De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen, een openbaring.
De kapittelkerk met het koor
Tussen de aanleg van de funderingen en de overwelving verliepen een veertig jaar: van 1351 tot ca. 1391. Samen met het dakgebinte behoort het koorIn een kerk met kruisvormig grondplan dat deel van de kerk dat t.o.v. het dwarsschip aan de andere zijde van het schip ligt. In het koor bevindt zich het hoofdaltaar. met zijn gewelven tot de oudste, haast ongeschonden, bouwkundige realisaties in Antwerpen. De meeste gewelfsleutels dateren van net voor 1391. Sinds de restauratie in 1992 tonen zij opnieuw hun oorspronkelijke kwaliteit en hun helle polychromie, die ze onder meerdere kalklagen wisten te bewaren. Als ‘beeldenaar’ zien we, van west naar oost, als eerste: Johannes de Doper, die wijst naar het Lam Gods op de arm. De verdwenen sculptuur van de tweede gewelfsluitsteen is in 1993 hernieuwd met een reliëf van Maria met Kind. Sint-PetrusHij was één van de twaalf apostelen. Hij was een visser die samen met zijn broer Andreas door Jezus werd opgeroepen om Hem te volgen. In de evangelies en de Handelingen van de Apostelen is hij de leerling die het meest wordt vermeld. Zijn oorspronkelijke naam was Simon. Zijn bijnaam Petrus (d.i. rots) kreeg hij van Jezus, die volgens de overlevering zei dat Hij op deze rots zijn Kerk zou bouwen. toont fier zijn sleutelmacht en houdt zijn geloofsartikel in een open boek voor: ‘Credo in Deum p[atrem]’ (Ik geloof in God de Vader). Ten slotte krijgt ieder de zegen van Christus Salvator in de apsisHalfronde of veelhoekige uitbouw waar zich het hoofdaltaar bevindt in een kerk.. Zijn afgebroken gelaat is waarschijnlijk te verklaren door het metalen buisje dat later door de reliëfplaat is geboord. Het raadselachtige buisje geeft – omwille van de zes gewelfribben toevallig ter hoogte van zijn mond – uit op een trechtervormige gemetselde bak boven het gewelf. Om iets op te hangen vlak boven of voor het middeleeuwse of het barokke hoofdaltaar? Of werd er hier iets naar beneden gestrooid?
Het koorgestoelteGeheel van koorbanken.
De Onze-Lieve-Vrouwekerk was van meet af aan tot in 1798 een collegiale of kapittelkerkEen kerk die geen kathedraal is maar wel een college (d.i. een groep) van kanunniken heeft om het koorgebed te verzorgen., waar een college van kanunnikenIemand die samen met andere kanunniken verbonden is aan een kathedraal of collegiale kerk en als voornaamste taak heeft, in te staan voor het koorgebed., in 1224 toegenomen van 12 tot 24, het getijdengebedHet dagelijkse officiële publieke gebed in de Rooms-Katholieke Kerk. Op 5 [vóór het Tweede Vaticaans Concilie 8] momenten gespreid over de dag [en de nacht] wordt in abdijen, kloosters en kapittelkerken samengekomen om deze gebeden te bidden en te zingen. of officie gezamenlijk bidt. Omdat zij de gebeden er grotendeels zingen, heet deze aparte gebedsruimte ook het ‘koor’. Vanuit het koorgestoelte richtten de kanunniken zich voor de kapittelmis naar het hoofdaltaar in het oosten.
