische kleur van het moment die overal opduikt, gaande van de bloemen aan het altaar tot reuzenbanieren die het plafond raken.
En voor spirituele muziek kunnen we beroep doen op enkele getrouwe organisten. Het orkest bestaat soms enkel uit kinderen die heel eenvoudig met belletjes vrolijke volksliederen begeleiden, … maar het hart wordt geraakt; als dát geen ‘barok’ is! Een ‘Hemelse dimensie’ wordt voelbaar benaderd; esthetiek en liturgie gaan hand in hand. Enkele heiligen kregen opnieuw hun plaats van weleer, net zoals de musicerende engelen die in de wachtzaal zaten in het vooruitzicht van de restauratie van het orgel. Ook de Kruisweg die schijnbaar niet meer paste in het plaatje van de golden sixties, is terug op zijn plaats als een aanzet tot een hedendaagse bezinning.
De uitgesproken barokke zin voor decoratie laat zich ook zien in de aanpak van kazuifels met zwaar borduurwerk, in kleur of in gouddraad. Bepaalde voordien het gotische model uit het Noorden (lang en warm) de kazuifelmode, dan geeft in de baroktijd het zuiderse Italië de toon aan, ook inzake textiel, en komt zo het meer zomers type in zwang: korter (van stof), de schouders nauwelijks bedekt, en met uitgespaarde zones om de armen te bewegen (voor o.m. bij het opheffen van de hostie en de kelk). In de volksmond, ook bij de clerus, wordt dit type ‘vioolkist’ genoemd.
Het gekke van mode is dat het modieuze het praktische aspect vaak domineert. Dus, als men in Italië de noordelijke, gotische of de hedendaagse mode volgt, staan de arme geestelijken daar ’s zomers te puffen en te zweten onder lange warme gewaden. En als men in onze gewesten de Italiaans-Romeinse of barokke mode volgt droegen de arme geestelijken (tot ca. 1966) ook hier in het putje van de winter korte gewaden.
Komt daarbij dat na Vaticanum II een ideologisch accent zowel de nuchtere blik op het praktische nut als de stilistisch-esthetische blik doorkruist. Als reactie op het rijke Roomse leven, gesymboliseerd door de rijk geborduurde barokke kazuifels, staan de lange gewaden van het gotisch model symbool voor een modernere Kerkvisie. En dus onder het mom van “geen nieuwe wijn in oude zakken“ (Mt. 9:17) zijn zoveel met geduldige liefde geborduurde barokke kazuifels verdwenen in de kast waar ze door mot of valse plooien vergaan… of versjacherd en verknipt. O tempora, o mores.
Die verdwazing van de binnenkerkelijke ideologische strijd inzake kerkgewaden mocht wel eens doorprikt worden. Zo kwam de idee op of het niet nóg meer zinvol zou zijn om te denken aan twee types kazuifels: een wintermodel en een zomermodel. Het uitgangspunt voor elk liturgisch gewaad blijft: “bekleedt u met de nieuwe mens” (Ef. 4:24). De zorg om dan toch “geen nieuwe wijn in oude zakken“ te gieten, deed de droom ontluiken van een misgewaad in hedendaagse barokstijl.
Aan een Antwerpse designer ‘met naam’ werd gevraagd om een hedendaags kazuifel te ontwerpen. Onze voorkeur ging van meet af aan naar Dries Van Noten in wie we alle vertrouwen hebben dat hij onze stoutste dromen met verve zal weten waar te maken. Een dubbele creatie die net als de schitterende barokke gewaden nog lang mag meegaan in de eeuwige liturgie. Kom kijken en herken je in ‘de nieuwe mens’.
Neogotiek en barok: een mooi huwelijk
Meer dan 700 jaar geleden, in 1304 wordt de Sint-Joriskapel verheven tot de tweede parochiekerk van Antwerpen, na de Onze-Lieve-Vrouwekerk (de huidige kathedraal). De kleine kerk wordt voortdurend vergroot en aangepast aan de heersende stijlen, in de 17de eeuw ook aan de barok. Deze monumentale kerk, groter dan de huidige, wordt helaas tijdens het Frans Bewind afgebroken. Gelukkig hebben we er nog een indruk van dankzij een interieurschilderij van de kerk uit de 17de eeuw. Maar 50 jaar later, in 1853, staat er een nieuwe kerk: een van de eerste in de neogotische stijl.
