Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Antwerpen, een halte op weg naar Compostella
De keuze voor Sint-Jacob als patroonheilige van de kerk is niet zomaar toevallig. Van hieruit ging en gaat men op bedevaart naar het zogenaamde graf van Sint-Jacob in Compostella, Noord-Spanje.
Vanaf het einde van de 7de eeuw doet het verhaal de ronde dat de apostel Jacobus de Meerdere het evangelieEén van de 4 Bijbelboeken waarin het optreden van Jezus, zijn dood en opstanding centraal staan. De 4 evangelisten zijn Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Letterlijk betekent evangelie ‘Goed Nieuws’/‘Blijde Boodschap’. Met deze term wordt de kernboodschap van deze boeken aangeduid. in Spanje gepredikt heeft. Nadien zou hij in gezelschap van enkele bekeerlingen de andere apostelenDit is de naam die men geeft aan de voornaamste twaalf leerlingen van Jezus, die door Hem gezonden werden om het evangelie te verkondigen. Bij uitbreiding wordt de term ook gebruikt voor andere verkondigers, zoals Paulus en Pater Damiaan (“De apostel der melaatsen”). weer vervoegd hebben voor hun concilieEen grote vergadering van kerkelijke ambtsdragers, voornamelijk bisschoppen, onder leiding van de paus, om beslissingen te nemen betreffende het geloof, de kerkelijke gebruiken, enz. Een concilie wordt meestal vernoemd naar de plaats waar het werd gehouden. Voorbeelden: het Concilie van Trente [1635-1653] en het Tweede Vaticaans Concilie [1962-1965], wat voorlopig ook het laatste concilie is. te Jeruzalem in het jaar 44. Het idee van een apostolische oorsprong geeft de jonge Kerk van Asturië ongetwijfeld moed in een tijd dat ze het fel te verduren krijgt van islamitische aanvallen.
Een dergelijke afstamming wordt best kracht bijgezet met een historisch aanknopingspunt. Vanaf de 9de eeuw wil de overlevering dat Jacobus ook in Spanje begraven is. Maar hoe was Jacobus dan wel ‘terug’ in Spanje geraakt? Na zijn marteldood in Palestina zou zijn lijk door zijn Iberische leerlingen Athanasius en Theodorus naar Spanje overgebracht zijn, nadat ze op wonderbare wijze er het nodige bootje voor kregen. Ze gingen aan wal in de provincie Galicië en begroeven de apostel enkele mijlen landinwaarts. De plaats van het graf te Compostella bevindt zich wel degelijk op een oude Romeinse begraafplaats.
Pas vanaf die 9de eeuw zijn er sporen terug te vinden van de verering van zijn reliekenEen overblijfsel van het lichaam van een heilige of een (deel van) een voorwerp dat met een heilige, Jezus of Maria in contact is geweest. De allereerste heiligdommen werden gebouwd op graven van heiligen. Om deze heilige aanwezig te brengen in andere kerken en kapellen werden overblijfselen van deze heiligen verspreid. De eerste altaren waren meestal de sarcofagen van de heiligen. Vandaar ook het gebruik om relieken onder de altaarsteen te plaatsen. Relieken worden ook bewaard in reliekschrijnen en eventueel tentoongesteld in reliekhouders.. Dat dit graf na een eeuwenlange veronachtzaming plots vereerd werd, moest een verklaring krijgen. Het graf zou uit de vergetelheid zijn geraakt dankzij een wonderlijke herontdekking doordat een kluizenaarEen persoon die alleen en van de wereld afgezonderd leeft om sober en vroom te leven. De woning van een kluizenaar noemt men ‘kluis’. door bovennatuurlijke lichtschijnselen aanduidingen kreeg over de vindplaats van het graf. Meteen volgt de bouw van een kerk, de eerste van een serie. De plaatsnaam ‘de Compostella’ wordt maar al te graag verklaard door de legendarische lichtschijnselen, waardoor het graf ontdekt werd. Nadien werden deze opgevat als sterren, vandaar in het Latijn: ‘campus stellarum’ (Sterrenveld), verbasterd tot ‘Compostella’. Maar omdat in het Spaans een dubbele ‘l’ als ‘lj-’ uitgesproken wordt, gaf men er de voorkeur aan om de oorspronkelijke uitspraak te behouden, en bijgevolg liet men in de schrijftaal één ‘l’ achterwege. Het is deze aangepaste Spaanse schrijfwijze die in vele talen werd overgenomen, echter niet in het Nederlands.
