Op reis in eigen stad
Een dagje NEDERLAND in Antwerpen
De Meir
Ook voor Nederlandse dames en heren van stand
Tijdens de laatste decennia van de 16de eeuw werd Antwerpen in grote mate ontvolkt. Rond 1560 telde de stad zo’n 100.000 inwoners, wat haar tot één van de grootste steden van Europa maakte. Het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) bracht daar verandering in, waarbij men kan spreken van een ware exodus. Rond 1590 had Antwerpen nog amper 42.000 inwoners. Velen trokken naar het Noorden, waar een aantal Hollandse steden een ware bevolkingsexplosie kende, want ook uit andere steden en streken uit het Zuiden kwam een emigratiegolf op gang.
Zoals reeds aangehaald bij de familie van Veen (zie Otto Veniusstraat 23) was er ook een omgekeerde beweging: een (beperkte) groep katholieken voelde zich niet langer thuis in de almaar meer door het calvinisme gedomineerde Noorden en trokken naar de Zuidelijke Nederlanden.
Zo werd het meest imposante woonhuis op de Meir, nr. 50 ‘het Paleis op de Meir’, ca. 1750 door Jan Pieter II van Baurscheit opgetrokken in opdracht van een Nederlandse bouwheer, die luisterde naar de naam van Susteren. Voor vele Antwerpenaren zeker verrassend.
Zijn grootvader Melchior I van Susteren week als vooraanstaande Amsterdamse katholiek rond 1717 met zijn gezin en dat van zijn enige zoon naar Antwerpen uit. Voor de familie van Susteren was Antwerpen geen onbekend terrein. De jongere broer van Melchior I, Martinus, was in 1691 ingetreden bij de Antwerpse jezuïeten, twee tantes waren dominicanes in Antwerpen en een oom werd er als kapucijn tot priesterIn de Rooms-Katholieke Kerk is de priester een ongehuwde man die door de bisschop tot priester is gewijd, waardoor hij het recht heeft om de zes andere sacramenten toe te dienen: het doopsel, het vormsel, de biecht, de eucharistie, het huwelijk en de ziekenzalving. gewijd.
Doordat zowel zijn vader als zijn oudere broer Melchior II (-Jozef) jong waren gestorven, erfde Joan Alexander nagenoeg het hele familiefortuin van zijn grootvader. Hij liet drie bestaande huizen op de hoek van de Meir en de Wapper, die reeds door de familie waren verworven, afbreken om plaats te maken voor dit paleis. Laat u even overdonderen door de strakke horizontale en verticale lijnen in de gevel die elkaar mooi in evenwicht houden, maar waarvan de strakheid wordt doorbroken door speelse decoratieve elementen. Hier vallen opnieuw de schelpmotieven op, zo typisch voor de rococo. Kijk ook naar de balustrade met beelden helemaal bovenaan, die weinig praktisch nut hebben, maar vooral het prestige van de eigenaar willen uitstralen. In het midden bovenaan zien we een wapenschild, waarop destijds het wapen van van Susteren prijkte.
Dit is veruit het mooiste historische gebouw van de Meir en dat is het al ruim 250 jaar. We hoeven ons dus niet te verwonderen dat Napoleon uitgerekende dit stadspaleis in 1811 uitkoos als residentie wanneer hij in Antwerpen wilde verblijven. Hij liet het naar zijn smaak aanpassen, maar keerde er nooit terug: daar had Waterloo een stokje voor gestoken. Sinds 1815 werd het wel het “Koninklijk Paleis” – eerst voor Willem I, koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Uit zijn tijd dateert binnenin de Zaal der Zeventien Provinciën, gedecoreerd door Mattheus Ignatius van Bree, met op het plafond in stucwerk de wapenschilden van alle Provinciën netjes verenigd in een cirkel. Na 1830 werd het de residentie voor Belgische koningen, tot koning Boudewijn dankzij de autostrade geen probleem meer had om de afstand Antwerpen-Laken te overbruggen en het in 1969 een nieuwe bestemming kreeg.
De oudere broer van Joan Alexander, Melchior II ( Jozef) van Susteren, die net voor zijn 22ste verjaardag stierf, was amper net een jaar eerder gehuwd met Régine Thérèse van Susteren-du Bois. De jonge weduwe, omwille van haar adellijke stand ‘douairière’, gaf in 1750 aan dezelfde architect Jan Pieter II van Baurscheit de opdracht voor een ander stadspaleis in rococostijl, iets verder op de Meir, het huidige 85. Het is echter nu gekend als het ‘Osterriethhuis’, zo genoemd naar de Duitse handelaarsfamilie die het in 1874 in bezit kreeg.