Dit lijkt op het eerste gezicht niet meteen de plek waar je veel barok zou verwachten. En toch. U kan nog een schat aan barokke kunstwerken bewonderen, afkomstig uit de vroegere kerk. Denk maar aan de schilderijen De Kruisdraging van Antoine Sallaert, Het Sterfbed van Maria van Theodoor Van Thulden, De Werken van Barmhartigheid van Frans II Francken (atelier), ’Laat de Kinderen tot Mij komen’ van Frans I Francken of De Gedaanteverwisseling op de Berg Thabor van Michiel Coxcie.
En er is nog meer: zoals het merkwaardige ruiterbeeld van Sint-Joris, de patroon van de kerk, en het beeld van O.-L.-Vrouw van Zeven Weeën in de H. Hartkapel.
Naast het barokke liturgisch edelsmeedwerk tonen wij ook textiel, koorkappen waarvan de voorstellingen teruggaan op Rubens en neobarokke kazuifels.
En als kers op de taart: het ‘Magistraatsboek van de Broederschap van de HH. Petrus en Paulus’, genaamd de ‘Romanisten’. Zij verenigde de Antwerpse kunstenaars die de reis naar Rome hadden ondernomen, zoals P.P. Rubens, wiens handtekening in het boek prijkt.
Moderne iconen omringen Onze-Lieve-Vrouw
De bouw van de Sint-Michiel en Petruskerk in basiliekvorm was zeker revolutionair op het einde van de 19de eeuw, men verliet immers de toen gangbare neogotiek voor iets dat in heel België nog niet bestond. Het is duidelijk dat het triomfantelijke en rijkelijke van de Byzantijnse stijl toen perfect paste bij de triomferende kerk en bij de herwonnen rijkdom van Antwerpen. Zeg maar: Byzantijnse barok.
Het enige niet-19de-eeuwse kunstwerk in de kerk is het 17de-eeuwse beeld van Sint-Michiel, toegeschreven aan Hans van Mildert. Het is een erfenis uit de roemruchte Sint-Michielsabdij die tot het einde van de 18de eeuw de zuidkant van de Schelde domineerde.
Ter gelegenheid van het feest van O.-L.-Vrouw ten Hemel Opgenomen op 15 augustus, Moederdag, wordt het processievaandel van O.-L.-Vrouw van Scherpenheuvel ingezegend in de eucharistieviering van 11 u. Dit opmerkelijke vaandel dat in de periode 1920-1930 gemaakt werd is zopas gerestaureerd. We maken gebruik van de Nacht der Kerken op 11 augustus om het vaandel dan reeds op te stellen. Een primeur.
We zijn ook trots dat we dertig moderne Russisch-Orthodoxe iconen kunnen tonen van de iconograaf Lucas Ollomont Claeyé. De tentoongestelde werken sluiten naadloos aan bij het thema van Onze-Lieve-Vrouw.
Barok in opbouw
In de tweede helft van augustus rijst er in de Sint-Norbertuskerk een krachtig staaltje van vakmanschap op in een diepe, mahonierode kleur. Met een knipoog naar het barokke verleden van de stad, vormt het nieuwe orgel tegelijk de verbinding met een bruisende toekomst.
Het fonkelnieuwe orgel wordt een bijzonder instrument zowel qua vormgeving als qua klank. Het ziet er dan wel uit alsof het gebouwd is in de baroktijd maar zit vol hedendaagse snufjes zoals de windmotor die zichzelf aanpast qua toerental, afhankelijk van de nodige luchtdruk om een orgelpijp te laten spreken; of het klavier dat getransponeerd kan worden van 440 Hz (de hedendaagse stemming) naar 415 Hz (de barokke stemming, een halve toon lager). Het instrument vormt de ultieme combinatie van authentiek en toch hedendaags. En bovendien heeft het orgel zijn plaats beneden in de kerk. Zo kan het handen- en voetenwerk van de organist uitvoerig bekeken worden.
Kom alles te weten over dit grote project: waar het instrument komt te staan, hoe het eruit zal zien en wat de mogelijkheden van het orgel zullen zijn!
De Antwerpse Bachcantatediensten zijn al enkele jaren een begrip in de Vlaamse liturgische kerkmuziek. Vier tot vijf keer per jaar voert The Antwerp Baroque Orchestra een cantate van J.S. Bach uit tijdens de zondagsviering in de Sint-Norbertuskerk. Niet zomaar een cantate, maar een cantate die aansluit bij de evangelielezing van die dag, precies waarvoor de grote meester ze schreef. Als orkest in residentie houdt The Antwerp Baroque Orchestra tijdens de Nacht van de Kerken een open repetitie.