De plek wordt naar de apostel genoemd: ‘Sant‑iago’, waarmee men inderdaad ‘Sint-Jacob’ bedoelt. Door Iago’s naam te koppelen aan het adjectief ‘sant’ voltrok zich in de uitspraak een verzachting van de eind-‘t’ en hieruit ontwikkelde zich de typisch Spaanse voornaam ‘Diego’. Wie zou vermoeden dat bv. San Diego (USA) een stad van Sint-Jacob is?
In de middeleeuwen werd het bedevaartsoord gesitueerd in ‘Finis terrae’. Vanuit een continentaal Europees standpunt werd deze landstreek in Noordwest-Spanje (Galicië) immers aangezien als ‘het einde der aarde’. Had ook Jezus zijn apostelen niet opgedragen het evangelie te verspreiden “tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1:8)?
In de middeleeuwen stond de echtheid van Jacobus’ graf boven alle verdenking. Velen stroomden er van heinde en verre naartoe, tal van wonderverhalen werden aan hem toegeschreven en een indrukwekkende bedevaartkerk zou zijn grafplaats tekenen. Het kritisch ingestelde humanisme ten tijde van Erasmus liet er ernstige twijfels over bestaan. Later werden twee plausibelere verklaringen naar voren geschoven voor de heiligendevotie in Compostella: een gelijknamige, vereerde Jacobus, die omwille van de mohammedaanse dreiging, van Merida naar Compostella was overgebracht, en de gelijkaardig gemartelde Priscillianus, in 385 te Trier onthoofd, wiens lichaam naar Galicië was overgebracht.
De plaatselijke cultus werd al zeer snel verspreid in Noord‑Spanje. Aldra werd Sint-Jacob gepromoveerd tot voorman van de Spaanse bewustwording in de heroveringstrijd op de Moren, een reconquista die ook gewapend is met een aantal legenden. In de 11de eeuw kende de bedevaart zulk een geweldig succes dat ze alle andere bedevaarten in het Westen overtrof. Ze kreeg een waar Europees karakter. De gehele pelgrimsroute, de befaamde ‘la Ruta Xacobbea’ (Jacobsweg) of ‘El Camino (santo)’ (dé weg), werd een communicatielijn voor de cultuur, vooral door toedoen van de machtige benedictijnenabdij van Cluny. De verschillende wegen naar Santiago waren in Frankrijk tot 4 grote parcours of ‘grand chemin de Saint-Jacques’ samengebundeld, die zelf bij een vermaard pelgrimsoord aanvingen. Op de Carte des Chemins de Saint-Jacques (1648) staat ‘Anvers’ als de meest noordelijke stad op dit wegenweb. Antwerpen lag op de Compostellaroute die van Noord-Europa naar Parijs liep, o.m. via Sint-Jacob op de Koudenberg in Brussel.
In de bloeiperiode, tussen de 13de en de 15de eeuw, is een onvoorstelbare massa pelgrims naar het graf van de grote apostel getogen. Zeker tijdens een heilig jaar, wanneer het feest van Sint-Jacob (25 juli) op een zondag valt, was de toeloop enorm. De devotie tot Jacobus verspreidde zich over geheel het Europese continent; talloze kerken en kapellenEen kleine kerk die geen parochiekerk is. Zij kan deel uitmaken van een groter geheel zoals een ziekenhuis, school of godshuis of op zichzelf staan.
Een afgesloten deel van een kerk met een eigen altaar.
werden aan hem toegewijd.
Door allerlei elementen van bijgeloof en misbruiken, krijgt het bedevaartwezen – met Compostella op kop – kritiek van het christelijk humanisme, dat de nadruk legt op een innerlijke geloofsbeleving en waarvan Erasmus de spreekbuis was. Vanaf de 16de eeuw taant het succes van Compostella. De protestantse christenen zijn sowieso tegen het bedevaartwezen gekant. Maar ook de grote toeloop van katholieke christenen bleef achterwege, omdat Jacobus’ relieken in 1589 (uit angst voor een Engelse inval) elders werden opgeborgen. Andere factoren waren de vele oorlogen in de 17de eeuw, alsook de opkomst van lokale bedevaartscentra, zoals Kevelaar en Scherpenheuvel. De terugkeer van Jacobus’ gebeente in Compostella in 1879 kon na 300 jaar afwezigheid het tij niet keren. Compostella moet in internationale populariteit onderdoen voor de nieuwe devoties tot Onze‑Lieve‑Vrouw in Lourdes (1858) en in Fatima (1916).
