Op reis in eigen stad
Een BERGWANDELING in Antwerpen
Steen en Noorderterras
gedragen door dezelfde berg
De populaire legende over de oorsprong van de naam ‘Antwerpen’ doet het nog steeds goed, maar belemmert menigeen om door te stoten naar de authentieke verklaring. De populariteit wordt aangewakkerd door de monumentale Brabofontein op de Grote Markt die die legende sprankelend in beeld brengt. Hoe sappig ook het verhaal en hoe verrassend ook de kern van waarheid over de vrijheidsidealen van stad en haven, voor een meer waarheidlievende en ernstigere naamverklaring moeten we elders terecht, nl. bij de aardrijkskunde. De meesten denken – niet onterecht – aan de ligging van Antwerpens oude woonkern aan de rivier, maar vergeten dat de havenstad zijn ontstaan hier evenzeer te danken heeft aan een ‘berg’.
Ten eerste, de werp: geen haven-werf zonder werp
De eerste historische figuur van Antwerpen is de christelijke geloofsverkondiger Sint-Elooi/Eligius. In zijn levensbeschrijving (de zgn. Vita Eligii uit het begin van de 7de eeuw) wordt Antwerpen met ‘Andoouerpenses’ en ‘Andouerpis’ vermeld. Een mogelijke verbastering daarvan, ‘Anderpus’, komt voor op een Merovingische munt van die tijd.
De naam van de eerste nederzetting ‘anda verpa’ ter hoogte van het Steen, houdt waarschijnlijk verband met de ‘werp’, een Oudfrankische aanduiding voor ‘bij de aangeworpen gronden’. Het woord ‘werpland’ (in de 12de eeuw ‘werplant’) duidt op aangeslibd land’. Die aanslibbing had een merkwaardige driehoekige landtong in de stroom gecreëerd.
Die werp werd een ideale aanlegplaats voor schepen, handelsverkeer en dus voor bewoning. Een gonzend werkterrein wordt ‘werf’ genoemd en zo krijg je hier bij toeval een erg gelijkluidende term die de functie van de plek als havengebied aangeeft.
Al blijft de oorsprong van de oudste woonkern(en) nog in nevelen gehuld, men mag ervan uitgaan dat de eerste Antwerpenaren hier de locatie voor hun nederzetting gekozen hebben omwille van die werp, als gunstige locatie voor een havenwerf.
Ten tweede, een berg om zich te verschansen
In lage landen biedt een vlakte weinig opportuniteit voor beschutting. Liever zoekt men zijn heil op enige hoogte. Het biedt de kans om de vijand al aan de verre horizon te zien opdagen én het zorgt voor een betere positie om de aanvallen van de vijand af te slaan. Op gelijke hoogte ben je elkaars gelijke in de strijd, maar in een hogere positie sta je sterker om de aanval en zijn aanvallers af te slaan. Daarom dat men zich in de middeleeuwen graag verschanst achter stadswallen, maar in de vroege middeleeuwen is het natuurlijk mooi meegenomen indien de natuur al een handje toesteekt met een verheven plek.
Nu zal u zich misschien afvragen “waar liggen die bergen dan?” Ter hoogte van Antwerpens oudste burcht liep een landrug met twee uitlopers tot tegen de Schelde. Over de noordelijke uitloper, de Bloedberg, later meer. Zijn tegenhanger, de Visberg, met een hoogte van 9 m, leende zich als natuurlijke hoogte voor een beschermde nederzetting, later voorzien van het eerste stenen verdedigingswerk, het Steen. Door de locatie van de vismarkt tussen de oever en de voet van deze helling, was die gekend als de Visberg.
De locatie van de havenstad Antwerpen is allereerst te danken aan de levensader Schelde, als de grote verkeersweg, met op de koop toe de werp als gunstige laadplaats (‘werf’). Maar, hoe verrassend ook, is het een berg, de Visberg, die in de ligging van Antwerpen eveneens een cruciale rol speelt want die bood de eerste nederzetting bescherming.
Met andere woorden, de Schelde is weliswaar Antwerpens levensader want zij vormt aan de oever met voldoende diepgang de grote aan- en afvoerweg, maar het is een ‘berg’, de ‘Visberg’, die de locatie van de havenstad Antwerpen in dubbele zin bepaald heeft: bovengronds als plek die aan Antwerpens eerste bewoners bescherming bood, en meer ondergronds als geologische kern van de werp én dus – terug boven water – van de werf.
Het Steen deed lange tijd dienst als gevangenis (vooral voorhechtenis). Voor de ingangspoort van het eigenlijke pand ‘Steen’ staat er een kruisbeeld. Het was wat men noemde een gerechtskruis. De terdoodveroordeelden konden er hun laatste gebeden bij verrichten. Tot de rechttrekking van de Scheldeoever ca.1884 stond het kruisbeeld elders op de vernoemde landrug; net voor de Steenpoort, in de Gevangenisstraat, pal boven de Palingbrug of Gevangenisbrug daaronder. Op die plek beeldt Pieter Van der Ouderaa het gerechtskruis net iets later in 1887 uit op het centrale tafereel in de assisenzaal van het oude Justitiepaleis (Britselei). Overigens was dit Kruisbeeld aan de Steenpoort een van Antwerpens meest pittoreske plekjes. Dit gedeelte van de landrug was dan ook gekend als de Gevangenisberg. …
Ten derde: geen werp zonder berg
Vanwaar nu die unieke werp en dat in de sterke stroming van de machtige rivier? De concentratie van de aanslibbing daar heeft – jawel – te maken met de hoger genoemde landrug of ‘berg’. Door verdere uitholling van de Scheldebocht schuurt de rivier de rechteroever verder uit totdat ze door de landruggen daar in bedwang wordt gehouden. De zuidelijke uitloper van de landrug, de ‘Visberg’, vormt de kern van de werp en heeft de aanslibbing in de hand gewerkt.