Op reis in eigen stad
Een BERGWANDELING in Antwerpen
Het Zuiderterras
met zicht op de lage ‘neder’-landen
Een door mensenhanden opgetrokken platform als dit 19de–eeuwse wandelterras ten zuiden van het Steen, vormt een dankbare uitkijkplaats voor wie het lage land wil overschouwen.
Buitenlanders zullen het meer beseffen dan de lokale bewoners, en deze laatsten zullen het pas terdege beseffen wanneer ze elders berg op, berg af reizen, maar het landschap in onze gewesten aan de Noordzee is uitzonderlijk vlak, plat, laag (‘neder’). En dit niet enkel aan de oevers van deze machtige rivier. Deze opvallende eigenschap bezorgde deze gebieden van West-Europa de algemeen aardrijkskundige omschrijving de ‘Lage Landen’ of ‘Nederlanden’ (in het Frans ‘les pays bas’, in het Latijn ‘Belgium’ of ‘Belgica’!). In de middeleeuwen sloeg ‘Nederlanden’ eerder op de gehele Noord-Duitse laagvlakte, terwijl men het gebied van Nederland, België, Luxemburg en een deel van het huidige Noord-Frankrijk toen aanduidde met de ‘Lage Landen‘(‘de laghe landen bi der see’). Die werden in de Bourgondische tijd staatkundig aangeduid met ‘de landen van herwaarts over’ (‘les pays de par deçà’). Vooral na 1548/’49 toen Karel V ze tot één geheel samenvoegde, kwam ook meer het begrip de ‘Zeventien Provinciën der Nederlanden’ of de ‘(Zeventien) Nederlanden’ in zwang.
Sinds de onafhankelijkheidstrijd einde 16de eeuw komt er een staatkundige opsplitsing tussen wat men in de geschiedschrijving gemakkelijkheidshalve de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden noemt. In die tijd heeft men het eerder over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voor het onafhankelijke Noorden terwijl het gezagsgetrouwe Zuiden aangeduid wordt als de Spaanse en nadien de Oostenrijkse Nederlanden. De breuklijn tussen beide wordt in 1648 definitief vastgelegd bij het Verdrag van Westfalen.
Wanneer beide gebiedsdelen na de val van Napoleon in 1814 herenigd worden, staat voor beide samen ‘het Koninkrijk der Nederlanden’ op de kaart. Sinds de scheiding in 1830 heeft het noordelijke deel zich de naam ‘Nederland’ toegeëigend, in het Engels ‘The Netherlands’. Vooral de Engelse benaming kan in de internationale literatuur voor verwarring zorgen, zeker wanneer het niet duidelijk is of het als een aardrijkskundig of een staatkundig begrip gehanteerd wordt. Maar zelfs als staatkundige term kan het de geschiedenis nog complexer doen lijken dan die al is. Daarom moet het duidelijk zijn welke afbakening er naargelang de historische evolutie mee bedoeld wordt, want anders zou in de geschiedschrijving de indruk wel eens kunnen ontstaan dat Vlaanderen of geheel België steevast door enthousiaste noorderburen onder de voet wordt gelopen.