Sinds de jaren 1980 stelt men in het buitenland weer een vernieuwde belangstelling voor Compostella vast, hetzij vooral cultureel en sportief, of door een diepere religieuze gedrevenheid. Hierin kadert de oprichting van het Vlaams Genootschap van Santiago de Compostella. Het lovenswaardig initiatief van OIKOTEN organiseert binnen een creatief heropvoedingsproject voor jonge delinquenten bedevaarten naar Compostella. Door (samen) de afstand te overwinnen leren zij vooral zichzelf overwinnen. Is dat niet het oorspronkelijk opzet van het bedevaartswezen? Tot op de dag van vandaag vertrekken jaarlijks bedevaarders naar Compostella vanuit de Sint-Jacobskerk, nadat ze eerst de zegen ontvingen.
Op weg: wat een pelgrim ‘beweegt’
Waarom trekken zo vele middeleeuwers naar Santiago? Wat bezielt hen? Wat ‘bewoog’ hen? Dezelfde vragen gaan ook op voor onze tijdgenoten die dé weg afleggen te voet of per fiets. De pelgrimage is een symbool van de levensreis, met vallen en opstaan, op weg naar een doel. “De dwaas ziet zijn doel aan het eind, een verstandig mens in het midden, de wijze reeds bij de eerste stap” (Friedrich Rückert). In die zin houdt de bedevaart nooit op, want “de langste reis is de reis naar binnen” (Dag Hammarskjöld).
Accenten kunnen verschillen naargelang de tijd. De ene trekt op uit Godsverlangen en bezinning omtrent het leven; de ander ging er aflaten verdienen. De ene gaat er uit persoonlijke boetedoening naartoe; de ander werd de lange tocht als boete door de rechtbank opgelegd. De ene gaat er om genezing bidden; de ander volbrengt vol dankbaarheid een gelofte voor een reeds bekomen gunst. De kern van op bedevaart gaan is ‘bidden met de voeten’. Op weg gaan met een hunkerend hart, in de verwachting onderweg God in een verstilde intimiteit naderbij te komen, dáár is het om te doen.
Over het aantal Antwerpenaren dat naar Compostella op bedevaart ging, bestaat geen statistische informatie, tenzij van de eertijds door de stedelijke rechtbank ‘opgelegde bedevaarten’ in de periode van 1383 tot ca. 1513. Nog geen 3 % van de 3169 werd uitgesproken richting Compostella. Doorgaans beoogde men hiermee de ‘correctie’ van misdadigers van ernstige delicten, zoals bendevorming bij vals spel en doodslag. De 13de plaats die Compostella hiermee op de ranglijst van ca. 50 bedevaartsoorden innam, mag echter geenszins als illustratief worden gezien voor het succes bij de talrijker vrijwillige bedevaarten.
Onderweg: gevaren, gastvrijheid en geleidebrieven
Ligt de tocht naar Compostella nu in een sfeer van vrije tijd, sportiviteit en romantiek, dan lag ze vroeger ingebed in de keiharde realiteit van het leven. Allereerst was de route zelf geen makkie. Een reiziger die in de middeleeuwen te voet ging, was voorzien van een wandelstok met daaraan meestal een kalebas, d.i. de uitgeholde bast van die vrucht; een soort pompoen, gebruikt als drinkbus. Een schoudermantel moest extra bescherming bieden tegen koude en regen, een breedgerande hoed tegen de zon. Daarom lag het voor de hand dat deze gewone, maar nuttige gebruiksvoorwerpen de algemene attributen van de bedevaarder werden.