Bij gebrek aan congrescentra leent het koor met zijn talrijke zitplaatsen zich eeuwenlang voor belangrijke vergaderingen. Zo vindt het 22ste kapittelAlle kanunniken die verbonden zijn aan een kathedraal of een andere belangrijke kerk, die men dan kapittelkerk of collegiale kerk noemt. In een klooster of abdij is dit ook de vergadering van de religieuzen, in een kapittelzaal, ‘met stem in het kapittel’. van de Orde van het Gulden Vlies in 1555 hier plaats. Ter herinnering blijven de wapenschilden van deze orderidders gewoontegetrouw boven het toenmalige koorgestoelte hangen, en dit bijna 250 jaar – tot aan het Frans Revolutionair Bewind, wanneer ze publiekelijk werden verbrand. Dat ter gelegenheid van deze hoogadellijke vergadering ook nog de drie glasramen in de apsis worden geschonken door de grootmeester van de orde, komt minder voor, maar getuigt in de voornaamste ruimte van de kathedraalDe hoofdkerk van een bisdom, waar de zetel van de bisschop staat. hoezeer politiek en godsdienst toen met elkaar verweven waren. Op het linkerraam, iconografisch rechts, zit de grootmeester, koning Filips II van Spanje, geknield op een bidstoel: tegenover hem zit zijn toenmalige, Engelse, echtgenote, Maria Tudor. Beiden worden gepatroneerd door hun respectieve naamheilige: de apostel Filippus en Maria met Kind. Het centrale glasvenster staat vooral voor de Orde van het Gulden Vlies, vertegenwoordigd door haar beschermheilige, Sint-Andreas, met de ramsvacht van het Gulden Vlies aan zijn voeten, het ordeteken, het sint-andrieskruis met de Bourgondische vuurslag. De figuur van Sint-PaulusHij heette oorspronkelijk Saulus, hij was een jood met het Romeins staatsburgerschap en een christenvervolger in de periode kort na de dood van Jezus. Na zijn bekering werd hij de belangrijkste verspreider van het evangelie in wat nu Turkije en Griekenland is. Hij schreef brieven om contact te houden met de christelijke gemeenschappen die hij had gesticht en deze teksten zijn de oudste van het Nieuwe Testament. Alhoewel hij Jezus nooit heeft ontmoet, wordt hij wel “apostel” genoemd. herinnert waarschijnlijk aan het vorige trio glasramen dat in 1408 bij wijze van boete door misdadigers betaald werd, en waarop de apostelenDit is de naam die men geeft aan de voornaamste twaalf leerlingen van Jezus, die door Hem gezonden werden om het evangelie te verkondigen. Bij uitbreiding wordt de term ook gebruikt voor andere verkondigers, zoals Paulus en Pater Damiaan (“De apostel der melaatsen”). Petrus en Paulus het stadswapen van Antwerpen flankeerden. De glasramen, geplaatst door Cornelis van Dale in 1557, zijn bij de restauratie in 1875 door de firma Stalins en Janssens grotendeels vernieuwd.
Naar het uitzicht van het middeleeuwse meubel hebben we het raden, maar van het vroegbarokke meubel uit ca. 1610, dat tijdens het Frans Revolutionair Bewind verkocht wordt, krijgen we toch een glimp te zien in het schetsboek waarin kunstschilder Pieter van Lint ca. 1625 een rondgang gemaakt heeft door de kathedraal. Ondanks de afschaffing van het kapittel bij het concordaat van 1801, wenst de kerkfabriekEen officiële instelling die de materiële middelen beheert die nodig zijn voor de uitoefening van de eredienst in een parochie. Concreet betekent dit dat zij instaat voor de (ver)bouw(ing) en het onderhoud van het kerkgebouw, de aankoop van liturgische gewaden en voorwerpen, het betalen van lonen van de organist en eventueel personeel, … De kerkfabriek heeft inkomsten uit misintenties, speciale vieringen (m.n. huwelijken en uitvaarten), een deel van de collecte en eventueel uit pacht- en huurgelden van onroerend goed. een nieuw gestoelte, bestemd voor de geestelijken, zangers en voor de leden van de kerkfabriek. Bij de wedstrijd in 1839 valt de keuze op het neogotische ontwerp van de 23-jarige architect en beeldhouwer Frans Durlet, die opgang maakte in het opkomende elan van de neogotiek. Hij voorziet een weergaloos monumentaal gestoelte dat qua omvang zijn gelijke niet kent, afgestemd als het was op het toenmalige buitensporige neoclassicistische hoofdaltaar. Over een onafgebroken periode van liefst 40 jaar (1840–1881) werken er verscheidene beeldhouwers aan zoals Joseph Jacques Ducaju, Karel Geerts en Jan Baptist de Cuyper, onder leiding van Jozef Geefs, maar het leeuwenaandeel werd uiteindelijk geleverd door Jean-Baptist van Wint en Jean-Baptist de Boeck.
