Antwerpen, Kerken en Toerisme
Toerismepastoraal, Bisdom Antwerpen (TOPA vzw)

Sint-Paulus, de Antwerpse dominicanenkerk, een openbaring.

Geen kloosterkerk zonder koor

Een eigen hoofdaltaar

Het hoofdaltaar, gravure naar tekening van Peter II Verbruggen, ca. 1670 © Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet Antwerpen

Geschiedenis

‘het (groot) Visioen van Sint-Dominicus’ Rubens, ca. 1618-’20.

Op het vroegere hoofdaltaar reeds prijkte ‘het (groot) Visioen van Sint-Dominicus’ van Rubens, stilistisch te dateren ca. 1618-’20. Dominicus zou een visioen hebben gehad waarin hij zichzelf en zijn vriend Franciscus van Assisi de zondige wereld zag behoeden tegen de toorn van Jezus. Overeenkomstig de drie grootste zonden waar de mens aan ten prooi valt – hoogmoed, wellust en hebzucht – schiet Christus evenzoveel bliksems af. Daarop tracht Maria Hem te bedaren. Ze stelt Hem twee getrouwe dienaars voor die de wereld kunnen bekeren: Sint-Dominicus en Sint-Franciscus. Door dit altaarstuk werd de aandacht van de dominicanen in het koorgestoelte blijvend op hun zending gevestigd, namelijk in het spoor van hun ordestichter de goddelijke genade van de Zaligmaker te bemiddelen voor de mensheid.

Hert marmeren portiekaltaar

Sint-paulus – het marmeren portiekaltaar

De dominicaan en oud-prior Marius Ambrosius Capello, bisschop van Antwerpen, wil zijn klooster een onvergetelijk geschenk nalaten: het marmeren portiekaltaar, hoog verheven op het hoogkoor. De toenmalige kostprijs van 80.000 gulden komt momenteel overeen met liefst ca. 3,8 miljoen €. Het gevaarte, ontworpen door Ambrosius’ huiskapelaan Frans Van Sterbeeck, wordt uitgevoerd door vader en zoon Peter Verbruggen, en gewijd door de mecenas-bisschop in 1670.

Gigantische marmeren zuilen, met een doorsnede van ca. 63,5 cm en een gewicht van ca. 4500 kg, torsen een immens, gebroken fronton, aangezet door twee krolschelpen.

In de centrale nis wordt de apostel Paulus geëerd met zijn titel ‘doctor gentium’, de leraar der volken. Met zwaard en boek in de hand geeft hij te kennen dat hij bereid is de marteldood te sterven voor de prediking van het woord van God: Jezus’ evangelie. De twee open boeken naast hem alluderen mogelijk op de boeken van het O.T., die hij niet langer beschouwt als Gods laatste woord, doch enkel als aanzet voor het N.T. Met een haast bezwerend handgebaar kijkt hij streng naar zijn toehoorders. Bovenop het nisfronton komen vier engeltjes aangevlogen om hem de attributen van de hemelse beloning voor het martelaarschap aan te bieden: een lauwerkrans en een palmtak.

Het devies van de dominicanen, dat doorloopt op beide krolschelpen – ‘IN FIDE ET VERITATE’ (in geloof en in waarheid) – wordt erboven uitgebeeld door twee gepersonifieerde deugden. Eerst, links, het christelijk geloof met het kruis, waarbij de kelk met geconsacreerde hosties, in de andere hand van deze allegorische figuur, duidt op de specifieke katholieke leer. Rechts wordt de waarheid gesymboliseerd door de ene, universele zon, een open boek van de belezenheid en een triomfantelijke palmtak. Het kruis dat gevat in een reusachtige, glorieuze stralenkrans, het geheel bekroont, is het vierkante kruis van de dominicanenorde.

De witmarmeren bustes van de vier westerse kerkvaders verlevendigen de zwartmarmeren altaarbasis, want zij staan symbool voor het theologische denkwerk dat geloof en rede wil verbinden. Van links naar rechts: de boeteling Hiëronymus met de bazuin van het Laatste Oordeel; Ambrosius van Milaan met de bijenkorf van de (honingzoete) welsprekendheid; centraal paus Gregorius met de zinnebeeldige duif van de Heilige Geest, die inspireert bij het dicteren; Augustinus met het vlammend hart. Zij delen ‘de eer der altaren’ met uiterst rechts Sint-Thomas van Aquino, de beroemde dominicanentheoloog en sinds 1567 ‘kerkleraar’.

De opdrachtgever kan het niet nalaten om, zij het op relatief bescheiden wijze, zichzelf op dit monument te laten vereeuwigen en enkele biografische gegevens te laten verwerken die duiden op zijn religieuze opgang: als christen gedoopte, als religieus met de drie geloften, als gewijde bisschop.