Bovendien maakten onrust, oorlogsgevaar en struikroverij de tocht vaak tot een hachelijke onderneming, mede daardoor in die tijd voornamelijk een aangelegenheid voor mannen. Ook alledaagse gevaren beloerden de pelgrims onderweg: oplichting door geldwisselaars, herbergiers en valse boetepriestersIn de Rooms-Katholieke Kerk is de priester een ongehuwde man die door de bisschop tot priester is gewijd, waardoor hij het recht heeft om de zes andere sacramenten toe te dienen: het doopsel, het vormsel, de biecht, de eucharistie, het huwelijk en de ziekenzalving. die tegen betaling de biechtHet sacrament van de verzoening. De gelovige [of biechteling] belijdt zijn tekortkomingen aan een priester [de biechtvader] en spreekt zijn/haar spijt uit. Namens God schenkt deze vergiffenis [d.i. de absolutie] en legt ook een vorm van boetedoening op [de penitentie]. Deze kan o.a. bestaan uit een aantal gebeden, de opdracht om zich met een tegenpartij te verzoenen of in het verleden soms ook een bedevaart. afnamen, en de verlokkingen van vrouwen die hun charmes te huur aanboden.
Een veilig onderkomen was dan ook in verschillende opzichten welkom. Dat vond men allereerst in het gastenkwartier of ‘hospitaal’ van de kloostersGebouwencomplex waarin leden van een religieuze orde samenleven. Zij volgen daarbij de regel van hun stichter. De oudste kloosterordes zijn de kartuizers, dominicanen, franciscanen, augustijnen en hun vrouwelijke tegenhanger. Let wel: benedictijnen, norbertijnen, cisterciënzers, trappisten en hun vrouwelijke tegenhangers wonen in een abdij; jezuïeten in een huis. die de gastvrijheid als een heiligeDit is een titel die de Kerk aan een overledene toekent die bijzonder rechtschapen en gelovig heeft geleefd. In de Rooms-Katholieke en de Orthodoxe Kerk mogen heiligen worden vereerd (niet aanbeden). Een aantal heiligen zijn ook martelaren. plicht zien, ja, als een kans om elke gast als Christus te ontvangen. Later konden pelgrims ook terecht in speciaal daartoe opgerichte gasthuizen van lekenbroederschappen.
Zo kwam er in Noord-Spanje een keten van caritatieve gastenverblijven tot stand.
Omdat niet alle bedevaarders met even vrome intenties op pad waren, moest een geleidebrief uitgeschreven door een plaatselijke autoriteit de oprechte bedoelingen van de pelgrim aantonen.
Terug van weggeweest: bewijsstukken, herinneringen
Van de andere kant werd er in het bedevaartsoord een bewijsbrief meegegeven ter staving van het behaalde resultaat, zeker bij diegenen die door het gerecht ‘wandelen’ waren gestuurd. Ook nu nog wordt deze ‘compostel’ aan de bedevaarders uitgereikt na hun moeizame voettocht.
Een meer specifiek en natuurlijk bewijsstuk voor Compostella was de sint-jacobsschelp, die men aantrof op de Noord-Spaanse kusten, en die later culinair geschiedenis zou maken. Gezien de enorme populariteit van Compostella groeide de sint-jacobsschelp in de iconografie uit tot een algemeen symbool voor pelgrims.
De populariteit van Sint-Jacob en zijn bedevaartsoord is mede af te leiden uit huis- en straatnamen. Niet minder dan 78 huizen in Antwerpen droegen zijn naam, waaronder 2 ‘Sint-Jacob in Galicië’, in de jaren 1980 ook de naam van een befaamd restaurant in de Braderijstraat. Een iets culinairder tintje vind je in de naam ‘Sint-Jacobsschelp’, terwijl ‘Sint-Jacob te peerde’, in de Vingerlingstraat, blijkbaar een eufemisme was voor Sint-Jacob de Morendoder.
Het beeldje van Jacob aan de Lange Nieuwstraat 106 is er verdwenen, maar heb je al eens goed gekeken naar het hoekhuis Lange Nieuwstraat en Sint-Jacobstraat (2de helft 20ste eeuw)? Het balkon, de lichtopening en zelfs de deur zeggen genoeg: hier wordt aan Compostella gedacht. Pelgrimsattributen zoals buideltas, hoed, sint-jacobsschelp en reisstaven, die haast speren lijken, zijn speels in het smeedijzeren traliewerk ingewerkt.
