Sleutel tot de Sint-Jacobskerk te Antwerpen.
Inleiding: Wat de Sint-Jacobskerk typeert
Beste bezoeker, welkom in deze monumentale parochiekerk. Wanneer u de drukte van het Antwerpse winkelcentrum achter u laat, mag u hier in de indrukwekkende ruimte van dit huis van God op adem komen en u zal merken dat de rust van de Eeuwige hier voelbaar is.
Zoals zo vele Europese steden ontbreekt het Antwerpen niet aan een Sint‑Jacobsheiligdom. Het begon hier buiten de stadswallen met een gasthuis voor pelgrims uit Noord-Europa op weg naar het graf van de apostelDit is de naam die men geeft aan de voornaamste twaalf leerlingen van Jezus, die door Hem gezonden werden om het evangelie te verkondigen. Bij uitbreiding wordt de term ook gebruikt voor andere verkondigers, zoals Paulus en Pater Damiaan (“De apostel der melaatsen”). Jacobus in Santiago de Compostella. Nog steeds komen pelgrims, soms al met een schelp als insigne om de hals, hier de zegen vragen voor hun (voet-)tocht.
In 1413 bouwt het broederschap een Sint-Jacobskapel die ook dienst doet voor de lokale bevolking. De verheffing van de kapelEen kleine kerk die geen parochiekerk is. Zij kan deel uitmaken van een groter geheel zoals een ziekenhuis, school of godshuis of op zichzelf staan.
Een afgesloten deel van een kerk met een eigen altaar.
tot parochiekerk in 1478 resulteert 13 jaar later in de aanvang van de huidige kerk in Brabants-gotische stijl. Stoere zuilen dragen de typisch gotische skeletbouw terwijl het rijke maaswerk van de talloze glasramen zorgt voor een alomtegenwoordige decoratieve achtergrond.
De universele geldingsdrang naar groter en hoger stimuleert de bouwers tot (slechts) één toren die de toren van de O.‑L.‑Vrouwekerk moest overschaduwen. Van die ongeveer 155 m hoge droom geraakt amper een derde gerealiseerd. Al bij al staat op Sint-Jacob toch nog een robuuste toren die Antwerpen reeds bijna 500 jaar typeert. Ook nu nog reikt de nog veel hogere ambitie her en der boven de huizen uit.
De indrukwekkende ruimte van Sint-Jacob is allereerst een parochiekerk waar de geloofsgemeenschap vooral op zondagen de kerkelijke feesten viert, alsook de grote momenten uit het persoonlijk leven van de parochianen; vandaar een doopkapel en – aanvankelijk – een kerkhof.
In die hoedanigheid kon de Sint-Jacob, in navolging van de (kathedrale) hoofdkerk, onderdak bieden aan de altarenHet altaar is het centrale meubel in de Eucharistie. In oorsprong is een altaar een offertafel. Dit past in de theologische visie dat Jezus zichzelf geofferd heeft, door zijn kruisdood, om de mensheid te verlossen, zoals dit symbolisch wordt uitgebeeld op het schilderij “Het Lam Gods” van de gebroeders Van Eyck. In de huidige tijd wordt het altaar dikwijls omschreven als “de tafel van de Heer”. Hierbij verwijst het altaar naar de tafel waaraan Jezus en zijn leerlingen zich bevonden bij de instelling van de Eucharistie tijdens het Laatste Avondmaal. Net zoals Jezus en zijn leerlingen toen, verzamelen de priester en de gelovigen zich rond deze tafel met brood en wijn. van een aantal kleinere ambachten en gilden. Ook de puur devotionele broederschappen wilden maar al te graag een standplaats bekomen voor een eigen altaar en wedijverden in pracht. De voornaamste onder hen – nog steeds actief – zijn die van O.-L.-Vrouw en die van het Heilig SacramentDe geconsacreerde hostie, waarin men de aanwezigheid van Jezus Christus erkent. Een synoniem is ‘het Venerabel’. In grotere kerken is hieraan een eigen kapel toegewijd, doorgaans aan de zuidzijde van de kerk..
In volle baroktijd, de 1ste helft van de 17de eeuw, helpen enkele gefortuneerde families met een private grafkapel in gotische stijl (!) de kooromgangWandelgang rond het hoogkoor, waarop eventueel koorkapellen en kranskapellen uitgeven. te voltooien. Het is overigens dankzij de stichting van de beroemdste grafkapel: die van P.P. Rubens (en familie), dat het enige Rubens’ schilderij (nog net) in de Sint-Jacob terecht is gekomen. Omdat haast alle altaren nog ten tijde van het maniërisme van een nieuw altaarstuk voorzien waren, bestond er immers geen behoefte meer om bij de grootmeester van de barok een bestelling te plaatsen.