Barok in openlucht
De beiaard van de Sint-Catharinakerk op het Kiel is één van de weinige beiaarden in België die eigendom zijn van een kerkbestuur. Het is een vrij nieuwe beiaard uit 1993 en elke zomer zijn er op zaterdag of zondag beiaardconcerten. Sint-Catharina heeft een slanke toren met niet erg veel ruimte voor grote klokken. Daardoor hangt er nu een lichte, verfijnde beiaard, bijzonder geschikt om barokmuziek te spelen.
Speciaal voor deze 7de Nacht van de kerken verhuist het wekelijkse concert van 16 u. naar een later uur: 19 u. Een uur lang speelt huisbeiaardier Ludo Van den Bos barokmuziek.
Net als de meeste Antwerpse kerken in de 19de-eeuwse stadsuitbreiding is de Sint-Willibrorduskerk gebouwd in de toen hippe neogotische stijl. Ze verving haar 17de-eeuwse barokke voorganger die in 1654 ingewijd werd. Hoewel deze barokkerk einde 18de eeuw door de Franse Revolutionairen met de volledige inboedel aangeslagen en verkocht werd, schonk de koper, een stroman, ze na de Franse tijd terug aan de parochie en kon ze opnieuw als kerk in gebruik genomen worden.
Op tal van plekken in deze majestueuze neogotische kerk is iets terug te vinden van de baroktijd. Meest opmerkelijk is misschien het schilderij van P.P. Rubens, Sint-Willibrordus in aanbidding voor de Heilige Familie (vóór 1631). De patroonheilige van de kerk gaat als het ware zijn parochianen voor bij de aanbidding van het Kind, de Redder van de wereld.
Even uniek zijn de votiefschilderijen (rond 1730), die eertijds door gelovigen geschonken werden als blijk van dank voor een bekomen gunst. En tot verrassing van elke barokliefhebber tref je hier het aangrijpende en symbolisch krachtige epitaaf aan voor de Antwerpse kunstschilder Cornelis Schut (1655). Deze illustere tijdgenoot van Rubens lag in de voorgaande kerk begraven. Zijn vrome lijfspreuk ingegeven door zijn eigennaam was heel gevat: “Godt Is Ons Schvt” (naar psalmen 46:2 en 59:17).
We laten u vanavond ook graag kennis maken met de kerkschatten: het sacrale zilver, monstransen, kelken en cibories, en textilia als kazuifels, zowel uit de baroktijd als uit de 19de eeuw.
Barok: de overlever
Vorig jaar vierde de Sint-Bartholomeusparochie haar 800-jarig jubileum. De eeuwenlange geschiedenis van de kerk heeft sporen nagelaten tot zelfs in de 20ste eeuw wanneer men na de bijna totale verwoesting in WO II de kerk volledig moet herbouwen. Tussen 1947 en 1950 herrijst de kerk naar het vooroorlogs plan van architect H. Huygh.
Gelukkig heeft men nog een rijke schat aan barokmeubilair kunnen bewaren, en dat is van uitmuntende kwaliteit. U kan op de Nacht van de Kerken de feestelijke pracht van het meer dan 300 jaar oude houtsnijwerk bewonderen: de 17de-eeuwse lambrisering die waarschijnlijk uit het atelier van de Quellins komt, net als de twee biechtstoelen in de dwarsbeuk, de koorgestoelten (1661), de eikenhouten communiebanken van Cornelis Struyf (1734) en de barokke preekstoel van Jan Pieter Van Baurscheit (1725).
Het marmeren portiekaltaar van Onze-Lieve-Vrouw wordt in 1709 gebouwd door Willem Kerrickx in opdracht van de Heer van Eeckeren. Het oorspronkelijke schilderij De tenhemelopneming van Maria van Kerrickx’ zoon Willem Ignatius hangt nu in de zuidelijke dwarsbeuk.
Vijftig jaar later laat de schuttersgilde het Sint-Sebastiaansaltaar bouwen door Walter Pompe en plaatst er het schilderij van hun patroonheilige op (van Jacob II Herreyns).
Het hoofdaltaar toegewijd aan de patroonheilige Sint-Bartholomeus is een barok-portiekaltaar van Paschier (1645)
De 17de-en 18de-eeuwse geschiedenis van Merksem en de kerk is ook duidelijk af te lezen van de graven en epitafen van de heren van Merksem zoals, Geelhand, van Parijs en van Eeckeren, zowel binnen als buiten de kerk of de grafsteen van een Franse Markies, de Seguiran, die sneuvelt in de slag bij Ekeren in 1703.
