Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sint-Paulus, de Antwerpse dominicanenkerk, een openbaring.

De schilderijencyclus: De Mysteries van de Rozenkrans

DE GLORIEVOLLE MYSTERIES

Het eerste Glorievolle Mysterie
DE VERRIJZENIS
(Aernout Vinckenborgh)

Samen met het vijftiende (en twaalfde?) schilderij is dit het enige nog met zekerheid bekende werk van Vinckenborgh (° Alkmaar ca. 1590). Zijn sterfdatum (Antwerpen, 1620) vormt de terminus ante quem voor deze drie werken en misschien ook wel voor de hele reeks. Zijn ouders zijn in de predikherenkerk begraven.

Zegevierend staat Christus, met blozende wangen, op de derde dag op uit zijn rotsgraf, met als tekenen van de overwinning een rode standaard en een palmtak. Een gouden stralenkrans komt als een opgaande zon van achter Zijn hoofd. De witte lendendoek en zwachtel versterken de glans van Zijn verheerlijkt lichaam. Opvallend hoe de Verrezene de toeschouwer recht in de ogen kijkt!

Soldaten die bij Jezus’ graf de wacht houden om te verhinderen dat Jezus’ leerlingen zijn lijk zouden stelen om een verrijzenis te insinueren, zoeken verschrikt bescherming. Van ontzetting duikt er één weg; een ander tracht zich met de rechterarm van het hevige licht af te schermen. Een derde zoekt heil achter zijn glimmend schild. De vierde, geharnast, houdt zich gedeisd tegen de grond. De beschrijving “het leven scheen uit hen geweken” (Mt. 28:4b) is herkenbaar in de verstarde blik van de eerste en in de bewegingloze houding van de derde soldaat. Enkel de vijfde die zich, bij wijze van contrast, niet van zijn taak kwijt, blijft er, in de rechterbenedenhoek, ongestoord bij slapen. Door zijn zittende houding op de voorgrond is hij een uitstekende repoussoirfiguur om de diepte van de compositie te doen uitkomen.

Merkwaardig genoeg dragen de soldaten geen schoeisel. Merk de vuile voetzolen van de twee soldaten op de voorgrond.

De lichtinval is hier niet symbolisch vanuit Jezus’ verheerlijkt lichaam, maar frontaal, zij het iets meer van rechts. Aldus valt Jezus’ schaduw, van aan Zijn voeten op de rechthoekige grafsteen, tot op de rots achter Hem. Typerend voor Vinckenborgh zijn de vereenvoudigde lichaamsvormen en de wat onhandige bewegingen.

Schenker is de dominicaan Johannes Boucquet, prior in 1613-1617, mogelijk de opdrachtgever van de hele reeks.

Het tweede Glorievolle Mysterie
DE HEMELVAART
(toegeschreven aan Artus Wolffort;
voorheen aan Aernout Vinckenborgh)

Christus stijgt ten hemel. Van de wolk die “Hem aan hun ogen onttrok” (Hand. 1:9) wordt nuttig gebruik gemaakt om er Jezus op te laten plaatsnemen.

Het hemelse licht dat Jezus omgeeft, staat voor de glans of ‘heerlijkheid’ van God, waar Jezus voortaan in deelt. Dit licht zet echter de apostelen op de achtergrond in de schaduw.

Christus wordt – getrouw aan de Bijbeltekst (Hand. 1:10) – geflankeerd door “twee mannen in witte gewaden”. Hun gesticulaties brengen de tekst van Hand. 1:11 woordelijk in beeld, van links naar rechts. De man links duidt op “deze Jezus”; met de opgeheven rechterhand geeft de man rechts aan: “die van u is weggenomen naar de hemel”, terwijl zijn neerwaartse linkerhand de aankondiging suggereert: “zal op dezelfde wijze [naar de aarde] wederkeren”.

De leerlingen en Maria “staren Hem gespannen na” (Hand. 1:10); sommigen verwonderd in aanbidding (Lc. 24:52), anderen vol verbazing. Petrus en Johannes, herkenbaar aan de traditionele fysionomie en kledijkleuren, nemen de voornaamste plaats in op de voorgrond. Door hun opstelling in de benedenhoeken openen zij de ruitvormige compositie. Merkwaardig dragen deze beide apostelen, tegen de traditie in, wel sandalen.

Het derde Glorievolle Mysterie
PINKSTEREN
(Matthys Voet)

Op de vijftigste dag na Pasen voltrekt zich het wonder van de apostelen, die, dankzij de ingeving van de Heilige Geest, hun angst voor de Joden overwinnen en naar buiten durven te komen om te getuigen van Jezus’ boodschap. De duistere ruimte geeft aan dat “de deuren van de verblijfplaats der leerlingen uit vrees voor de Joden gesloten waren” (Joh. 20:19). Door de keuze van Matthias is het twaalftal opnieuw compleet.

De apostelen (A) zitten geschaard rond Maria (M), die in haar gebedenboek heeft zitten lezen. Compositorisch vormt zij het centrum van de ruitvormige opstelling van de apostelen, met de zinnebeeldige duif van de Heilige Geest in de top.

Vanuit de duif die over hen neerdaalt, schieten bovennatuurlijke gebundelde lichtstralen door de duistere verblijfplaats van de apostelen. Maria, de apostelen, en ook de gezichten en de handen van haast alle aanwezigen worden opgelicht. De Heilige Geest (V) manifesteert zich in “iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette”.

“Zij werden allen vervuld van de Heilige Geest” (Hand. 2:3-4a); een nieuwe dynamiek waardoor de apostelen druk beginnen te gesticuleren. Zij ontvangen allen de gave om vreemde talen te spreken. De blote voetzolen van de apostelen zijn donker en dit niet alleen omwille van de schaduwwerking.