Dat Jacobus in Antwerpen werd vermeld als patroonheilige van de binnenschippers is waarschijnlijk door zijn vermeende bootreizen en meer nog om de legendarische overbrenging van zijn lichaam naar Spanje. De oudst bewaarde afbeelding van een Antwerps stadszicht is trouwens een miniatuur met Sint-Jacobus (einde 15de eeuw).
Anderen op weg helpen: broederschappen en gasthuizen
Bij thuiskomst verenigden de oud-Compostellavaarders zich in de plaatselijke Sint‑Jacobusbroederschap. Deze stond in voor het pelgrimshuis in hun stad, bestemd voor pelgrims die van verder kwamen. Zo konden zij aan anderen doorgeven, wat ze zelf eens onderweg mochten ervaren. En omdat Christus het verlenen van gastvrijheid betitelde als een werk van barmhartigheid (Mt. 25:35), kond al wie daaraan meewerkte, rekenen op kerkelijke aflaten. Vandaar het ontstaan van gasthuizen voor pelgrims nabij de stadspoorten, zo ook te Antwerpen. Omdat het Sint-Julianusgasthuis, gesticht in 1305 aan de zuidzijde van het middeleeuwse Antwerpen, ook vele Compostellabedevaarders herbergde, werd de straat aan de toenmalige hoofdpoort ‘Sint-Jacobstraat’ genoemd (nu ‘Stoofstraat’).
Bij sommige van deze pelgrimshuizen werd een kapel gevoegd. Een aantal ervan groeide uit tot een heuse iglesia Santiago, Sankt Jacobskirche, église Saint-Jacques, Saint James’s church, chiesa San Giacomo of Sint-Jacobskerk.
De oudste vermelding van een Antwerpse ‘Sint-Jacobsbroederschap’ van oud-pelgrims dateert pas uit 1399 en heeft betrekking op een gastenhuis aan de oostzijde van de stad.
1399
De Sint-Jacobsbroederschap koopt een bouwgrond aan buiten de toenmalige (eerste) Kipdorppoort met de bedoeling er een gastenverblijf op te richten voor de bedevaarders uit het Noorden op weg naar Santiago de Compostela. Zij konden niet vermoeden dat zij hiermee ‘de eerste steen legden’ voor de geschiedenis van de ‘vermaarde’ Sint-Jacobskerk.
tussen 1404-1413
Het pelgrimshuis werd gebouwd op kosten van meersenier Thomas Huyghman. De locatie ervan net buiten de wallen van de 3de stadsuitbreiding liet zich wel eens interpreteren als een extra tegemoetkoming voor laattijdige bedevaarders voor wie de eerste Kipdorppoort na het luiden van de avondklok gesloten bleef.) De stadsontwikkeling begin 15de eeuw is reeds zo ver oostwaarts gevorderd dat het gastenhuis zich in feite al van bij aanvang bevindt binnen de vierde stadsomheining van ca.1410 ter hoogte van de huidige Kipdorpvest en Molenbergstraat.
1413
Aan of misschien eerder nabij het gastenhuis werd een kapel toegevoegd, traditiegetrouw georiënteerd en vanzelfsprekend toegewijd aan Sint-Jacob, met enkele jaren later een kapelanie-stichting eraan verbonden. De kapel, gelegen ‘in het Kipdorp’, bevond zich op de plaats van de huidige noordbeuk.
1454
Voor de overbrenging van het gasthuis naar de naburige Paddengracht (nu Prinsesstraat, hoek Keizerstraat) zijn noch de reden, noch de omstandigheden te achterhalen. Misschien omwille van de aanleg van een kerkhof? Sinds de stichting in 1779 van een zondagsschool voor arme ouderen met broodbedeling tot haar afbraak 1891 stond ze bekend als de ‘Broodjeskapel’.
- Sint-Jacobskerk
- Geschiedenis & Beschrijving
- Inleiding
- Sint-Jacob de Meerdere
- Op weg naar Compostella
- Historische context
- Een bouwwerf van eeuwen
- De Toren
- De architectuur
- Het grondplan
- Een parochiekerk
- De Mariakapel
- De Venerabelkapel
- De trouwkapel
- Een koor voor de kanunniken
- Kapellen van broederschappen en ambachten
- Een rustplaats voor de doden
- De grafkapellen
- Relicten van verdwenen kloosters
- De schatkamer
- Bibliografie