Barokke neogotiek: een feestelijke wereldkerk
De Sint-Franciscuskerk mag dan wel neogotisch zijn, zowel wat de architectuur als de aankleding betreft, de uitstraling heeft wel iets ‘barok’ mede dankzij de kleurrijke brandglasramen doorheen de ganse kerk. Bij de laatste stralen van de zon op het einde van de dag zorgen ze voor een kleurrijke achtergrond.
‘Barok’ is niet alleen kleur het is ook feest. Het feestelijke van de liturgie, ook in een neogotisch gebouw, komt zeker tot uiting in de aankleding van de kerk. Beelden, het rijk getooide processiebeeld van Onze-Lieve-Vrouw, de statige processievaandels, het blinkende koperwerk en de rijke liturgische gewaden maken al sinds de 19de eeuw de liturgische vieringen tot een feest.
Ook in het exotische, in het vreemde, het andere, vinden we de ‘barok’ terug. De Sint-Franciscuskerk is immers ook de thuishaven van de Vietnamese en Filipijnse gemeenschappen van Antwerpen. Beide hebben hier hun eigen Onze-Lieve-Vrouwebeeld, dat hun kleurrijke cultuur en traditie illustreert.
Of kom eens het heel aparte processiebeeld van Santo Niño bewonderen, het heilige Kind Jezus, dat de Filipijnse gemeenschap ook in deze kerk vereert (zie foto). Deze populaire Filipijnse devotie van het Kind Jezus gaat terug op de ‘wonderbaarlijke’ vinding van een dergelijk beeld in een platgebrand dorp op het eiland Cebu wanneer de tweede Spaanse expeditie daar in 1565 aankomt. Het beeld zou een geschenk zijn van Fernando Magelhaen, de leider van de eerste Spaanse expeditie op de Filippijnen, in 1521 aan koning (‘Rajah’) Humabon en koningin Juana, die zich christelijk hebben laten dopen. Op de derde zondag van het jaar – enkele weken na Kerstmis – viert men het Kind Jezus in Cebu met een luisterrijke processie. Het groeit uit tot de nationale devotie van de Filippijnen en geraakt samen met de Filipijnse emigranten wereldwijd verspreid.
Een eigen rijk verleden en heden en exotische barok, samen in de Sint-Franciscuskerk.
Quellinus en Forceville op de Brabantse Jakobsroute
De Sint-Lambertuskerk ligt op de aloude Sint-Jakobsroute naar Compostella, de via Brabantica die vanuit Bergen op Zoom in Noord-Brabant loopt over Ekeren en Antwerpen naar Brussel en Nijvel of naar Leuven. Pelgrims naar Compostella bezoeken op hun weg dus zowel de Sint-Lambertuskerk van Ekeren als de Sint-Jacobskerk van Antwerpen. Een goed idee voor de Nacht van de Kerken.
De kerk kent een bewogen geschiedenis. Het oorspronkelijk 15de-eeuwse gotische gebouw wordt in 1683 grotendeels verwoest door brand. Enkel het huidige bakstenen gotische koor en de torenbasis dateren nog van de 15de eeuw. Haar huidige uitzicht krijgt de kerk in de 19de eeuw en in 1911 wanneer de torenspits in zijn oorspronkelijke vorm heropgebouwd wordt door architect L. Gife.
De overigens redelijk sobere kerk zal u wel kunnen bekoren met enkele opmerkelijke kunstwerken uit de baroktijd. Het Forceville-orgel (1713) dat bij kerkdiensten en orgelconcerten dienst doet is nog volledig intact. Op de opvallend mooie orgelkas heeft de Antwerpse beeldhouwer Jan Claudius de Cock tussen speelse engeltjes tal van instrumenten gebeiteld zoals de lier, de schalmei, de hoorn, de trompet, een viool en een traverso. En bovenaan steekt een engel de trompet.
Ook beeldhouwer Artus II Quellinus is hier vertegenwoordigd. De drie Goddelijke Deugden van Geloof, Hoop en Liefde schragen levensgroot de preekstoel die verder verfraaid is met de voorstellingen van de vier kerkvaders en de vier evangelisten. De biechtstoel (1668) is versierd met Salomonszuilen, engelen met de Lijdenswerktuigen en festoenen.