Marius kijkt doorheen de tralies van de gevangenis naar binnen

Haast onooglijke details op Gregorius’ koormantel alluderen op Capello’s doopnaam, want de twee taferelen in ‘borduurwerk’ hebben betrekking op de heilige Marius, een Pers die in de derde of vierde eeuw naar Rome komt. Hij bekommert zich om de gevangen christenen, zoals de voorname Quirinus. Marius kijkt doorheen de tralies van de gevangenis naar binnen (linkertafereel). Nadien zoekt Marius contact met de christenen, afgaande op hun psalmgezang. Uit angst voor de politie openen die slechts behoedzaam de deur voor hem (rechtertafereel). Hetzelfde ‘geborduurde medaillon’ komt voor op de koormantel die de witmarmeren bisschop Capello draagt op zijn praalgraf in de O.-L.-Vrouwekathedraal (Artus II Quellinus, na 1676).

Uit angst voor de politie openen de Christenen slechts behoedzaam de deur voor Marius

Omdat Capello bij zijn intrede de kloosternaam Ambrosius gekregen heeft, naar de dominicaner zalige Ambrosius Sansedonius, geldt tevens Ambrosius van Milaan als zijn naamheilige. Een dankbare aanleiding om in het gelaat van de kerkvader het portret van Capello te vereeuwigen.

Tussen het Sint-Paulusbeeld en het altaarschilderij is het wapenschild van bisschop Capello prominent aanwezig.

Gestimuleerd door het voorbeeld van de naburige jezuïeten (de huidige Sint-Carolus Borromeuskerk), voorzien de dominicanen ook hun barokke portiekaltaar van een systeem om het altaarstuk beurtelings af te wisselen, weliswaar met slechts twee schilderijen. Die werden dan aan weerszijden van een lange verticale as, ruggelings tegen elkaar, opgehangen. Naast de vermelde Rubens kon men De marteldood van Sint-Paulus bewonderen van Theodoor Boeyermans (ca. 1670). In 1794 worden beide stukken door de Franse bezetter opgeëist en weggevoerd naar Parijs. In 1811 geeft Napoleon ze verder aan regionale musea. Dit is voor de Fransen na de Slag bij Waterloo een mooi alibi om ze niet te beschouwen als een onderdeel van de verzameling schilderijen die het Louvre moet restitueren. Dat verklaart waarom Rubens’ Sint-Dominicus nu de blikvanger is van het Musée des Beaux Arts te Lyon, en Boeyermans’ Sint-Paulus bewaard wordt in Aix-en-Provence, nu in de Ste Marie Madeleine.

Ter vervanging schildert Cornelius Cels in 1807 De Kruisafneming voor het hoofdaltaar, die echter academisch koel lineair blijft. Misschien kan het wisselmechanisme weer worden geïnstalleerd om er een tweede schilderij, een meer hedendaagse creatie, in mee op te nemen? Maar dan moet ook het nieuwe schilderij 555 cm h x 372 cm b meten!

De marteldood van Sint-Paulus, Theodoor Boeyermans, ca. 1670

Voor het tweede schilderij De marteldood van Sint-Paulus liet Theodoor Boeyermans zich ca. 1670 volledig inspireren door Rubens, die dit thema behandeld had voor het Rood Klooster bij Brussel. Halvelings geknield op een heuvel wacht Paulus, de ogen hemelwaarts gericht, de fatale houw af die zijn hoofd zal doen rollen. Op Paulus’ verzoek komt Plautilla hem blinddoeken, aldus de Legenda Aurea van de dominicaan De Voragine. De toeschouwers op de heuvelflank, soldaten en christenen, vormen mee de barokke diagonale (opwaartse) as die oploopt naar de plek van de terechtstelling. Engeltjes brengen reeds de laurierkroon en de palmtak van Paulus’ hemelse overwinning aan. SP90a09

Sint-Paulus – glasramen hoogkoor

Het witmarmeren antependium (Jan Baptist de Cuyper, 1845) dient voor een uitzonderlijke voorstelling van de eucharistische Christus: Jezus reëel aanwezig in de Eucharistie.

In de 17de eeuw krijgt glasschilder Abraham Van Diepenbeeck de opdracht om het levensverhaal van de patroonheilige Paulus in de tien ramen aan weerskanten in het koor uit te beelden.

De huidige vier glasramen achter het hoofdaltaar (H. Leenen, 1967) herinneren aan de populaire heiligen uit de vorige parochiekerk van Sint-Walburgis: Sint-Eligius, Sint-Catharina van Alexandrië, Sint-Amandus en Sint-Walburgis.

De wetenschappelijke verantwoording voor de gegevens in verband met het hoogkoor van de Sint-Pauluskerk te Antwerpen staat HIER.