- Onze-Lieve-Vrouwekathedraal
- Geschiedenis & Beschrijving
- Voorwoord
- Inleiding
- De historische context
- Een bouwgeschiedenis van eeuwen
- Een kathedraal staat nooit alleen
- De Onze-Lieve-Vrouwetoren
- Het hoofdportaal
- De ruimtewerking
- De Tenhemelopneming (C.Schut)
- De Kruisoprichting (PP.Rubens)
- De Kruisafneming (PP.Rubens)
- De Verrijzenis (PP.Rubens)
- De Tenhemelopneming (PP.Rubens)
- Het hoofdaltaar
- Kapittelkerk
- Bisschopskerk
- Parochiekerk
- De preekstoel
- De biechtstoelen
- De armenzorg
- De Venerabelkapel
- De Mariakapel
- Ambachten en gilden
- De kooromgang
- De grafmonumenten
- Looft de Heer !
- Alle registers open: de orgels
- De Kruisdrager (J.Fabre)
- Bibliografie
Het gestoelte telt 72 zitplaatsen, aan elke zijde een onderrij en een bovenrij van 18 stoelen, in het midden onderbroken door een hoge traptoren, die verwijst naar de grote kerktoren. In de rugbeschotten vertellen de 36 taferelen in hoogreliëf het levensverhaal van Maria. Verder wemelt het in de hoge rugwanden van allerlei categorieën Bijbelse figuren en heiligen, en engelen met de passieinstrumenten. In elk van de vier zones is er een rij van acht tussenschotten met daarop telkens een losstaand beeldje. Aan de zijde van het vieringaltaar staan kerkvaders tegenover evenzoveel ordestichters. Aan de zijde van het hoofdaltaar vormen de rijen van acht losstaande beeldjes (werk van Joseph Jacques Ducaju) een verrassende uitbeelding van twee evangelieteksten die tot de kern van Jezus’ boodschap horen.
Aan de noordkant wordt voorgehouden te bidden zoals Jezus het geleerd heeft: het Onze Vader (Mt. 6:9–13), te beginnen aan de traptoren. Na de aanspreking worden de zeven beden elk afzonderlijk uitgebeeld. (foto’s JV)
Aan de ingang van elk gestoelte zetten musicerende engelen de koorzang kracht bij. Op de tegenoverliggende zone van het zuidelijke koorgestoelte staan de zaligsprekingen uit Jezus’ Bergrede (Mt. 5:3–12), waarmee Hij een aantal levenshoudingen van onvoorwaardelijke goedheid prijst als aanzet voor onbetaalbaar geluk tot in de hemel. Deze ‘acht zaligheden’ zijn te lezen van links naar rechts. Omdat in de Katholieke Kerk tot het Tweede Vaticaans ConcilieEen grote vergadering van kerkelijke ambtsdragers, voornamelijk bisschoppen, onder leiding van de paus, om beslissingen te nemen betreffende het geloof, de kerkelijke gebruiken, enz. Een concilie wordt meestal vernoemd naar de plaats waar het werd gehouden. Voorbeelden: het Concilie van Trente [1635-1653] en het Tweede Vaticaans Concilie [1962-1965], wat voorlopig ook het laatste concilie is. de Vulgaat als standaard Bijbeltekst gehanteerd werd, verschilt de volgorde van de tweede en de derde zaligheid van de huidige Bijbelvertaling: (foto’s JV)
