Op reis in eigen stad
Een dagje NEDERLAND in Antwerpen
Kleine en Grote Pieter Potstraat
Niet vloeken in het klooster;
alhoewel: een roggeverdommeke…
Om met Pieter Pot kennis te maken, moeten we ver terug in de tijd. Hij werd geboren in Utrecht en was bijna dertig wanneer hij zich in 1404 in de Hoogstraat kwam vestigen als handelaar. Hij is een vermogend en liefdadig man en sticht op zijn grond in de toenmalige Munsterstraat een aalmoezenhuis, waar elke week brood wordt uitgedeeld aan armen. Hiervoor doet hij een beroep op kloosterlingen en in 1433 laat hij een kapelEen kleine kerk die geen parochiekerk is. Zij kan deel uitmaken van een groter geheel zoals een ziekenhuis, school of godshuis of op zichzelf staan.
Een afgesloten deel van een kerk met een eigen altaar.
bouwen. Die wordt toegewijd aan Sint-Salvator (de Goddelijke Verlosser), in navolging van de door de HeiligeDit is een titel die de Kerk aan een overledene toekent die bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. In de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe Kerk mogen heiligen worden vereerd (niet aanbeden). Een aantal heiligen zijn ook martelaren. Willibrord gestichte kerk in zijn geboortestad. In 1445 wordt dit een priorij, bewoond door cisterciënzersLeden van een religieuze orde gesticht door Robert van Molesme in het Bourgondische dorpje Citeaux in 1168 om de kloosterregel van Benedictus strikter na te leven. In de 17 eeuw ontstond binnen de cisterciënzers een nog striktere beleving van de Benedictijnse kloosterregel in de abdij Notre Dame de la Grande Trappe. Cisterciënzers die deze regel volgen, worden gemeenzaam trappisten genoemd. De Pieter Potsabdij en de Sint-Bernardusabdij van Hemiksem waren cisterciënzerabdijen. uit IJsselstein bij Deventer. Vijf jaar later sterft hij, maar bij testament laat hij de broodbedeling verder zetten. Daartoe dienen gronden die hij in Zeeland bezit. In 1652 wordt de priorij een abdijEen geheel van gebouwen dat gebruikt wordt door monniken of monialen. Enkel cisterciënzers, benedictijnen, norbertijnen en trappisten, alsook hun vrouwelijke tegenhangers, hebben abdijen. Een abdij streeft ernaar om zelfvoorzienend te zijn., die in de volksmond de naam Pieter Potabdij krijgt. Van deze abdij rest enkel nog overblijfselen van de kapel, op de hoek van Grote en Kleine Pieter Potstraat. Een laat-20ste–eeuwse muurschildering in de Kleine Pieter Potstraat alludeert op deze caritatieve stichting van broodbedeling. U begrijpt dat de zinsnede in het Onze Vader: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, door de armen zeer bewust werd meegebeden.
Volgens de overlevering hebben we aan Pieter Pot ook een gastronomische specialiteit te danken: het roggeverdommeke (roggebrood met krenten). Pieter Pot liet zorgen voor brood voor alle armen, ook voor hen die opgesloten zaten in het Steen. Voor alle duidelijkheid: opsluiting was geen straf. Men zat in de gevangenis in afwachting van een proces, waar dan de vrijspraak of de veroordeling werd uitgesproken: verbanning, een lijfstraf of in het ergste geval de doodstraf. Deze ‘voorlopige hechtenis’ duurde in principe niet erg lang, maar in tegenstelling tot gevangenissen vandaag kreeg men er geen ‘kost en inwoon’, enkel ‘inwoon’: eten moest men kopen van de bewakers of men moest hopen op hulp van buitenaf. Net zoals vandaag waren het ook toen vooral mensen uit de lagere bevolkingsklassen die in de gevangenis belandden en hen van eten voorzien was een werk van barmhartigheid. Het gewone brood was roggebrood. Op feestdagen mocht het voor de gevangenen volgens Pieter Pot ook wel eens feest zijn en vandaar dat hij opdroeg om op die dagen krenten door het deeg te mengen. Zo ontstond het roggebrood met krenten voor de ‘verdoemden’: het roggeverdommeke.