Daarnaast fungeerde de Sint-Jacobskerk anderhalve eeuw als ‘collegiale kerk’ voor een kapittelAlle kanunniken die verbonden zijn aan een kathedraal of een andere belangrijke kerk, die men dan kapittelkerk of collegiale kerk noemt. In een klooster of abdij is dit ook de vergadering van de religieuzen, in een kapittelzaal, ‘met stem in het kapittel’. van (collega-)kanunnikenIemand die samen met andere kanunniken verbonden is aan een kathedraal of collegiale kerk en als voornaamste taak heeft, in te staan voor het koorgebed.. Pragmatisch pas opgericht in 1656 kwam dit statuut pas in voege eens ze hun eigen koorruimte in gebruik konden nemen: een gotische koorruimte met vervolgens een ongemeen rijk barokke meubilair. Het speelse, fantasierijke koorgestoelteGeheel van koorbanken. gericht naar het zwierige en triomfantelijke hoofdaltaar herinnert aan hun vaste gebedstijden, net als het zwaar geprofileerde koordoksaalEen (meestal versierde) wand die het koor of hoogkoor afscheidt van het dwarsschip en het schip. Hierdoor wordt het hoogkoor a.h.w. een afgesloten kapel binnen de kerk. Op het doksaal bevindt zich meestal het triomfkruis en soms ook een orgel. In Antwerpen heeft de Sint-Jacobskerk nog een dergelijk doksaal en wat verderaf, in Lier, de Sint-Gummaruskerk. Ook het brede balkon boven de ingang van een kerk, waarop meestal het orgel staat, noemen we doksaal of oksaal., bekroond door een koororgel. De eretitel van ‘vermaarde collegiale kerk’ slaat niet op de kunstzinnige uitstraling van de kerk – zoals al eens gesuggereerd werd – maar het betreft een canonieke (eerste) graad voor kapittels, gegund door Paus Clemens XI in 1705. Gezien het grotere aantal kapittels toen ligt het voor de hand dat het kapittel van Sint-Jacob zich deze eer liet welgevallen. Het ‘vermaarde’ kapittel is niet meer, maar het uitzonderlijk bewaarde, barokke koordoksaal verleent aan het interieur van de Sint‑Jacob nog steeds een voor onze gewesten haast uniek karakter.
Legt de barok aanvankelijk het accent op de schilderkunst, midden 17de eeuw verschuift zij dit naar de beeldhouwkunst. Vandaar dat de barokmeester Rubens nauwelijks iets heeft kunnen ontwaren van de huidige overvloed aan barokke marmers, zoals de portiektransformatie van de altaren, de kapelafsluitingen en de communiebankenEen lage afsluiting van het koor of een kapel, in de vorm van een lange knielbank. Vóór het Tweede Vaticaans Concilie gold het gebruik dat men de communie geknield op deze bank ontving.; evenmin van de preek- en biechtstoelenEen meubel dat speciaal werd ontworpen om het sacrament van de biecht te vergemakkelijken, m.n. door te vermijden dat biechtvader en biechteling oog in oog met elkaar zouden staan. Links en rechts zijn knielbanken voor biechtelingen; in het midden is een hokje waarin de biechtvader zit. Beiden zijn van elkaar gescheiden door een wand waarin een rasterwerk is aangebracht zodat de biechtvader de biechteling wel kan horen, maar niet zien. en van de talloze epitafen.
Van de oorspronkelijke gotische en vroeg-renaissancistische kunstwerken moet je nauwelijks nog sporen verwachten: daarvoor heeft de Beeldenstorm in 1566 en in 1581 te lelijk huisgehouden. Dat de laatgotische Sint-Jacobskerk haar ongemeen rijk maniëristisch en vooral barokke patrimonium integraal heeft weten te behouden is eerder uitzonderlijk. Dat ze tijdens het Frans Revolutionair Bewind gespaard is gebleven van het gebruikelijke scenario van sluiting en verkoop heeft ze te danken aan een beëdigd priesterIn de Rooms-Katholieke Kerk is de priester een ongehuwde man die door de bisschop tot priester is gewijd, waardoor hij het recht heeft om de zes andere sacramenten toe te dienen: het doopsel, het vormsel, de biecht, de eucharistie, het huwelijk en de ziekenzalving. die trouw zwoer aan de Republiek en als beloning voor deze vorm van samenwerking (‘collaboratie’) over een kerk naar keuze mocht beschikken. Alleen spijtig dat de meeste gebrandschilderde ramen het moesten ontgelden in de Tweede Wereldoorlog.
Onder de indruk van al deze pracht en praal deed een Duits bezoeker einde 19de eeuw de uitspraak dat de Sint-Jacobskerk “als rijkste kerk van de Germaanse landen… het wel verdient om in Venetië te staan”. Hoezeer dit de chauvinistische Antwerpenaren ook aanspreekt, zij houden hun Sint-Jacob toch liever bij zich. Moge dit majestueuze huis van God haar apostolische zending blijven vervullen als een oase van stilte, gebed en verzoening, een tempel van de goddelijke eredienst, een leerhuis ook waar de kunst door velerlei vormen van duiding de blijde boodschap van Jezus Christus mag openbaren als een “licht in de duisternis”.
Feestdag van Sint-Jacobus anno Domini 2008
De auteur
- Sint-Jacobskerk
- Geschiedenis & Beschrijving
- Inleiding
- Sint-Jacob de Meerdere
- Op weg naar Compostella
- Historische context
- Een bouwwerf van eeuwen
- De Toren
- De architectuur
- Het grondplan
- Een parochiekerk
- De Mariakapel
- De Venerabelkapel
- De trouwkapel
- Een koor voor de kanunniken
- Kapellen van broederschappen en ambachten
- Een rustplaats voor de doden
- De grafkapellen
- Relicten van verdwenen kloosters
- De schatkamer
- Bibliografie