Een ongehuwde vrouw die enkel de (tijdelijke) gelofte van zuiverheid aflegde en zich onder de geestelijke leiding van een priesterIn de Rooms-Katholieke Kerk is de priester een ongehuwde man die door de bisschop tot priester is gewijd, waardoor hij het recht heeft om de zes andere sacramenten toe te dienen: het doopsel, het vormsel, de biecht, de eucharistie, het huwelijk en de ziekenzalving. plaatste, doorgaans een jezuïet, om een doorgedreven spiritueel leven te leiden. Zij woonden in hun eigen huizen in de stad, soms ook samen met familieleden. In onze streken was dit het antwoord van de jezuïeten op het feit dat zij geen vrouwelijke orde hadden. In protestantse gebieden, waar kloostersGebouwencomplex waarin leden van een religieuze orde samenleven. Zij volgen daarbij de regel van hun stichter. De oudste kloosterordes zijn de kartuizers, dominicanen, franciscanen, augustijnen en hun vrouwelijke tegenhanger. Let wel: benedictijnen, norbertijnen, cisterciënzers, trappisten en hun vrouwelijke tegenhangers wonen in een abdij; jezuïeten in een huis. waren afgeschaft, was dit een uitweg voor vrouwen die een kloosterleven ambieerden. Andere benamingen zijn ‘kwezel’ en ‘klopje’ (dit laatste enkel in Nederland).