Hoe stichtend het rijke beeldprogramma ook wil zijn, de speelsheid die menig middeleeuws koorgestoelte typeert, is ook hier aanwezig, zij het niet op ooghoogte. Toch horen de leuke figuurtjes in het verhemelte – meer dan men op het eerste gezicht vermoedt – thuis binnen de context van een koorgestoelte. God verdient lof van de gehele schepping: de talrijke halflijfse figuurtjes van engelen, volwassenen en koorknapen ondersteunen met hun vreugdevolle zang en muziek de liturgische lofprijzing daaronder in de koorbankenEen reeks zitplaatsen, meestal in hout, langs de lange zijden van het koor. Deze plaatsen zijn voorbehouden voor de personen die het koorgebed bidden en zingen.. Op haar wijze bezingt ook de flora de schepping. De (drie) zwaluwnesten roepen Psalm 84:1–3 op: Hoe lief is mij uw woning, Heer der hemelmachten, mijn ziel verlangt en hunkert naar uw heiligdom. … Want zelfs … de zwaluwen vinden een nestje voor hun broed. Voor mij is dat uw altaarHet altaar is het centrale meubel in de Eucharistie. In oorsprong is een altaar een offertafel. Dit past in de theologische visie dat Jezus zichzelf geofferd heeft, door zijn kruisdood, om de mensheid te verlossen, zoals dit symbolisch wordt uitgebeeld op het schilderij “Het Lam Gods” van de gebroeders Van Eyck. In de huidige tijd wordt het altaar dikwijls omschreven als “de tafel van de Heer”. Hierbij verwijst het altaar naar de tafel waaraan Jezus en zijn leerlingen zich bevonden bij de instelling van de Eucharistie tijdens het Laatste Avondmaal. Net zoals Jezus en zijn leerlingen toen, verzamelen de priester en de gelovigen zich rond deze tafel met brood en wijn., Heer der hemelmachten. De even zoveel vleermuizen daarentegen, die doorgaans staan voor de duistere krachten, blijven voorlopig een vraagteken.
Annexen vooral voor de kanunniken
De kapittelzaal (tweede helft 14de eeuw of begin 15de eeuw) lag aanvankelijk aan de noordkant (zie Sint-Jozefskapel). In 1482–1487 wordt onder leiding van Herman de Waghemakere naast de zuidelijke kooromgangWandelgang rond het hoogkoor, waarop eventueel koorkapellen en kranskapellen uitgeven. een blok dienstgebouwen opgetrokken, waaronder de kapittelsacristie, nu de grote sacristieDe kamer waar de priester(s), de gebedsvoorganger(s) en de misdienaar(s) en/of acoliet(en) zich voorbereiden en omkleden voor de mis., die zich zo dicht mogelijk bij het hoogkoorIn een groot koor met verschillende onderdelen, is het hoogkoor dat deel van het koor waar zich het hoofdaltaar bevindt. bevindt. De aanpalende kapittelbibliotheek, de ‘librije’, wordt na 1585 als kapittelkamer ingericht, terwijl de bibliotheek dan verhuist naar het meer zonnige Papenhof.
Voor de talrijke kapelaans die een altaar aan een van de tientallen zijaltaren bedienden, werd een afzonderlijke sacristie gebouwd. Daarnaast was er zelfs een aparte ‘brood- en wijntoog’, waar de miswijn en het brood voor de hostiesEen schijfje brood van ongezuurd tarwemeel dat volgens het Rooms-Katholieke geloof tijdens de eucharistie het lichaam van Christus wordt. werd bewaard.
De kerkfabriek, die tot aan het Frans Revolutionair Bewind samenwerkt met het kapittel, krijgt in 1640 een eigen vergaderzaal met aanpalende ‘paeykamer’ (betaalkamer, lees: geldkluis), die zich situeert binnen de voormalige buitenmuur van het ‘Nieuwe Werck’.