Te midden van de spirituele bewogenheid der apostelen blijft Maria (M) er kalm bij. Met ontzag kijkt ze deemoedig hemelwaarts.

Een knecht (K), bovenaan de trap, opent de deur. Er verschijnen al enkele “Joden, vrome mannen, afkomstig uit alle volkeren, die te hoop lopen” (Hand. 2:5-6b). De tulband van de eerste staat voor het exotische van “alle volkeren”, die vervolgens met naam genoemd worden (v. 9-11).

De compositie is geïnspireerd door Rubens’ ontwerp voor de prent in het Breviarium Romanum.

Cornelis Verbeeck heeft de onkosten voor dit paneel op zich heeft genomen.

Het vierde Glorievolle Mysterie
MARIA TEN HEMEL OPGENOMEN
(Jan Aertsen)

Als er één iemand zeker in de hemel is, dan is het wel de sterke vrouw Maria, wier leven geheel en al op Gods wil gericht was. In dit ‘Mysterie’ schuilt voor elke gelovige een hoopvol perspectief; wie God in zijn leven zoekt, zal Hem vinden in het hemelse geluk.

Midden op een wolk zit Maria, de gevouwen handen en de blik opwaarts, wat wijst op haar verlangen naar God. Haar onderlichaam situeert zich nog in de grijze wolken, terwijl haar bovenlichaam, in het wit gekleed, reeds afsteekt tegen de gouden achtergrond in de hemel.

Links kijken apostelen toe; twee ervan hebben eerbiedig de handen gevouwen. Er zijn drie vrouwen bij het graf. Volgens de Legende aurea: Maria Magdalena, en de twee halfzusters van Maria: Maria Kleofas en Maria Salomas. Eén van de vrouwen buigt zich over het lege graf en vindt er, aldus de legende, enkele bloemen in.

Waarschijnlijk heeft de kunstenaar inspiratie gevonden in het gelijknamige schilderij van Otto van Veen (München, Alte Pinakothek).

Het vijfde Glorievolle Mysterie
DE KRONING VAN MARIA
(Aernout Vinckenborgh)

Nergens eerder in de reeks neemt Maria de meest eminente plaats in, want nu pas deelt zij voorgoed in de heerlijkheid van God. Als beloning voor haar “trouw tot de dood”, aldus Apoc. 2:10, krijgt zij “de kroon van het (eeuwig) leven” aangereikt. God manifesteert zich drie-enig. God de Vader, de heer van het leven, heeft de globe van het heelal bij zich en is liturgisch gekleed in een gouden geborduurde koormantel. Geheel volgens de geloofsbelijdenis, is de verrezen Christus, de Zoon, gezeten “aan de rechterhand van de Vader”. Terwijl Hij met een hand zijn moeder bij de arm neemt (en haar ‘opneemt’), houdt Hij met de andere hand samen met God de Vader Maria de kroon boven het hoofd. De zinnebeeldige duif van Gods Heilige Geest strekt zijn vleugels over haar uit.

Zoals in menig lied van de feestdag verheugen de engelen zich over Maria’s tenhemelopneming. Met  vierentwintig vormen zij vreugdevol een grote kring rond het hoofdgebeuren met Onze-Lieve-Vrouw. Het valt op dat enkel de kleine engelenhoofdjes gevleugeld zijn. Zeven bespelen een muziekinstrument; links: een schellentrommel (bovenhoek), een altviool en een contrabas (beneden); en rechts: een blokfluit (boven), een hoorn en een luit en een orgelpositief (benedenhoek).

Maria blijft hier voorgesteld als een jongere vrouw, omdat de erfzonde en bijgevolg de vergankelijkheid geen vat op haar krijgen. Indachtig de liturgische tekst “de Koning is verrukt door uw schoonheid” (Ps. 44) is de schilder erin geslaagd haar als echt bevallig weer te geven. Ze draagt een witte jurk, een glanzende, lichtblauwe satijnen mantel en over haar lange donkerblonde haren een hoofddoek: de kleuren van Maria Onbevlekt Ontvangen. Deze titel wordt ook weergegeven door het ensemble van hemellichamen: zon, maan en (kroon met) twaalf sterren, ontleend aan de Apocalyptische Vrouw. Deze is “bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren” (Apoc. 12:1). Subtiel draagt Maria hier de zon als een aureool, maar opdat ze niet voornamer zou ogen dan de Goddelijke Personen, heeft de kunstenaar haar aureoolschijf ‘lucht-ig’ lichtblauw gehouden, enkel aangegeven door een gele rand.

Maria’s gebruikelijke geste om van ingetogen verrukking een hand op de borst te houden, staat hier voor haar vreugdelied Magnificat: “Want Hij heeft neergezien op de kleinheid van zijn dienstmaagd” (Lc. 1:48). Haar oogcontact met de toeschouwer is voor een dergelijk tafereel hoogst uitzonderlijk. Het lijkt wel of ze ons recht in de ogen kijkt met een blik van: “Mijn geluk kan ook het uwe worden. Ik zal uw voorspreekster zijn.”

De schenkster, de weduwe Maria Boxhorn, is de moeder van Marius Ambrosius Capello, later prior van het Antwerpse dominicanenklooster en bisschop van Antwerpen. Het epitaafbeeld van haar en haar echtgenoot staat vlakbij het hoofdaltaar.

De wetenschappelijke verantwoording voor de gegevens in verband met de schilderijencyclus “De Mysteries van de Rozenkrans” in de Sint-Pauluskerk te Antwerpen staat HIER.